Het merendeel (88%) van de patiënten met CRC wordt gediagnosticeerd via de huisarts.
De mediane tijd tussen de eerste symptomen en het begin van de behandeling is meer dan 4 maanden. De mediane tijd tot eerste contact met de huisarts, verwijzing, bevestiging van de diagnose en begin van de behandeling bleek respectievelijk 31, 14, 27 en 18 dagen.
Onze hypothese was dat vertraging door de patiënt en de huisarts zou leiden tot diagnostisering in een verder gevorderd stadium. Dit konden we echter niet bevestigen; de duur van de diagnosestelling en de behandeling van patiënten met niet-uitgezaaide CRC bleek vergelijkbaar met die van patiënten met metastasen. Dit resultaat komt overeen met eerdere onderzoeken.
91011 Leidt snellere opsporing dan niet tot betere overleving bij een deel van de patiënten? Dat kunnen we niet concluderen. Tumoren ontwikkelen zich nu eenmaal in de tijd. Een review door Ramos et al. in 2008 toonde wel een verband aan tussen diagnostische vertraging en het ziektestadium bij rectale kanker.
10 Een andere hypothese is dat het biologisch gedrag van de tumor zelf de belangrijkste determinant is van het ziektestadium en de prognose.
11
De rol van alarmsymptomen was tweeledig: 68% van de patiënten gingen vanwege alarmsymptomen naar de huisarts, maar diezelfde symptomen bleken ook geassocieerd met uitstel van contact met de huisarts. Voor dat laatste zijn verschillende verklaringen denkbaar: de patiënt schrijft rectaal bloedverlies bijvoorbeeld ten onrechte toe aan (vroegere) hemorroïden, hij onderkent de (ernst van) de symptomen niet, of er is sprake van ontkenning of angst.
16 Substantieel gewichtsverlies wordt pas na enige tijd opgemerkt, en is daardoor intrinsiek geassocieerd met een late diagnose.
Abdominale pijn, hoewel aspecifiek en niet beschouwd als een alarmsymptoom, versnelde het diagnostisch proces. Pijn, zeker acuut, is een belangrijke reden om snel naar de huisarts te gaan.
Het is onduidelijk wat het verband is tussen psychiatrische comorbiditeit en late verwijzing. Het is mogelijk dat patiënten symptomen niet duidelijk aangeven, of dat de huisarts op een verkeerd spoor zit bij psychiatrische comorbiditeit.
Jongere patiënten ( 6 keer per 2 jaar) hadden een hogere kans om binnen 14 dagen gediagnosticeerd te worden met CRC. Dit is niet in lijn met eerdere onderzoeken.
12 Mogelijk beschrijven deze patiënten hun klachten adequater of kent de huisarts hen beter en interpreteert hij hun klachten daardoor adequaat. Ook bij frequent consulterende patiënten onderkent de huisarts dus de signalen van CRC meestal adequaat.
Ons onderzoek heeft enkele methodologische beperkingen. Zo is de patiëntselectie mogelijk niet compleet. De ICPC-codering in de medische dossiers bleek bij kanker vaak onvolledig in vergelijking met de gegevens van de kankerregisters. Dit kan te wijten zijn aan slechte terugrapportage vanuit de tweede lijn of inadequate verwerking van specialistenbrieven in het huisartsinformatiesysteem. Op basis van een onderzoek door Pascoe et al.
17 zouden we maximaal 20% van de CRC-patiënten hebben gemist.
Bij 26% van de patiënten bleken de tijdperiodes niet in detail in het HIS vermeld, en moesten we ze bij benadering vaststellen.
Ten slotte moesten we 30 patiënten uitsluiten vanwege onvolledige documentatie.
Dit is dit één van de weinige onderzoeken naar vertraging in de diagnostiek en behandeling van CRC dat is uitgevoerd in de eerste lijn, waarin bovendien de duur en kenmerken van de vier relevante tijdsperioden in het diagnostisch traject separaat zijn geanalyseerd. Eerdere onderzoekers verzamelden veelal retrospectieve gegevens via interviews met het risico op recall bias. Het gebruik van dossiergegevens zoals in ons onderzoek minimaliseert dat risico, omdat de gegevens destijds door de huisarts zijn vastgelegd.