Samenvatting
Hornstra G, Grooten HNA, Van Binsbergen JJ. Van verzadigd naar onverzadigd vet. Huisarts Wet 2012;55(2):64-7.
Wat is de rol van voeding bij de selectieve en zorggerelateerde preventie van hart- en vaatziekten en diabetes mellitus type 2? Welke rol spelen de verschillende vetten daarbij? Het advies van de Gezondheidsraad luidt vooral om minder verzadigde vetten te eten. Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt echter dat extra gezondheidswinst mogelijk is als men verzadigde vetten in de voeding vervangt door onverzadigde vetten. In dit artikel gaan we dieper in op de wetenschappelijke achtergronden van deze opvatting. Bij een normaal lichaamsgewicht is de vetkwaliteit van de voeding belangrijker dan de vetkwantiteit.
De kern
-
De bestaande voedingsadviezen in de NHG-Standaarden Cardiovasculair risicomanagement en Diabetes mellitus type 2 beschrijven de gewenste wijziging in de vetconsumptie. Deze adviezen beperken zich vooralsnog tot ‘eet minder verzadigd vet’.
-
Op basis van recente wetenschappelijk inzichten moet de voorlichting over vetten echter óók gericht zijn op het vervangen van verzadigde vetten in de voeding door onverzadigde vetten. Op die manier vindt een extra reductie plaats van risico op hart- en vaatziekten en diabetes mellitus type 2, en voldoet men beter aan de aanbevelingen van de Gezondheidsraad met betrekking tot de samenstelling van het voedingsvet.
-
Voor de huisarts is het belangrijk om te weten dat bij een ‘normaal’ lichaamsgewicht de vetkwaliteit van de voeding belangrijker is voor de gezondheid dan de vetkwantiteit. Belangrijke bronnen van verzadigd vet zijn melk(producten), vlees(producten) en vetten. In het consult kan de huisarts benadrukken dat een relatief eenvoudige aanpassing in de productkeuze al tot gezondheidswinst kan leiden. Met behulp van huisarts, praktijkondersteuner of diëtist kan de patiënt vervolgens zelf beslissen welke producten het makkelijkst ingepast kunnen worden in zijn dagelijks voedingspatroon.
Inname versus aanbeveling
Vetten zijn onmisbaar in onze voeding. Ze leveren energie, het zijn bronnen van de vetoplosbare vitaminen, hun vetzuren [tabel 1] bepalen de architectuur (en daarmee de functie) van alle celmembranen en hun meervoudig onverzadigde essentiële vetzuren zijn bovendien voorlopers van belangrijke regelmoleculen in het lichaam, zoals prostaglandines en tromboxanen. Onderzoek toont aan dat vetten een belangrijke rol spelen bij de preventie en bestrijding van ziekten. Daarbij lijkt de kwaliteit van het vet (de vetzuursamenstelling) belangrijker dan de kwantiteit. De Gezondheidsraad heeft in 2001 reeds gerapporteerd dat er gezondheidswinst te behalen is als men verzadigde vetzuren in de voeding vervangt door onverzadigde vetzuren.1 Desondanks zijn de aanbevelingen voor de inname van de essentiële vetzuren linolzuur en α-linoleenzuur nog steeds gebaseerd op het voorkómen van deficiënties en niet op de preventie van chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten (HVZ) en diabetes mellitus type 2. De aanbevelingen voor vetten zijn bij een herziening van de Richtlijnen Goede Voeding in 2006 gelijk gebleven, met uitzondering van de zogenoemde visvetzuren (EPA en DHA). De aanbevolen consumptie van deze vetzuren is verhoogd van 200 naar 450 mg/d.2
Internationaal gezien doet men al wél specifiekere aanbevelingen voor vetconsumptie ter preventie van chronische ziekten. Zowel de Voedsel en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) als de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Amerikaanse Ministerie van Landbouw (USDA) hebben onlangs hun aanbevelingen herzien. Ook daaruit blijkt dat het aandeel onverzadigde vetzuren in de voeding omhoog moet ten koste van het aandeel verzadigde vetzuren.34 De genoemde aanbevelingen staan in [tabel 2].
