Oudere artsen kunnen bogen op meer ervaring en daardoor betere zorg leveren, maar het is ook mogelijk dat hun kennis gedateerd raakt zodat ze in de loop der tijd suboptimaal gaan presteren. Amerikaanse onderzoekers gingen na of er een relatie is tussen sterftecijfers van acuut opgenomen patiënten van 65 jaar en ouder en de leeftijd van de dienstdoende behandelend arts.
Ze bekeken de resultaten van ruim 736.000 bij Medicare verzekerden die in de jaren 2011 tot 2014 acuut in een ziekenhuis werden opgenomen. Daarbij waren 18.854 ziekenhuisartsen betrokken. De onderzoekers corrigeerden in hun analyse voor patiëntkenmerken zoals leeftijd, geslacht, etniciteit, diagnose en comorbiditeit, evenals voor artskenmerken zoals geslacht en plaats van opleiding. Zij corrigeerden ook voor zogenaamde hospital fixed effects door verdiscontering van de resultaten van alle aan een ziekenhuis verbonden artsen.
De sterfte binnen 30 dagen na opname bedroeg 10,8% bij artsen jonger dan 40 jaar, 11,1% bij artsen van 40 tot 49 jaar, 11,3% bij artsen van 50 tot 59 jaar en 12,1% bij artsen van 60 jaar en ouder. De verschillen zijn significant. De gegevens betekenen dat 10 jaar leeftijdstoename van de arts de relatieve kans op sterfte met 3% doet toenemen.
Het beeld verandert evenwel compleet als ook wordt gekeken naar het aantal opnames van de behandelend arts. Bij artsen die verantwoordelijk zijn voor ten minste 200 ziekenhuisopnames per jaar blijkt de relatie tussen leeftijd van de behandelend arts en sterfte geheel afwezig. Vooral bij de artsen met minder dan 90 opnames per jaar blijkt hun leeftijd een forse risicofactor. Dit geldt in mindere mate voor artsen die 90 tot 200 opnames per jaar verzorgen.
Behoud van ervaring met acute opnames doet dus het effect van leeftijd te niet.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.