Met de inhoud van het commentaar op de Visie op de Huisarts (H&W 2002;44(5): 230-1) ben ik het geheel eens. Toen ik de eerste bijeenkomst van het NHG hierover in het KNMG-gebouw bijwoonde, kreeg ik uit de discussie al de indruk die in het rapport Huisartsenzorg 2012 wordt bevestigd: een rapport over organisatie, niet zozeer over de wezenlijke taak van de huisarts en zijn relatie tot de patiënt en beider plaats in de samenleving. Als NHG-lid met bijna 56 ‘dienstjaren’ waarvan 13 jaar als adviserend bestuurslid herinner ik mij maar al te goed de jaren zeventig waarin een bevlogen voorhoede – de ‘gideonsbende’ – in zijn idealistische ijver als kopgroep vaak de richting van het grote peloton van huisartsen uit het oog verloor. Gaat dit nu weer gebeuren? Gelukkig zie ik ook in de huidige generatie huisartsen mensen die ondanks de bureaucratische regelgeving nog plezier in het vak hebben in dezelfde kritische geest waarin Frans Huijgen ons Genootschap leidde. Ook in het recente artikel van Ruut de Melker in Medisch Contact van 5 april 2002 pleit hij ervoor dat de huisarts zich richt op de wezenlijke kerntaken (immers het meesterschap komt tot uiting in de beperking) en dat LHV en NHG een wetenschappelijk gefundeerd tegenwicht bieden tegen de hoge verwachtingen die media en topgeneeskunde wekken. Met De Melker zeg ik: beroepstrots kan niet worden opgelegd, maar moet wel worden bevorderd door haalbare, duidelijke en goed gemotiveerde keuzen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.