Praktijk

Zweten

Gepubliceerd
11 maart 2013

Wat is het probleem?

De patiënt komt op het spreekuur omdat hij klachten heeft van overmatig zweten of van de reuk. Hij kan last hebben van vochtplekken in de kleren, verkleuring van kleding of huidirritatie. Soms is de patiënt gestuurd door zijn omgeving. Hij kan ook bang zijn dat de omgeving hem ruikt. In ernstige gevallen kan dit leiden tot vermijdingsgedrag of sociaal isolement. Meestal heeft de patiënt al verschillende zelfzorgproducten geprobeerd. Hij wil graag van de klacht af. Voor de huisarts is het soms lastig een goed advies geven, zeker omdat hij weet dat het probleem vaak tijdelijk is en lokale middelen of botuline-injecties maar beperkt effect hebben.

Wat moet ik weten?

Er zijn twee soorten zweetklieren. De eccriene klieren spelen een rol bij de regulatie van de lichaamstemperatuur. Bij een hoge buitentemperatuur of bij koorts wordt door uitscheiding van zweet de oppervlakte van de huid nat waardoor het lichaam makkelijker afkoelt. De apocriene klieren bevinden zich niet over het gehele lichaam, maar in bepaalde regio’s van de huid (oksels, anus en areola mammae). Zij verspreiden de bekende zweetgeur. De apocriene klieren ontwikkelen zich in de puberteit onder invloed van geslachtshormonen. Wanneer zweet stankklachten geeft, betreft het meestal hyperhydrose van de apocriene zweetklieren.
Mensen verschillen sterk in de mate waarin ze transpireren bij warmte, inspanning, infectieuze aandoeningen en climacterium. Hetzelfde geldt voor de beleving: wat de een normaal vindt, ervaart de ander als te veel (aan vocht of geur).
De geur van zweet verschilt: zweetvoeten ruiken anders dan ‘okselgeur’. Op het moment van afscheiden is zweet geurloos, maar onder invloed van lokale huidbacteriën worden ruikbare aromatische korteketenvetzuren gevormd.
De oorzaak van hyperhydrose is niet goed bekend. Het kan al dan niet in aanvallen voorkomen bij nervositeit, thyreotoxicose, hypoglykemie, shock, tuberculose, maligniteiten (ziekte van Hodgkin), alcoholisme en gebruik van medicijnen (tricyclische antidepressiva, SSRI’s).
Wanneer voor medicamenteuze behandeling wordt gekozen, komt lokale behandeling met aluminium(hydroxy)zouten het eerst in aanmerking. In onderzoek was aluminiumchloride effectief bij axillaire en palmaire hyperhidrose. Het middel veroorzaakt een mechanische obstructie in de zweetklierkanaaltjes en atrofie van de secretiecellen. Van de orale behandelingsmethoden is alleen van oxybutynine een gunstig effect aangetoond. Van andere middelen die bij menopauzale flushes worden gebruikt (clonidine en anticholinergica), is de werkzaamheid tegen hyperhydrosis niet aangetoond.
Botuline-injecties zijn zeer effectief gebleken bij hyperhydrose, maar het effect is tijdelijk. Botuline blokkeert de afgifte van acetylcholine en verhindert de neuromusculaire prikkeloverdracht van de sympathische zenuwen die de zweetklieren innerveren. Het wordt intradermaal of subcutaan ingebracht, verdeeld over tien tot vijftien injecties. Het anhidrotische effect wordt in twee tot vier dagen bereikt en blijkt in 90% effectief. Het effect is echter na vier tot zes maanden verdwenen, de injectie kan dan eventueel worden herhaald.
Het effect van biofeedbacktraining, hypnotherapie of ontspanningstherapieën is niet goed onderzocht.

Wat moet ik doen?

Vraag de patiënt waar hij de meeste hinder van heeft. Schrijf bij milde klachten (25-90% van de gevallen) aluminiumhydroxychloride voor (FNA, antizweetvloeistof FNA, 20%-oplossing in cetomacrogolcrème). Dit heeft meestal voldoende effect. De patiënt kan het middel naar wens dagelijks tot wekelijks aanbrengen. Vermeld dat huidirritatie kan optreden (branderigheid, roodheid, jeuk). Schrijf bij onvoldoende effect eventueel oxybutynine voor. Dit middel geeft ook een vermindering van de palmaire, axillaire en plantaire zweetproductie. Het middel is overigens niet voor deze indicatie geregistreerd.
Verwijs de patiënt bij onvoldoende effect van deze maatregelen desgewenst naar de huidarts voor botuline-injecties. Overweeg bij ernstige, resistente gevallen van hyperhidrosis axillaris een chirurgische ingreep, zoals thoracale sympatectomie en subcutane excisie van de axillaire zweetklieren.

Wat moet ik uitleggen?

Adviseer de patiënt zich regelmatig te wassen met zeep waarna zeepresten goed moeten worden afgespoeld. Adviseer ook goed afdrogen, eventueel okselontharing, frequent schone kleding aantrekken, het dragen van katoenen of wollen sokken en het vermijden van synthetische kleding. Dit kan bijdragen aan vermindering van de klachten.
Voor jonge mensen is het zeer geruststellend om te weten dat de aandoening in de loop der jaren vrijwel zeker zal verdwijnen. Vegetatieve disbalans komt in de puberteit ook in andere opzichten voor. Een vergelijking met blozen, dat ook zeer hinderlijk is maar meestal in de adolescentie afneemt, kan verhelderend zijn, ook wat betreft het soms fobische karakter. Uitleg over de fysiologie en de nuttige functie van transpireren kan een deel van de negatieve lading wegnemen: zweten is niet ‘vies’. Verwijs voor goed voorlichtingsmateriaal naar www.huidinfo.nl/zweten.html. Literatuur

Literatuur

  • 1. Zaaijer C, Eekhof JAH. Hyperhydrosis. In: Eekhof JAH, Knuistingh Neven A, Opstelten W. Kleine kwalen in de huisartspraktijk. 6 druk. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg, 2012.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen