Samenvatting
Het aantal patiënten met slechthorendheid neemt toe: van 1,5 miljoen in 2000 tot geschat 2 miljoen in 2020. De huisarts zal vaker te maken krijgen met klachten over slechthorendheid. Dat vraagt om diagnostiek - in de huisartsenpraktijk of elders - en het inschatten welke patiënten baat hebben bij hoorrevalidatie. Bepaalde patiëntengroepen hebben een verhoogd risico op slechthorendheid en vragen een pro-actieve opstelling, getuige onderstaande casus.
Het gehoor van de Violets
Meneer en mevrouw Violet, respectievelijk 64 en 62 jaar oud, komen op het spreekuur voor bloeddrukcontrole en ‘nog een paar vragen’. Hun bloeddruk blijkt met diuretica goed gereguleerd, maar beiden signaleren dat zij dover worden. Dit maakt de communicatie lastig, de tv moet steeds harder - tot ongenoegen van de buren - en telefoongesprekken leveren nogal eens problemen op. De heer Violet is musicus in een orkest en treedt ook regelmatig op bij feestjes. Hij kan zijn werk nog wel doen, maar zijn hobby biljarten heeft hij opgegeven vanwege de moeizame gesprekken in het rumoerige café. Mevrouw Violet heeft vooral last van gehoorproblemen bij feestjes met veel muziek, maar minder bij gesprekken. Beiden zijn bij de hoorwinkel geweest en komen dan ook met een audiogram binnen. De heer Violet heeft in de hogere frequenties (boven 2000Hz) 40dB verlies en mevrouw 30dB. Hun vraag is of een hoortoestel voor hen een oplossing zou zijn. De verdere anamnese geeft bij het echtpaar Violet geen nieuwe gezichtspunten. Otoscopie bij de heer Violet levert geen afwijkingen op, maar zijn vrouw heeft forse cerumenproppen.
Risicogroepen en risicofactoren
Ook musici behoren tot degenen die in lawaai werken.1 Onder orkestmusici komen gehoorklachten regelmatig voor (74 procent); 40 procent van hen heeft gehoorverlies, vaak gepaard gaand met oorsuizen. Bij 17 procent treedt vervorming op, waardoor hun werk wordt bemoeilijkt. Slagwerkers en houtblazers hebben lagere toondrempels dan strijkers. Onder jazz- en rockmusici heeft 74 procent afwijkingen te hebben van het gehoor. Patiënten met het syndroom van Down zijn ruim tienmaal zo vaak slechthorend en andere verstandelijk gehandicapten vijf- tot tienmaal vergeleken met de algemene bevolking.2 Bij kinderen met gedragsproblemen en bij ouderen met cognitieve – of stemmingsproblemen speelt slechthorendheid vaak een rol. Medicijnen met een negatieve invloed op het gehoor zijn vooral aminoglycosiden, en in geringe mate salicylpreparaten en lisdiuretica.
Even uitspuiten…
In de huisartsenpraktijk is het uitspuiten van oren een regelmatig voorkomende handeling. Meestal adviseert de assistente om eerst enkele dagen de oren in te druppelen met olie. Dat blijkt niet nodig. Als na driemaal uitspuiten de prop niet loskomt, kan de patiënt een kwartiertje in de wachtkamer wachten. In die tijd weekt het warme water de prop meestal los. Pas als uitspuiten dan nog niet lukt, is enkele dagen druppelen met olie aangewezen. Na het uitspuiten blijkt de gehoordrempel bij eenderde van de patiënten met ten minste 10dB te verbeteren. Tweederde van de patiënten ervaart een subjectieve verbetering, zoals het horen van de telefoon of het beter kunnen voeren van gesprekken. Bij mevrouw Violet is te verwachten dat door het uitspuiten haar gehoor zodanig zal verbeteren (van 30 naar 20dB gehoorverlies) dat zij geen hoortoestel nodig heeft. Eventueel kan de huisarts na het uitspuiten een fluisterspraaktest uitvoeren, die - indien afwijkend - een aanwijzing is voor ongeveer 30dB gehoorverlies. Ook kan hij het audiogram (laten) herhalen.
Al dan niet een hoortoestel
De heer Violet behoort als musicus tot een risicogroep. Er is dan ook een fors gehoorverlies met 40dB beiderzijds. Om in aanmerking te komen voor een hoortoestel moet het gehoorverlies van het beste oor gemiddeld ten minste 35dB zijn op de frequenties 1000Hz, 2000Hz en 4000Hz (de Fletcher-index). Naast het absolute gehoorverlies gaat het vooral om belemmeringen in het functioneren in het persoonlijke en sociale leven. Het is belangrijk om de motivatie voor een hoortoestel in te schatten. Veel hoortoestellen liggen ongebruikt in de kast. Het wordt lastiger ermee om te gaan naarmate men ouder wordt. Dat bleek uit onderzoek onder 85-plussers, van wie 81 procent ernstig slechthorend was, maar merendeels geen hoortoestel gebruikte of niet gemotiveerd was voor hoorrevalidatie. Helaas is het effect van hoortoestellen niet altijd wat de patiënt hoopt. Ze werken goed in één-op-ééngesprekken, bij telefoneren of in een concertzaal met ringleiding. Maar een gesprek in een rumoerige omgeving is audiotechnisch een probleem. Inmiddels zijn er vele mogelijkheden om het hoortoestel te programmeren voor bepaalde situaties, maar dit is gemakkelijker te leren als men niet te laat begint. Hoortoestellen worden altijd op proef voorgeschreven, zodat de patiënt zijn keuze zo goed mogelijk kan bepalen. De Nederlandse Vereniging van Slechthorenden heeft een website (www.nvvs.nl) en een hoorwijzer ontwikkeld (www.hoorwijzer.nl). De patiënt kan hier niet alleen een gehoortest doen, maar ook uitgebreide informatie vinden over hoortoestellen en -hulpmiddelen. Het veelgebruikte ‘U bent nog te jong voor een hoortoestel’ is dus aan herziening toe. (LB)
Literatuur
Reacties
Er zijn nog geen reacties.