In het commentaar Het roer is om, maar waar gaan we naartoe? van Hobma et al. in Huisarts en Wetenschap (2016;(59)10:447-50) concluderen de auteurs dat er geen relatie is aangetoond tussen het kwaliteitsbeleid van zorggroepen en uitkomsten van hun zorg, en dat daarom zonder negatieve gezondheidseffecten het mes in zorggroepen kan worden gezet.1 Zij pleiten voor evaluatie en sanering van zorggroepen.
Wij zijn het hier niet mee eens. Zorggroepen werken systematisch - zij het met een zekere praktijkvariatie - aan implementatie van goede zorg, gebaseerd op de NHG-Standaarden. Zij organiseren de daarbij noodzakelijke samenwerking en evalueren periodiek de effecten van die zorg aan de hand van door het NHG vastgestelde indicatoren. Dat levert spiegelinformatie op die de hoeksteen vormt van een effectieve kwaliteitscyclus in de praktijken. Het leidt tot betere diagnostiek en prescriptie conform (transmurale) formularia. Steeds meer patiënten krijgen daardoor inmiddels zorg zoals die is beschreven in NHG-Standaarden. Procesindicatoren in de landelijke benchmark van InEen laten dat ondubbelzinnig zien.2
Met de introductie van deze programmatische zorg hebben huisartsen en hun samenwerkingspartners daarbij een uitstekend zorgfundament gelegd voor alle mensen met bepaalde aandoeningen waaronder ook psychische klachten en kwetsbare ouderen. De ambitie van de zorggroepen is daarbij nog wel divers.3 Zorggroepen helpen ook innovaties implementeren. Zo bieden zij praktijken ondersteuning bij systematische introductie van persoonsgerichte zorg, e-health, zelfmanagement en organisatie van groepscursussen. Niet in de laatste plaats zijn huisartsen via hun zorggroep inmiddels een aanspreekbare partner geworden voor patiëntenorganisaties, ziekenhuizen, GGZ-instellingen, zorgverzekeraars en gemeenten. Op een aantal intermediaire uitkomstindicatoren zoals bloeddruk- en cholesterolwaarden zijn grote verbeteringen zichtbaar.2 Ten aanzien van de effectiviteit op langetermijn eindpunten is er gedegen onderzoek beschikbaar over de diabeteszorg, andere vormen van ketenzorg verdienen dezelfde analyse.4,5 De eerstelijns diabeteszorg wordt inmiddels erkend als behorende bij de beste van Europa.6 Bij CVRM, astma en COPD zijn er vergelijkbare ontwikkelingen.
Zorggroepen zijn systematisch bezig met implementatie van de in zorgstandaarden en NHG-Standaarden beschreven zorg en zijn daarin succesvol. Toch is er kritiek van zorgprofessionals op de aanpak. Zorggroepen trekken zich die kritiek aan en zullen hun werkwijze daarop aanpassen zodat zorgprofessionals hen weer meer als ondersteunend ervaren. Zorggroepen opheffen is het kind met het badwater weggooien en een grote stap terug op het gebied van kwaliteit van zorg.
Arnold Romeijnders, Maarten Klomp, Ed Berends (respectievelijk huisarts en medisch directeur van zorggroepen PoZoB, DOH en SGE), Guy Schulpen (directeur ZIO), Henk Bilo (internist)
Antwoord
Naar aanleiding van de reactie van Romeijnders et al. willen wij drie zaken naar voren brengen.
1) Wij pleiten niet, zoals Romeijnders et al. schrijven, voor de afschaffing van zorggroepen. Integendeel: ook wij vinden zorggroepen een goede ontwikkeling in de eerste lijn en Romeijnders et al. spelen en speelden hierin een belangrijke voortrekkersrol en verdienen daarom ons respect. Niettemin moeten we kritisch blijven kijken of ontwikkelingen binnen de zorggroepen zinvol zijn.
2) Het aangehaalde wetenschappelijke bewijs ondersteunt de stellingen van Romeijnders et al. niet. Zij verwijzen naar Campmans-Kuijpers, wiens onderzoek juist liet zien dat een relatie tussen kwaliteitsbeleid van zorggroepen en uitkomsten niet aantoonbaar is; daarmee onderbouwt dit onderzoek onze stelling, en niet die van Romeijnders.1 Daarnaast refereren zij aan drie longitudinale onderzoeken.2-4 Deze laten verbetering van uitkomsten in de onderzochte groepen zien, maar met dit onderzoeksdesign is niet aangetoond dat dit is veroorzaakt wordt door het beleid van zorggroepen. Dit is ook de conclusie van het stuk, dat mede door een van de ondertekenaars van de reactie is geschreven: ’A causal relationship between shared care and the observed improvements cannot be proved due to the observational design of our study’.3
3) De hoofdboodschap van ons stuk is dat de agenda van de individuele huisarts steeds meer extern gevuld wordt met activiteiten die niet bewezen effectief zijn, maar die tezamen de kwaliteit van de huisartsenzorg negatief lijken te beïnvloeden. In discussies binnen HRMO wordt veelal naar derden gekeken, vooral naar de verzekeraars. Wij hebben ook de activiteiten binnen onze eigen beroepsgroep tegen de spiegel van het beschikbare bewijs gehouden. Ook ten aanzien van de hoofdboodschap van ons stuk overtuigt de reactie van Romeijnders ons niet.
Sjoerd Hobma, Wim Verstappen, Michel Wensing
Reacties
Er zijn nog geen reacties.