Op basis van diverse voedselconsumptiepeilingen wordt duidelijk dat de totale hoeveelheid vet in onze voeding de laatste decennia is gedaald, bij jongvolwassenen tot een niveau zoals de Gezondheidsraad dat adviseert.25 Vergeleken met diezelfde aanbevelingen gebruiken mensen echter nog te veel verzadigde vetten en te weinig onverzadigde vetten, zoals het essentiële vetzuur α-linoleenzuur. Ook de inname van de visvetzuren EPA en DHA is te laag.6
Tabel1De verschillende vetzuren
Verzadigde vetzuren | Vetzuren bestaan uit een koolwaterstofketen die wordt begrensd door een stabiele ‘kop’ en een reactieve ‘staart’. De scheikundige structuur van verzadigde vetzuren kenmerkt zich door het ontbreken van dubbele bindingen in de waterstofketen. |
Onverzadigde vetzuren | Onverzadigde vetzuren zijn in te delen in verschillende soorten, namelijk enkelvoudig en meervoudig onverzadigd. Of het vetzuur enkelvoudig of meervoudig onverzadigd is, hangt af van het aantal (één, respectievelijk meer) dubbele bindingen. Onverzadigde vetzuren komen voor in de cis-variant en in de trans-variant. In de praktijk bedoelen we met onverzadigde vetzuren meestal alleen de cis-varianten. Transvetzuren zijn namelijk grotendeels uit de Nederlandse voeding verdwenen. |
Omega-3-vetzuren | Dit zijn meervoudig onverzadigde vetzuren, waarbij de eerste dubbele binding te vinden is op het derde koolstofatoom, gerekend vanaf de vetzuurkop. De bekendste zijn ?-linoleenzuur, eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur (DHA). Deze laatste twee vetzuren worden ook wel visvetzuren genoemd. |
Omega-6-vetzuren | Dit zijn meervoudig onverzadigde vetzuren, waarbij de eerste dubbele binding te vinden is op het zesde koolstofatoom, gerekend vanaf de vetzuurkop. Het bekendste omega-6-vetzuur is linolzuur. |
Essentiële vetzuren | Ons lichaam kan alle vetten zelf maken, behalve linolzuur (een omega-6-vetzuur) en ?-linoleenzuur (een omega-3-vetzuur). Deze twee vetzuren moeten we dan ook binnen krijgen via onze voeding en noemt men daarom essentiële vetzuren. |
Tabel2Dagelijkse inname en aanbevelingen voor totaal vet en de diverse vetzuren, opgesteld door de Gezondheidsraad, FAO en USDA
Dagelijkse inname | Gezondheidsraad(2001/2006) | FAO* (2010) | USDA* (2010) | ||
---|---|---|---|---|---|
mannen | vrouwen | ||||
Totaal vet, energieprocent | 34,4 | 34,2 | 20-40 | 20-35 | 20-35 |
Verzadigd vet, energieprocent | 12,9 | 13,1 | maximaal 10 | maximaal 10 | |
Enkelvoudig onverzadigd vet, energieprocent | 11,4 | 11,2 | |||
Meervoudig onverzadigd vet, energieprocent | 6,8 | 6,5 | maximaal 12 | 6-11 | |
| 5,8 | 5,5 | 2 | 2,5-9 | 5-10 |
| 0,63 | 0,59 | 1 | 0,5-2 | 0,6-1,2 |
| 103 | 84 | 450 | 250-2000 | 250 |
FAO = Voedsel en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties; USDA = Amerikaans Ministerie van Landbouw.
* Acceptable macronutrient distribution range (AMDR) de hoeveelheid van een nutriënt die in een gezonde voeding aanwezig moet zijn.
† De aanbeveling komt overeen met het verschil tussen de totale hoeveelheid vet minus de som van verzadigd en meervoudig onverzadigd vet.
‡ Adequate inname (AI), het laagste niveau van inname dat toereikend lijkt voor vrijwel de gehele populatie.
Vetsoort en cardiovasculair risico
Hoewel er nog tegenstanders zijn van de opvatting dat een ongunstig plasmacholesterolprofiel bijdraagt aan een hoog risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten, zijn de wetenschappelijke bewijzen voor dit verband nagenoeg onaantastbaar.78 De totaal/HDL-cholesterolratio en het LDL-cholesterolgehalte ziet men als zeer betrouwbare voorspellers van het cardiovasculair risico. In 2003 heeft men de resultaten van een zestigtal goed uitgevoerde interventieonderzoeken gebundeld om de effecten van de verschillende groepen voedingsvetten op het cholesterolprofiel met elkaar te vergelijken.9 In deze onderzoeken werd steeds een deel van de koolhydraten in de voeding uitgewisseld tegen verschillende soorten vetten. Uit deze analyse bleek dat de totaal/HDL-cholesterolratio het sterkst daalde als men koolhydraten verving door vetten die rijk zijn aan meervoudig onverzadigde vetzuren. Vervanging door vetten met veel enkelvoudig onverzadigde vetzuren had een iets minder gunstig effect. Vervanging van koolhydraten door vetten rijk aan verzadigde vetzuren verminderde de totaal/HDL-cholesterolratio niet.
