Een huisarts heeft voor een goede patiëntenzorg meer informatie nodig dan een specialist. Een consult kan voor ons dan ook eindigen in een vraagteken. We hebben vaak ook niet langer dan tien minuten om dit vraagteken te veranderen in een uitroepteken: zo zit het! Een groep onderzoekers inventariseerde het aantal en soort vragen bij eerstelijns artsen in Spanje. Ze namen 4 uur spreekuur op van 90 huisartsen en 22 kinderartsen. Tussen de consulten door konden de deelnemers hun vragen noemen. Ook registreerden de onderzoekers of de deelnemers antwoorden zochten tijdens het consult. Na twee weken werd bij de deelnemers geïnformeerd of zij de overgebleven vragen inmiddels beantwoord hadden. Ongeveer 1 op de 5 consulten (635/3511) leverde een vraag op. De collega’s besloten ook ongeveer 1 van deze 5 vragen (145/635) te beantwoorden. In de 8 minuten die de consulten gemiddeld duurden, probeerde men dat in 58%. Dit lukte ook altijd. Diagnostische vragen waren het populairst. Het is opvallend dat de artsen in dit onderzoek alleen de vragen stelden die zij zelf ook bijna allemaal konden beantwoorden, en dat dit maar bij 1 van de 5 vragen het geval was. Zijn de overige 4 vragen dan van minder belang voor een goede praktijkvoering? Het is waarschijnlijker dat het de deelnemers aan goede middelen ontbrak om de meerderheid van hun vragen te beantwoorden. Een aanwijzing hiervoor is dat maar 31 van de 112 deelnemers een internetverbinding had. De onderzoekers pleitten dan ook voor toegankelijke bronnen. Hoe is het op dit moment in Nederland? Bronnen zijn beschikbaar, vaak via internet (standaarden, Farmacotherapeutisch Kompas, Geneesmiddelenbulletin). Ook in PubMed hoeven we niet meer te verdwalen, nu we de ‘Clinical Queries´ zoekoptie hebben. Ten slotte is er Clinical Evidence voor wie het nog eenvoudiger wil. Het vragen stellen doet recht aan de dynamiek van ons vak. Nu we goede bronnen hebben, hoeven we ons niet in te houden. (PvdB)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.