In de NHG-Standaarden duikt steeds vaker de aanbeveling op om cognitief-gedragtherapeutische technieken toe te passen bij mensen met lichamelijk onverklaarde klachten. Over de effectiviteit van deze aanpak is het laatste woord nog niet gezegd. Raine et al. schreven een goede systematische review over de effectiviteit van diverse psychotherapeutische interventies voor rugklachten, het prikkelbare-darmsyndroom (PDS) en het chronische-vermoeidheidssyndroom (CVS). Twee derde van de 61 onderzoeken is in de tweede lijn verricht. Vaak zijn het niet de hulpverleners zelf die de interventie toepasten. Dat noopt tot voorzichtigheid bij het trekken van conclusies over effectiviteit en toepasbaarheid. Cognitieve gedragstherapie (CGT) en gedragstherapie, de meest toegepaste interventies, blijken beide effectief bij lagerugklachten. De resultaten zijn in de tweede lijn beter dan in de eerste lijn. CGT en in mindere mate gedragstherapie bleken bij het CVS vooral in de tweede lijn effectief. Bij het PDS spreken de onderzoeksresultaten elkaar nogal tegen waar het de effectiviteit van CGT betreft. Om de effectiviteit van CGT in de spreekkamer van de huisarts onomstotelijk te kunnen vaststellen is meer onderzoek nodig, en daar wordt op diverse plaatsen hard aan gewerkt. Het NHG heeft inmiddels al wel een cursus over de cognitief-gedragstherapeutische aanpak bij lichamelijk onverklaarde klachten ontwikkeld voor huisartsen die zich daarin willen bekwamen. (HvH)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.