Onlangs zijn twee meta-analyses verschenen van prospectieve cohortonderzoeken naar de relatie tussen het type voedingsvet en het hart-vaatrisico. Een van deze meta-analyses toonde aan dat het aantal incidenten van coronaire hartziekten lager was naarmate de inname van verzadigd vet lager en die van meervoudig onverzadigd vet hoger was.10 De auteurs concluderen dan ook dat het wenselijk is om de verzadigde vetzuren in de voeding te vervangen door meervoudig onverzadigde vetzuren, om zodoende de kans op HVZ te verminderen. Gezondheidswinst van enkelvoudige onverzadigde vetzuren ter vervanging van verzadigde vetzuren kon men niet aantonen. Uit de tweede meta-analyse kwam geen rechtstreeks verband naar voren tussen de inname aan verzadigd vet en het risico op HVZ.11 Op grond van andere observationele onderzoeken en van eigen interventieonderzoek (zie hieronder) maakten deze onderzoekers het echter aannemelijk dat vervanging van verzadigd vet door koolhydraten niet tot afname van het HVZ-risico leidt, maar dat vervanging door meervoudig onverzadigde vetzuren het risico op coronaire hartziekten wél verkleint.1213
Omdat observationele onderzoeken niet in staat zijn de causaliteit van gevonden verbanden aan te tonen, is goed opgezet interventieonderzoek nodig. In een meta-analyse van acht van dergelijke onderzoeken toonden onderzoekers van de Harvard University aan dat het risico op coronaire hartziekten met bijna 20% daalt als men 10 energieprocent verzadigde vetzuren in de voeding vervangt door meervoudig onverzadigde vetzuren.14 Bovendien bleken de effecten gunstiger te zijn naarmate de interventie langer duurde. Het advies van de onderzoekers was dan ook om niet alleen de inname van verzadigde vetzuren te verlagen, maar om de verzadigde vetzuren bovendien te vervangen door meervoudig onverzadigde vetzuren. Deze meta-analyse is wel bekritiseerd omdat men in verschillende onderzoeken niet alleen een deel van de verzadigde vetzuren had vervangen, maar ook een deel van de transvetzuren, die ook een ongunstig effect hebben op coronaire hartziekten en cholesterolwaarden.1516 Dit doet echter geen afbreuk aan het advies om ongezonde vetten te vervangen door gezonde.
effecten van specifieke vetzuren
Hart- en vaatziekten
Bovenstaande onderzoeken beschrijven de gezondheidseffecten van groepen vetten en hun vetzuren. Niet alle vetzuren in een groep hebben echter dezelfde effecten op de gezondheid. Zo onderkent men momenteel dat het verzadigde vetzuur stearinezuur nauwelijks van invloed is op het plasmacholesterolprofiel.17 Als groep hebben de verzadigde voedingsvetzuren echter een duidelijk cholesterolverhogende werking, waardoor ze het cardiovasculair risico verhogen. Men heeft het gunstige effect van de meervoudig onverzadigde vetten vooral aangetoond voor linolzuur, een zogenoemd omega-6-vetzuur. Dit vetzuur verlaagt vooral de hoeveelheid LDL-cholesterol in het plasma. De groep meervoudig onverzadigde vetzuren bevat echter ook omega-3-vetzuren. De belangrijkste vertegenwoordigers van deze groep zijn het plantaardige α-linoleenzuur en de visvetzuren EPA en DHA. De totale inname van alle omega-3-vetzuren samen is gemiddeld ongeveer zeven keer lager dan die van de omega-6-vetzuren. Er zijn sterke aanwijzingen dat α-linoleenzuur per energieprocent het LDL-cholesterolgehalte nagenoeg even sterk verlaagt als linolzuur.18 In overeenstemming daarmee heeft observationeel onderzoek uitgewezen dat de inname van α-linoleenzuur geassocieerd kan zijn met een verminderd risico op HVZ.19 Meer onderzoek naar gezondheidseffecten van α-linoleenzuur is echter nodig, omdat de resultaten niet consistent zijn.202122 Algemeen neemt men aan dat de consumptie van de visvetzuren EPA en DHA het risico op HVZ vermindert.2123 Het onderliggende mechanisme is multifactorieel en nog niet volledig opgehelderd. In tegenstelling tot wat men vaak denkt heeft de inname van visvetzuren geen invloed op het LDL-cholesterolgehalte van plasma, maar verlaagt het de plasmatriglyceridenspiegel.24
Diabetes mellitus type 2
De effecten van verschillende vetzuren op het ontstaan en de complicaties van diabetes mellitus type 2 zijn minder vaak onderzocht. Recentelijk heeft men de beschikbare onderzoeken op een rij gezet.25 Daarbij bleek dat vervanging van verzadigde vetzuren door onverzadigde vetzuren gunstige effecten heeft op de insulinegevoeligheid, waardoor het risico op diabetes mellitus type 2 kan verminderen. Van de meervoudig onverzadigde vetzuren verbetert linolzuur de insulinegevoeligheid, terwijl α-linoleenzuur en de visvetzuren EPA en DHA geen effect lijken te hebben.26 Meer onderzoek is echter nodig.
