Samenvatting
Er zal pas een vogelgrieppandemie komen als een hoog pathogeen virus mensen kan infecteren, vrijwel niemand afweer heeft tegen het virus en een efficiënte overdracht van mens op mens plaatsvindt. Het besmettingspatroon verloopt in door de WHO ingedeelde fasen. De huisarts komt in beeld vanaf fase 3, als een nieuwe virusvariant een beperkte mens-op-mensbesmetting geeft. Dit komt weinig voor, maar In de praktijk geeft een voorbeeld waarmee de huisarts rekening moet houden.
Een onschuldig hoestje?
Mevrouw Grol, 37 jaar, heeft samen met haar man een pluimveeboerderij. Zij komt op het spreekuur in verband met hoesten. Ze heeft bovendien spierpijn en lichte verhoging. Haar man had ook een paar dagen gehoest, maar dat is nu weer over. Ze rookt niet en heeft geen astma. Op de boerderij zijn wel wat zieke dieren, maar niet meer dan anders. De dieren zijn gevaccineerd. Huisarts Wulsink doet lichamelijk onderzoek maar vindt geen afwijkingen. Hij is niet helemaal gerust vanwege de berichten in de media over vogelgriep en hij besluit de arts Infectieziekten van de GGD te bellen. Deze is niet bereikbaar, maar zal worden opgeroepen. Wulsink belooft mevrouw Grol later op de dag terug te bellen, maar hij vraagt zich af of zij wel zo naar huis kan.
Voorzorgsmaatregelen
Verdere verspreiding van een mogelijke aviaire influenza moet zoveel mogelijk worden voorkomen, dus geeft Wulsink een mond-neusmasker (wat hij bij een vermoeden van aviaire influenza ook al bij aanvang van het consult had kunnen doen) en de volgende adviezen:
- thuis blijven en contact met anderen zoveel mogelijk beperken;
- bij het snuiten van de neus, niezen of hoesten papieren zakdoekjes gebruiken en deze na eenmalig gebruik weggooien;
- veelvuldig de handen met water en zeep wassen en het aanraken van ogen, neus en mond voorkomen om besmetting via voorwerpen tegen te gaan.
Inbreng van de GGD
De arts Infectieziekten belt terug en vertelt dat onder dieren aviaire influenza kan voorkomen, maar dat overdracht van dier op mens nog niet is aangetoond. Meneer en mevrouw Grol zouden de eersten kunnen zijn gezien hun intensieve contact met zieke dieren. Hij vraagt Wulsink te handelen volgens het draaiboek uitgaande van fase 2 van een influenzapandemie. Twee dagen later belt de GGD-arts opnieuw. De kweek toonde een nieuwe influenzavariant die in potentie tot een pandemie zou kunnen leiden. Bij een nieuwe (aviaire) influenzavariant wordt geprobeerd de infectie in te dammen door contactopsporing en profylaxe met antivirale middelen bij personen na – waarschijnlijke – blootstelling aan een virologisch bevestigd geval van influenza (maar vóórdat zich bij hen ziekteverschijnselen hebben geopenbaard). Ook Wulsink zelf komt in aanmerking voor profylaxe, evenals zijn assistente als zij aan de balie contact heeft gehad met mevrouw Grol, maar niet zijn gezinsleden.
- Oseltamivir als profylaxe: voor volwassenen en kinderen ouder dan 13 jaar 1 dd 75 mg; kinderen 1-13 jaar afhankelijk van het gewicht (23-40 kg: 1 dd 60 mg; >40 kg: 1 dd 75 mg) tot 7 dagen na het laatste onbeschermde contact.
- Zanamivir als profylaxe: volwassenen en kinderen ouder dan 12 jaar 1 dd 2 inhalaties van 5 mg tot 7 dagen na het laatste onbeschermde contact.
Leerpunten
- Denk aan aviaire influenza bij een patiënt met algemene en respiratoire verschijnselen na direct contact met besmet pluimvee of –mest, of bij een verdachte reisanamnese.
- Tijdens een dreigende influenzapandemie is virologisch onderzoek van een patiënt met mogelijke aviaire influenza altijd noodzakelijk. Om verspreiding van het virus in deze fase zoveel mogelijk te beperken wordt profylactisch antivirale medicatie gegeven aan contacten van patiënten met aviaire influenza (postexpositie-profylaxe).
- Schrijf géén profylaxe met antivirale medicatie voor als er geen aanwijsbare nauwe contacten zijn geweest met een patiënt met aviaire influenza (primaire profylaxe).
Reacties
Er zijn nog geen reacties.