Ik houd van tegelwijsheden. Of eigenlijk, ik houd van tegelwijsheden die bij andere mensen aan de muur hangen. Wanneer ik tijdens een visite bij iemand kom met een tegeltje aan de muur is mijn dag geslaagd. Ik weet niet zo goed wat het is. Aan de ene kant zijn het vaak nietszeggende clichés, maar tegelijk zegt het tegeltje zoveel over de eigenaar.
Mijn oma’s hadden allebei een tegel hangen. Beide teksten zal ik nooit vergeten. Op de tegel van mijn ene oma stond de tekst: ‘Ik had er hard om kunnen lachen, wanneer het mezelf niet was overkomen’. Zoveel ironie had ik nooit achter mijn oude oma gezocht. Op de tegel van mijn andere oma stond de tekst: ‘Nou En?!’. Ik weet nog dat ik als kind tegen haar zei dat ik de tekst niet begreep. Waarop mijn oma antwoorde ‘Nou En?!’.
Enkele weken terug trof ik weer een tegel aan tijdens een avonddienst. Het ANW-hoofd van een verzorgingshuis had de huisartsenpost gebeld vanwege een uit de hand gelopen situatie. Het betrof een oude demente man die in het tehuis samenwoonde met zijn eveneens demente vrouw. De man was dusdanig in de war dat hij zijn eigen vrouw met de dood bedreigde. Nu deed hij dit wel vaker, maar dit keer was hij haar echt te lijf gegaan. De paar dienstdoende verzorgenden hadden de man in zijn eigen kamer opgesloten en zijn vrouw in veiligheid gebracht. Ze wisten niet hoe nu verder te handelen. Hopelijk had de huisarts een oplossing. Tijdens de rit naar het tehuis toe vroeg ik me af waarom ik niet gewoon de consulten was blijven doen.
Bij aankomst in het tehuis stond het ANW-hoofd ons al op te wachten. Ze had rode blossen op haar wangen. Terwijl we naar de kamer van de man toe liepen, zag ik een oude jammerende vrouw in de gang zitten. Dit was waarschijnlijk de echtgenote. Eenmaal in de kamer troffen we de man aan in de badkamer. Hij was op het toilet gaan zitten en zat met holle ogen naar de muur te staren. Behoudens een half open nachthemd had hij geen kleren aan. Met zijn linker hand plukte hij onrustig aan een knoopsgat. Het was een boom van een vent, met lange tanige armen en akelig grote handen. Ik kon me voorstellen dat de verzorgenden bang van hem waren. De man schrok toen ik hem gedag zei. Hij begon meteen te ratelen over de soldaten die eraan kwamen en zijn huis wilden afbranden. Hij moest zijn vrouw beschermen maar hij was haar kwijtgeraakt. Schichtig keek hij om zich heen.
Aanvankelijk vertrouwde de verwarde man me niet. Hij was argwanend en ook mijn bruine dokterstas riep allerlei achterdocht op. Gedurende het gesprek werd hij toch rustiger. Uiteindelijk was er een lichamelijk onderzoek mogelijk. Ik deed een poging om naar zijn longen te luisteren, ondertussen probeerde het ANW-hoofd hem in een koffiekopje te laten plassen, terwijl de man zachtjes over de soldaten bleef prevelen. Het voelde wat surrealistisch. Na het onderzoek liet de man zich onder lichte dwang naar zijn bed begeleiden en viel hij half huilend in slaap. Hij was immers nog steeds zijn vrouw kwijt.
Dementie, de Van Dale vat de aandoening pakkend samen; ‘geestelijke aftakeling’. Iemands geest is langzaam aan het verdwijnen terwijl het lichaam nog wat aanmoddert. Zeker in de laatste fase staat iedereen zo machteloos. Er is steeds meer een discussie gaande over de mogelijkheid van euthanasie bij dementie. Ik weet niet wat ik daarvan vind. Op het moment zelf kan een demente zich nauwelijks meer uitspreken over zijn of haar doodswens. Het zou dan vanuit de familie komen en een eventuele wilsverklaring. Maar ook dan, hoe bepaal je wanneer het moment daar is? Bepaalt de arts dat, de familie? In het geval van de bovenstaande patiënt kan ik me vinden in het uitzichtloos lijden. Maar ervaart deze man dat ook zo? Die denkt wellicht dat de soldaten hem alsnog te pakken hebben gekregen, zodra je met de spuit komt aanzetten. Misschien vind ik wel dat euthanasie mogelijk moet zijn, in uitzonderlijke gevallen. Alleen wil ik niet degene zijn die het moet uitvoeren.
Terug naar de visite. Toen ik het appartement van het echtpaar uitliep viel mijn oog op de tegel boven de schoorsteen. ‘Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd’. Hoelang zou dit echtpaar al niet meer in leven zijn?