Samenvattend kunnen we op basis van recent wetenschappelijk onderzoek concluderen dat in het kader van selectieve en zorggerelateerde preventie de vervanging van verzadigde door in het bijzonder meervoudig onverzadigde vetzuren in de voeding gezondheidswinst oplevert voor patiënten met (een verhoogd risico op) HVZ en diabetes mellitus type 2. Dit is ook de conclusie van een consensusbijeenkomst die mei vorig jaar in Kopenhagen plaatsvond en waarvan men het verslag onlangs heeft gepubliceerd.27
Voorlichting en gedragsverandering
Bij de behandeling van patiënten met HVZ en diabetes mellitus type 2 zijn voedingsaanpassingen de eerste optie [tabel 3]. De in dit artikel beschreven wetenschappelijke onderzoeken en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen voor een gezonde vetinname onderstrepen de gehanteerde aanbeveling dat de inname van verzadigd vet omlaag moet tot minder dan 10 energieprocenten. Bovendien tonen deze onderzoeken aan dat men extra gezondheidswinst kan verkrijgen als men het verzadigd vet bij reductie vervangt door een hogere inname van (meervoudig) onverzadigde vetzuren. Over de ideale balans tussen omega-6- en omega-3-vetzuren in de voeding bestaat nog geen overeenstemming. Wel lijkt er consensus te groeien over een hogere inname van omega-3-vetzuren, zowel van plantaardige oorsprong als uit vis.
Om vetgerelateerde voedingsadviezen in praktijk te brengen is een gedegen kennis nodig van voeding in het algemeen en van voedingsvet in het bijzonder. Een advies ‘gebruik minder dan 10 energieprocenten verzadigd vet’ moet men immers in productkeuzen vertalen. Daarbij komt ook dat vet een energieleverancier is, waarmee mensen (en zéker degenen met overgewicht) terughoudend moeten omgaan. Onlangs toonden onderzoekers aan dat vervanging van een klein aantal producten door geschikte alternatieven reeds voldoende is om te voldoen aan de aanbevelingen van de Gezondheidsraad met betrekking tot de lagere inname van verzadigd vet.28
Het maken van een gezonde productkeuze om ook de vetzuursamenstelling van de voeding te verbeteren is voor patiënten minder eenvoudig te realiseren omdat daarvoor kennis van de vetzuursamenstelling van producten nodig is. De Stuurgroep Kies Gezond Vet heeft daarom onlangs twee hulpmiddelen ontwikkeld om ook de vervanging van verzadigd door onverzadigd vet praktisch te ondersteunen. Zo ontwierp men een draaischijf die in de huisartsenpraktijk heel goed bruikbaar is om patiënten via een aantal voorbeelden te laten zien hoe eenvoudig zij deze vervanging thuis kunnen realiseren.
In [tabel 4] staan de belangrijkste productgroepen waarin relatief veel verzadigd vet voorkomt mét een aantal vervangingsproducten zoals deze draaischijf toont. Met behulp van een bijbehorende website (www.kiesgezondvet.nl) kan iedereen vervolgens voor zichzelf, of met hulp van huisarts of praktijkondersteuner, uitwerken welke productveranderingen voor hem of haar het meest geschikt zijn om in te passen in het eigen voedingspatroon.
