De arts die de A-verklaring invult verklaart het lijk persoonlijk te hebben geschouwd. Een lijkschouw heeft tot doel te beoordelen of er sprake is van een natuurlijk overlijden. Daartoe behoort de schouw te bestaan uit de volgende onderdelen: het beschrijven van de omstandigheden rondom het overlijden en van de medische voorgeschiedenis, en het schouwen van het lichaam. Bent u er niet direct van overtuigd dat er sprake is van een natuurlijk overlijden, bijvoorbeeld omdat evident sprake is van een niet-natuurlijke dood, of omdat de omstandigheden ‘verdacht’ zijn, dan is het raadzaam om al in een vroeg stadium af te zien van de (verdere) schouw. U moet de schouw dan overdragen aan een forensisch arts. Indien de schouwend arts iets verandert in de omstandigheden, dan is het van belang dat deze meldt wat verplaatst is, of het lichaam gedraaid is en hoe de toegang tot de woning is verkregen. Duidelijke informatie aan politie en forensisch arts kan een zoektocht naar valse sporen voorkomen. Sporen vernietigen in het kader van hulpverlening of schouw is niet verwijtbaar – daarover zwijgen wel.
Gaat de behandelend arts over tot de lijkschouw, dan probeert hij of zij een algemene indruk te krijgen van het lichaam, te beginnen door aan de buik de temperatuur te voelen. Na het overlijden daalt de temperatuur gemiddeld 1 graad per uur. Deze temperatuursdaling is afhankelijk van de temperatuur van de omgeving, de ondergrond, de weersomstandigheden (bijvoorbeeld regen), de bedekking en het gewicht van de overledene enzovoort, en is daarmee dus slechts indicatief voor het tijdstip van overlijden. De mate van lijkstijfheid kunt u beoordelen door te proberen de armen en benen te buigen. Lijkstijfheid treedt in na ongeveer 2 uur en is volledig na 12 uur. De lijkvlekken verschijnen op het laagste punt van het lichaam, treden na ongeveer 1 tot 2 uur op en zijn in het begin lichtpaars van kleur en wegdrukbaar. Na 12 uur zijn de lijkvlekken donkerpaars en niet meer wegdrukbaar. Bevinden de lijkvlekken zich niet op het laagste deel van het lichaam, dan is het lichaam waarschijnlijk verplaatst. Wanneer het niet duidelijk is wie dat gedaan heeft, dan is dat reden voor het inroepen van forensische hulp.
Na het verkrijgen van een algemene indruk volgt een lichamelijk onderzoek. Afhankelijk van de omstandigheden is dat onderzoek meer of minder uitgebreid. Het komt voor dat in een mortuarium bij de verzorging van een overledene voor wie een A-verklaring is afgegeven, (dodelijke) verwondingen op het achterhoofd, in de hals of op de rug worden aangetroffen. Een lichamelijk onderzoek is nodig om een gewelddadige doodsoorzaak uit te sluiten. U moet in het hoofd-halsgebied bijzondere aandacht besteden aan petechiën aan de slijmvliezen van ogen en mond, die kunnen duiden op verstikking, objecten die de luchtwegen belemmeren en striemen of insnoeringen in de hals. Palpatie van het hoofd kan verwondingen aan het licht brengen die niet met het blote oog zichtbaar zijn. Ribbreuken zijn redelijk eenvoudig te herkennen door de borst in twee richtingen te comprimeren. Draai het lichaam om, zodat u ook de achterkant kunt onderzoeken. Inspectie en palpatie van de armen en benen kan eventueel aanwezige snij- of steekwonden, breuken en prikgaten van injecties aan het licht brengen. Zijn er bij de schouw omstandigheden die onduidelijk zijn of zijn er verwondingen die de dood kunnen verklaren, dan is overleg met de forensisch arts noodzakelijk.