Het artikel in H&W betreft een samenvatting van drie artikelen over mindfulnesstraining voor patiënten met onverklaarde lichamelijke klachten die eerder zijn gepubliceerd. Er is inderdaad een verschil tussen de gemiddelde waarden die staan weergegeven in [tabel 2], en het in de tekst gepresenteerde scoreverschil van 5,8 punten. Deze waarden verschillen van elkaar door het uitvoeren van een ANCOVA. Het scoreverschil dat is berekend met de ANCOVA wordt gezien als de meest precieze schatting van het effect. Bij het beschrijven van de andere verschilscores, zoals het psychisch functioneren, geldt ditzelfde principe.
Voor de leesbaarheid van het artikel in H&W hebben we ervoor gekozen de meetmomenten als volgt weer te geven: baseline, na 3 maanden, na 12 maanden. Dit schept mogelijk enige verwarring bij het lezen van het oorspronkelijke artikel, omdat we daarin de volgende meetmomenten gebruikten: baseline, na 3 maanden, na 9 maanden follow-up. Het betreft echter dezelfde meetmomenten, de schrijfwijze is enkel anders.
Het psychisch functioneren verbeterde zowel in de groep die mindfulnesstraining had ontvangen als in de groep die de gebruikelijke zorg kreeg. De verbetering na 12 maanden in de groep die de gebruikelijke zorg kreeg, is opmerkelijk. Dit zou verklaard kunnen worden door natuurlijk herstel of door de kwaliteit van de gebruikelijke zorg in Nederland. De verbetering in de groep die mindfulnesstraining ontving, trad echter eerder op: al 3 maanden na baseline werd er een significante verbetering gevonden van het psychisch functioneren (MCS, SF-36).
Dit was het eerste onderzoek naar de effecten van mindfulnesstraining bij SOLK in de eerste lijn. Gezien de snellere verbetering van het psychisch functioneren, de afname van angst voor ziekte en de afname van het gebruik van ziekenhuiszorg, vinden wij dat mindfulnesstraining bij SOLK verder onderzoek verdient. Om vast te stellen of mindfulnesstraining tot klinisch relevante verschillen leidt, is vervolgonderzoek nodig waarin deze aanpak vergeleken moeten worden met de gebruikelijke zorg en met cognitieve gedragstherapie.
Hiske van Ravesteijn, Peter Lucassen