Samenvattend: verzadigde vetzuren in de voeding bevorderen het risico van hart- en vaatziekten en mogelijk van diabetes mellitus type 2. Het hier besproken onderzoek toont aan dat het vervangen van verzadigd vet door meervoudig onverzadigde vetzuren mogelijk meer gezondheidswinst oplevert dan verlaging van de verzadigd vetinname alléén. Bij een normaal lichaamsgewicht is de vetkwaliteit van de voeding belangrijker dan de vetkwantiteit.
Tabel3Niet-medicamenteuze adviezen in de NHG-Standaarden voor cardiovasculair risicomanagement en diabetes mellitus type 2
Gebruik minder dan 10 energieprocenten verzadigd vet |
Gebruik minder dan 1 energieprocent transvet |
Eet minimaal eenmaal en bij voorkeur tweemaal per week (vette) vis |
Gebruik per dag minimaal 200 gram groente en 2 stuks fruit |
Beperk het gebruik van zout tot maximaal 6 gram per dag |
Beperk het gebruik van alcohol tot een maximum van twee glazen per dag voor vrouwen en een maximum van drie glazen per dag voor mannen |
Zorg voor een optimaal gewicht: BMI < 25 kg/m en middelomtrek van < 80 cm voor vrouwen en < 94 cm voor mannen |
Tabel4Bijdrage van de vijf belangrijkste productgroepen aan de inname van verzadigd vet en het effect van een aantal vervangingen op
Productgroepen | Procentuele bijdrageaan inname verzadigd vet(%) | Voorbeelden van vervangingen | Portiegrootte(g) | Verschil in inname verzadigd vet(g) | Verschil in inname onverzadigd vet(g) |
---|---|---|---|---|---|
Melk(producten) | 30,8 | 48+ kaas door 30+ smeerkaas | 20 | -2,3 | -0,7 |
Vlees(producten) | 20,3 | Vlees (gemiddeld vet, alle diersoorten) door vette vis | 100 | -1,5 | +6,6 |
Vetten | 14,5 | Margarine (wikkel) door vloeibare margarine | 15 | -3,9 | +3,8 |
Koek, gebak en biscuit | 9,0 | Roombotercake door ontbijtkoek met halvarine | 30 | -3,6 | -0,5 |
Granen en graanproducten | 6,7 |
Literatuur
- 1.↲Gezondheidsraad. Voedingsnormen: energie, eiwitten, vetten en verteerbare koolhydraten. Den Haag: Gezondheidsraad, 2001; publicatie nr 2001/19R (gecorrigeerde editie: juni 2002).
- 2.↲↲Gezondheidsraad. Richtlijnen goede voeding. Den Haag: Gezondheidsraad, 2006; publicatie 2006/21.
- 3.↲Food and Agriculture Organization of the United Nations. Fats and fatty acids in human nutrition. Report of an expert consultation. Rome: FAO, 2010; FAO Food and Nutrition Paper 91.
- 4.↲U.S. Department of Agriculture and U.S. Department of Health and Human Services. Dietary Guidelines for Americans, 2010. 7th Edition, Washington, DC: U.S. Government Printing Office, December 2010.
- 5.↲Hulshof KFAM, Ocké MC, Van Rossum CTM, Buurma-Rethaus EJM, Brants HAM, Drijvers JJMM, et al. Resultaten van de voedselconsumptiepeiling 2003. Bilthoven: RIVM, 2004; RIVM-rapport 350030002/2004.
- 6.↲Kruizinga AG, Westenbrink S, Van Bosch LMC, Jansen MCJF. De inneming van omega-3 en -6 vetzuren van vitamines A, D en E bij jongvolwassenen. Aanvullende berekeningen op basis van Voedselconsumptiepeiling 2003. Bilthoven: RIVM, 2007; TNO-rapport V7451.
- 7.↲Ravnskov U. Cholesterol was healthy in the end. World Rev Nutr Diet 2009;100:90-209.
- 8.↲Thompson GR. History of the cholesterol controversy in Britain. QJM 2009;102:81-6.
- 9.↲Mensink RP, Zock PL, Kester ADM, Katan MB. Effects of dietary fatty acids and carbohydrates on the ratio of serum total to HDL cholesterol and on serum lipids and apolipoproteins: a meta-analysis of 60 controlled trials. Am J Clin Nutr 2003;77:1146-53.
- 10.↲Jakobsen MU, O’Reilly EJ, Heitmann BL, Pereira MA, Bälter K, Fraser GE, et al. Major types of dietary fat and risk of coronary heart disease: a pooled analysis of 11 cohort studies. Am J Clin Nutr 2009;89:1425-32.
