Vijftig Australische huisartsen bleken de basisbegrippen van evidence-based medicine niet erg te beheersen. Het ging om begrippen als de mate van evidence, relatief en absoluut risico, number needed to treat, sensitiviteit, specificiteit en positief voorspellende waarde. Ze konden voor het inschatten van hun kennisniveau op een vragenlijst per begrip kiezen uit vier mogelijkheden: niet nuttig om verstand van te hebben, geen verstand van, maar zou er wel verstand van willen hebben, heb er reeds enig verstand van en heb er verstand van en kan het ook aan anderen uitleggen. Daarna vroeg één van de onderzoekers (die niet op de hoogte was van de eerder gegeven antwoorden) de huisartsen nog eens om een toelichting. Hun antwoorden werden vergeleken met criteria die door drie onafhankelijke experts waren vastgesteld om uit te maken of de deelnemers wel de juiste betekenis van de term gebruikten. Hoewel gemiddeld 22% van de deelnemers aangaf dat zij verstand hadden van de begrippen en deze aan anderen konden uitleggen kwam de mondelinge uitleg van de huisartsen bijna nooit overeen met de essentiële criteria. Gezien het feit dat Australië beschouwd wordt als het evidence-based medicine land bij uitstek, zullen de resultaten in Nederland waarschijnlijk niet veel beter zijn geweest. De vraag is echter enerzijds of huisartsen zonder voldoende kennis van deze begrippen niet toch goed in staat zijn evidence-based medicine bij de individuele patiënt toe te passen en anderzijds of het goed kunnen uitrekenen van de voorspellende waarde van een diagnostische test betekent dat een huisarts minder overbodige bepalingen doet. (MvW)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.