Het is een bekende debating strategie: het in breed perspectief plaatsen van andermans standpunt, waarna het gemakkelijker kan worden afgeserveerd om vervolgens te komen met een redelijk alternatief waarbij het publiek gemakkelijk over het hoofd ziet dat dat vooral berust op slecht onderbouwde aannames en beweringen.
Het NHG-Standpunt Diagnostiek van vitamine B12-deficientie wijst erop dat huisartsen niet blind kunnen varen op een laagnormale B12-waarde en dat zij bij klachten die hiermee mogelijk verband houden, kunnen denken aan een methylmalonzuurbepaling of een proefbehandeling met vitamine B12. Voor het behandelen van verhoogde methylmalonzuurwaarden is volgens het standpunt onvoldoende grond.
In plaats van op de argumentatie in te gaan, schilderen Muskiet en Mathus-Vliegen het standpunt af als een typische uiting van evidence-based medicine, een koele epidemiologische benadering die zich blind staart op trials en leidt tot onethische vertraging bij de behandeling van patiёnten, terwijl RCT’s vanwege de complexiteit van de materie bijkans onbruikbaar zijn om de waarde van vitamine B12-suppletie te onderzoeken. In plaats daarvan achten zij, op basis van het desastreuze effect van een uitgesproken vitamine B12-deficiëntie op het zenuwstelsel en associaties met onder andere cognitieve achteruitgang en de ziekte van Alzheimer, ook de nadelige effecten door laagnormale B12-spiegels of B12-marginaliteit plausibel.
1 Zij stellen daarom voor primair af te gaan op functionele markers die ‘in principe’ meer pathofysiologische informatie opleveren, zoals methylmalonzuur dat zich ophoopt als het niet via een unieke B12-afhankelijke reactie wordt omgezet tot succinaat.
Bij deze pathofysiologische inzichten en aannames verzuimen zij echter aan te geven dat een groot deel van de mensen met verhoogde methylmalonzuurwaarden helemaal geen klachten heeft, hetgeen erop wijst dat de pathofysiologische informatie die deze bepaling oplevert, met een korrel zout moet worden genomen. Carmel, ook door hen geciteerd, schrijft letterlijk dat sensitieve, biochemische testen de laatste decennia veel frequenter dan voorheen cobalamine- (= vitamine B12) tekorten aan het licht hebben gebracht, maar dat het in bijna alle gevallen gaat om milde biochemische veranderingen zonder symptomen (dus subklinische deficiëntie), waarvan de betekenis voor de gezondheid en de noodzaak van behandeling onduidelijk is.
2 De specificiteit van de methylmalonzuurbepaling is met andere woorden te gering. Het voorstel van Muskiet en Mathus-Vliegen zal derhalve resulteren in forse overbehandeling.
We hebben geen behoefte aan bewijs voor de potentieel ernstige consequenties van een subklinisch B12-tekort, maar willen wel duidelijkheid over de vraag of behandeling van subklinische deficiënties leidt tot vermindering van (dikwijls aspecifieke) klachten of verbetering van de gezondheid, nu of op termijn. De kortste weg daarnaartoe is een ordentelijke trial die gezien de aanzienlijke prevalentie van verhoogde methylmalonzuurwaarden toch relatief eenvoudig te realiseren moet zijn. Voor degenen die op basis van de complexiteit van het 1C-metabolisme menen dat vitamine B12-bepaling alleen niet voldoet, kan een derde multivitaminegroep aan de trial worden toegevoegd. Dit is wat ons betreft een ethischer benadering dan het diagnostiseren van vitamine B12-tekorten en het initiëren van behandelingen met vitamine-B12 op basis van aanhoudend discutabele pathofysiologische overwegingen.