- 11.↲Siri-Tarino PW, Sun Q, Hu FB, Krauss RM. Meta-analysis of prospective cohort studies evaluating the association of saturated fat with cardiovascular disease. Am J Clin Nutr 2010;91:535-46.
- 12.↲Siri-Tarino PW, Sun Q, Hu FB, Krauss RM. Saturated fat, carbohydrate, and cardiovascular disease. Am J Clin Nutr 2010;91:502-9.
- 13.↲Siri-Tarino PW, Sun Q, Hu FB, Krauss RM. Saturated fatty acids and risk of coronary heart disease: modulation by replacement nutrients. Curr Atheroscler Rep 2010;12:384-90.
- 14.↲Mozaffarian D, Micha R, Wallace SEffects on coronary heart disease of increasing polyunsaturated fat in place of saturated fat: A systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. PLoS Med 2010;7:e1000252.
- 15.↲Bendsen NT, Christensen R, Bartels EM, Astrup A. Consumption of industrial and ruminant trans fatty acids and risk of coronary heart disease: a systematic review and meta-analysis of cohort studies. Eur J Clin Nutr 2011;65:773-83.
- 16.↲Brouwer IA, Wanders AJ, Katan MB. Effect of animal and industrial trans fatty acids on HDL and LDL cholesterol levels in humans – a quantitative review. PloS One 2010;5:e9434.
- 17.↲Hunter JE, Zhang J, Kris-Etherton PM. Cardiovascular disease risk of dietary stearic acid compared with trans, other saturated, and unsaturated fatty acids: a systematic review. Am J Clin Nutr 2010;91:46-63.
- 18.↲Burdge GC, Calder PC. Dietary alpha-linolenic acid and health-related outcomes: A metabolic perspective. Nutr Res Rev 2006;19:26-52.
- 19.↲Albert CM, Oh K, Whang W, Manson JE, Chae CU, Stampfer MJ, et al. Dietary alpha-linolenic acid intake and risk of sudden cardiac death and coronary heart disease. Circulation 2005;112:3232-8.
- 20.↲Oomen CM, Ocké MC, Feskens EJ, Kok FJ, Kromhout D. Alpha-linolenic acid intake is not beneficially associated with 10-y risk of coronary artery disease incidence: The Zutphen elderly study. Am J Clin Nutr 2001;74:457-63.
- 21.↲↲Wang C, Harris WS, Chung M, Lichtenstein AH, Balk EM, Kupelnick B, et al. N-3 fatty acids from fish or fish-oil supplements, but not alpha-linolenic acid, benefit cardiovascular disease outcomes in primary- and secondary-prevention studies: A systematic review. Am J Clin Nutr 2006;84:5-17.
- 22.↲Lemaitre RN, King IB, Sotoodehnia N, Rea TD, Raghunathan TE, Rice KM, et al. Red blood cell membrane alpha-linolenic acid and the risk of sudden cardiac arrest. Metabolism 2009;58:534-40.
- 23.↲Harris WS, Kris-Etherton PM, Harris KA. Intakes of long-chain omega-3 fatty acid associated with reduced risk for death from coronary heart disease in healthy adults. Curr Atheroscler Rep 2008;10:503-9.
- 24.↲Jung UJ, Torrejon C, Tighe AP, Deckelbaum RJ. n-3 Fatty acids and cardiovascular disease: Mechanisms underlying beneficial effects. Am J Clin Nutr 2008;87:2003S-2009S.
- 25.↲Risérus U, WC Willet, FB Hu. Dietary fats and prevention of type 2 diabetes. Progr Lipid Res 2009;48:44-51.
- 26.↲Egert S, Fobker M, Andersen G, Somoza V, Erbersdobler HF, Wahrburg U. Effects of dietary α-linolenic acid, eicosapentaenoic acid or docosahexaenoic acid on parameters of glucose metabolism in healthy volunteers. Ann Nutr Metab 2008;53:182-7.
- 27.↲Astrup A, Dyerberg J, Elwood P, Hermansen K, Hu FB, Jakobsen MU et al. The role of reducing intakes of saturated fat in the prevention of cardiovascular disease: where does the evidence stand in 2010? Am J Clin Nutr 2011;93:684-8.
- 28.↲Schickenberg B, Van Assema P, Brug J, Verkaik-Kloosterman J, Ocké MC, De Vries NK, et al. Replacing foods high in saturated fat by low-saturated fat alternatives: a computer simulation of the potential effects on reduction of saturated fat consumption. Br J Nutz 2009;102:478-83.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.