Emotionele uitingen van huisartsen over patiënten die het spreekuur vaak bezoeken zijn er genoeg. ‘Die alweer, die heb ik verdorie eergisteren nog gezien’, ‘Heart sink patients’, ‘Waar hij nu toch weer mee kwam’ zijn veelgehoorde verzuchtingen. Voor een deel gaat het artikel van Smits in dit nummer van Huisarts en Wetenschap over deze patiënten. De benadering is een wat andere. Hoe vaak komen patiënten nu echt vaak en hoe lang houden ze dat vol? Goed om deze spiegel eens voorgehouden te krijgen. Van alle ingeschreven patiënten uit het AMC Huisartsregistratie Net komt ruim 1,5% frequent en hiervan blijft 1 op de 7 dit lang volhouden. Iedereen kent in zijn of haar praktijk wel een aantal van hen. Zijn het de patiënten met
‘Het valt niet te voorspellen wie heel vaak en heel lang de huisarts bezoekt.’
een of meer chronische aandoeningen, zijn het patiënten met onverklaarde lichamelijke klachten, of juist die met depressieve klachten? Of zit het niet in diagnoses en heeft het meer te maken met gezondheidsgedrag of culturele achtergrond? In het artikel doet Smits een poging om met gegevens die in elk elektronisch medisch dossier voorhanden zijn te voorspellen welke van de patiënten die frequent de praktijk bezoeken dit lang vol gaan houden. De eerdergenoemde factoren spelen daarbij een rol, maar ook andere zaken tellen mee. Met behulp van deze factoren bleek het moeilijk te voorspellen wie een langdurig frequent bezoeker van de huisartsenpraktijk zou worden. In een vervolgonderzoek zou het interessant zijn om te kijken wat het voorspellend vermogen van al dan niet zuchtende huisartsen is. Mijn hypothese is dat we aardig wat goede voorspellingen kunnen doen, maar dat we ook nog wel een flink aantal keren de mist in zullen gaan.
Of juist interessante patiënten?
Er is meer aan de hand dan alleen het frequente bezoek. Misschien is het frequente bezoek wel een indicator van tekortschietende zorg. En moeten we onszelf een andere spiegel voorhouden. Is de manier waarop we op deze patiënten reageren wel de juiste of zitten we vast in een stramien dat noch voor de patiënt noch voor de huisarts gezond is? Eerder zocht Smits in een systematisch literatuuronderzoek naar effectieve interventies om frequent bezoek te verminderen. Hij vond vier trials waarvan zowel de methode als de interventie behoorlijk varieerden. De conclusie van de review was eenduidiger: tot op heden geen effectieve interventie, behalve bij degenen met een depressie (een minderheid). Misschien moeten we maar even wachten met een volgende interventie totdat we (opnieuw?) met deze patiëntengroep zijn gaan praten en de inhoud van die gesprekken goed geanalyseerd hebben. Als we dan horen wat voor hen redenen zijn om zo vaak te komen en wat ze van huisartsen verwachten, kunnen we daarna met ze aan de slag! Eric van Rijswijk
Reacties
Er zijn nog geen reacties.