Het opstellen van kwaliteitscriteria voor de behandeling van hart- en vaatziekten is moeilijk. Engelse onderzoekers beschrijven in de British Journal of General Practice van september een methode om indicatoren voor kwalitatief goed handelen op te stellen. Ze hadden daarbij flinke problemen, onder andere door het grote aantal Engelse richtlijnen en het gebrek aan duidelijkheid daarin. Ze spoorden alle richtlijnen op over hartfalen, stabiele angina pectoris en de huisartsenzorg aan patiënten na een myocardinfarct. Interessant is hun poging om met behulp van een panel van 60 huisartsen de richtlijnen te prioriteren. De huisartsen konden 20 punten verdelen over verschillende aanbevelingen. De onderzoekers selecteerden 8 indicatoren voor de zorg na het hartinfarct. Drie indicatoren betreffen risicoscreening: de percentages patiënten bij wie de serumlipiden waren gemeten, de bloeddruk lager dan 140/85 mmHg was – ‘where practical’ – en een glucosemeting was verricht. Vier indicatoren gaan over de behandeling: acetylsalicylzuur, bètablokkers, ACE-remmers bij patiënten met symptomatisch hartfalen, statines bij totaal cholesterol >5 mmol/l en/of LDL >3 mmol/l. De percentages adviezen over stoppen met roken en bewegen zijn de indicatoren voor adequate leefstijladvisering. Het panel vond de indicatoren over roken en acetylsalicylzuurgebruik bijna twee keer zo belangrijk als het bepalen van de glucose. Alleen maar een rijtje indicatoren meten, sluit – zoals wel te verwachten – niet aan bij de ideeën van huisartsen over kwaliteit van zorg. Bij de pogingen om ook in Nederland indicatoren te ontwikkelen is zo'n prioriteringsronde zeker aan te bevelen. Als aanvulling op de NHG-Standaarden kan de praktiserende huisarts met zo'n lijstje nu al kijken wat hij zelf echt belangrijk vindt. (JZ)
Literatuur
- 0.Hutchinson A, et al. Developing primary care review criteria from evidence-based guidelines: coronary heart disease as a model. Br J Gen Pract 2003;53:691-6.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.