Bij OSAS collaberen de bovenste luchtwegen. Frequente en langdurige perioden kunnen slaapproblemen geven met klachten als moeheid en slaperigheid overdag. De patiënten snurken vaak, terwijl de bedpartner ademstops kan waarnemen. De CPAP geniet de voorkeur bij ernstiger gevallen. Niet iedereen vindt dit echter een ideale oplossing.
Het idee om bij ademstops de nervus hypoglossus (n. XII) met een pacemaker te stimuleren is bij 126 patiënten (83% mannen, gemiddelde leeftijd 54,5 jaar, gemiddeld BMI 28,4) met matig tot ernstig OSAS onderzocht. Deze patiënten hadden problemen met de CPAP. Er was een groot aantal exclusiecriteria, waaronder een BMI > 32, ernstige COPD en ernstig hartfalen. De primaire uitkomstmaat was het aantal (hypo)apneus (AHI) en het aantal zuurstofdesaturaties per uur (ODI, vastgesteld met polysomnografie). De pacemaker registreert ter hoogte van de vierde rib de ademexcursies en activeert zo nodig de n.XII bij de kin, met activatie van de musculatuur van de bovenste luchtwegen als gevolg.
Na 12 maanden daalde het aantal apneus bij 124 patiënten van 29,3 naar 9,0; het aantal zuurstofdesaturaties liep terug van 25,5 naar 7,4. Hierna deden 46 patiënten 7 dagen lang aselect mee aan een withdrawal-RCT. Men randomiseerde 23 personen bij wie het registratiemechanisme uitgeschakeld werd. De rest vormde de controlegroep. De AHI steeg in de withdrawal-groep na een week van 7,6 naar 25,8 (p < 0,001); de ODI van 6,0 naar 23,0 (p < 0,001). Neurostimulatie van de n. XII heeft dus een gunstig effect op OSAS.
Arie Knuistingh Neven