Inleiding
Kindermishandeling is een wijdverspreid fenomeen, komt in alle landen en culturen voor en blijft onontdekt in 90% van de gevallen. 80% van de gerapporteerde gevallen van kindermishandeling betreft emotionele verwaarlozing. In Nederland zijn 118.000 kinderen (3% van alle kinderen) jaarlijks slachtoffer van kindermishandeling, resulterend in jaarlijks 50 doden. Huisartsen rapporteren slechts 1-3% van alle gevallen van kindermishandeling aan het Meldpunt Veilig Thuis (VT). Onbekend is waarom huisartsen zo weinig melden. Daarom onderzochten wij ervaringen van huisartsen met kindermishandeling. De studie is afgerond.
Onderzoeksvraag
Hoe ontstaat het vermoeden op kindermishandeling in het diagnostisch denkproces van huisartsen? Wat doen huisartsen met dit vermoeden en welke moeilijkheden ervaren zij?
Methode
Kwalitatieve onderzoeksmethodiek: in 4 focusgroepen namen 26 huisartsen (16 vrouwen) deel aan het onderzoek. De huisartsen kwamen uit heel Nederland, werkten in de stad of op het platteland en verschilden in praktijkervaring. NVivo werd gebruikt voor thematische inhoudsanalyses van de uitgetypte focusgroepinterviews.
Resultaten
Het vermoeden op kindermishandeling werd getriggerd door een niet-pluisgevoel, een idee dat er iets niet klopte in het verhaal, een vreemde klacht of opvallend symptoom of een ongemakkelijk aanvoelende observatie in de spreekkamer. De verdenking op kindermishandeling maakte de onderzochte huisartsen alert op andere signalen, deed hen meer en andere vragen stellen en leidde tot gerichter lichamelijk onderzoek van het kind. De contextuele kennis van de huisarts was belangrijk in de afweging kinderhandeling of niet. Gevallen van seksueel misbruik of lichamelijk geweld werden door de deelnemende huisartsen gemeld aan VT maar er werd niet frequent gemeld. De huisartsen signaleerden regelmatig kinderen van goedwillende ouders met weinig opvoedkundige vaardigheden en/of in sociaaleconomisch moeilijke omstandigheden, leidend tot emotionele verwaarlozing of lichamelijke problematiek. Gebruikmakend van de arts-patiëntrelatie bouwden de huisartsen een steunend netwerk van eerstelijns professionals op rond zo’n gezin om de situatie te verbeteren. Soms werd een kinderarts geconsulteerd voor meer diagnostische duidelijkheid. De onderzochte huisartsen worstelden met vragen als ‘hoe ga ik om met een verschil in mijn waarden en normen over opvoeding en die van ouders?’ en ‘wanneer mag ik een melding niet langer uitstellen, al gaat dat ten koste van de vertrouwensrelatie?’ Soms dreigden zij ouders met een VT-melding als zij hun aanpak niet verbeterden. De deelnemende huisartsen vonden dat zij alert waren op het signaleren en aanpakken van kindermishandeling, maar vertelden ook over gemiste casuïstiek. De waardering voor VT liep nogal uiteen.
Conclusie
Een hele reeks triggers waaronder het niet-pluisgevoel, leidt tot het vermoeden kindermishandeling en nader onderzoek. Het lage percentage meldingen van huisartsen aan VT betekent niet dat zij kindermishandeling weinig opmerken. Het overgrote deel van kindermishandelingscasuïstiek betreft emotionele verwaarlozing waar huisartsen, gebruikmakend van de arts-patiënt relatie en met hulp van regionale professionals, proberen de opvoedingssituatie te verbeteren, in eerste aanleg zonder betrokkenheid van VT.
Overige onderzoeksvragen NHG-Wetenschapsdag 2019
- Peter Leusink – Het huisartsconsult beoordeeld door vrouwen met vulvodynie: een kwalitatief onderzoek
- Erna Beers – De rol van de huisarts in het diagnosticeren en behandelen van syfilis: een cross-sectioneel onderzoek in Amsterdam
- Anne Loohuis – Is appbehandeling voor urine-incontinentie bij vrouwen in de eerste lijn minstens net zo goed als standaardzorg na 4 maanden? Een pragmatische, gerandomiseerde, non-inferioriteitstrial
- Mary-Joanne Verhoef – Evaluatie en doorontwikkeling van de ‘Leidse Gesprekshulp Palliatieve Zorg’ op basis van ervaringen van patiënten, naasten en zorgverleners
- Eva van Dijk – Somber of ziek? Een kwalitatief onderzoek naar de manier waarop huisartsen omgaan met somberheidsklachten onder jongvolwassenen
- Wendelien van der Gaag – Vijfjaarsbeloop van oudere patiënten met rugpijn in de huisartsenpraktijk: een prospectieve cohortstudie
- Tjitte Verbeek – The use of oximetry and a questionnaire in primary care enables safe exclusion of a subsequent obstructive sleep apnea diagnosis
- Rick van Uum – Effectiviteit van een scholing voor huisartsen, gericht op pijnbestrijding bij kinderen met otitis media acuta: een cluster randomised controlled trial
- Danny Claessens - Ziektelastmeter COPD tijdens het consult/COPD-patiënt samen met zorgverlener aan het roer
Reacties
Er zijn nog geen reacties.