1. Het onderzoek van Jongstra et al. richt zich op het verbeteren van diagnostiek van dementie in de huisartsenpraktijk. Op welke groep richt het onderzoek zich specifiek?
a. Diagnostiek bij patiënten zonder klachten (screening).
b. Diagnostiek bij patiënten met eerste klachten.
c. Diagnostiek bij patiënten bij wie dementie vermoed wordt.
2. In dit onderzoek werd de Visual Association Test (VAT) afgenomen bij patiënten die een afname van 2 punten op de Minimal Mental State Examination (MMSE) hadden. Wat is de toegevoegde waarde van de VAT bij deze groep?
a. Bij lagere VAT-score is er grotere zekerheid over de aanwezigheid van dementie.
b. Bij perfecte VAT-score is er grotere zekerheid over de afwezigheid van dementie.
c. Zowel aantonen als uitsluiten verbetert na toevoeging van de VAT.
3. Cognitieve klachten komen bij veel ouderen voor. Bij een deel van de ouderen vormen die klachten het eerste symptoom van dementie. De MMSE is niet goed in staat onschuldige cognitieve klachten van vroege dementie te onderscheiden. Waarin ligt volgens Jongstra et al. de beperking van de MMSE?
a. Lage sensitiviteit, vroege dementie wordt vaak gemist.
b. Lage specificiteit, onschuldige cognitieve klachten worden voor vroege dementie aangezien.
4. De VAT is een korte associatietest van zes plaatjes. De test doet een beroep op het visuele geheugen, de respondent dient eerder getoonde combinaties van afbeeldingen te memoriseren. Welk voordeel heeft VAT bij gebruik in de huisartsenpraktijk?
a. De test is gratis.
b. De test is gevalideerd in de eerste lijn.
c. De test is geschikt voor elk opleidingsniveau.
5. In het onderzoek van Jongstra werden 2661 gezonde oudere deelnemers (70-78 jaar) geïncludeerd. Bij 157 van hen werd dementie gediagnostiseerd (5,9%). Nederland telt 17,3 miljoen inwoners. Hoeveel mensen hebben in Nederland dementie?
a. 540.000 mensen (3%)
b. 810.000 mensen (4,7%)
c. 270.000 mensen (1,6%)
6. De huisarts constateert bij de 74-jarige heer Storms lichte cognitieve stoornissen. De stoornissen hebben geen gevolgen voor het dagelijks functioneren. Mevrouw Storms vraagt welke betekenis de lichte stoornissen hebben. Welke antwoord is correct?
a. Dit is ongewoon en meestal een voorbode van dementie.
b. Dit is niet ongewoon en meestal geen voorbode van dementie.
7. Patiënten met dementie komen meestal niet zelf met een hulpvraag bij de huisarts. De eerste stap is het opmerken van signalen die op dementie kunnen wijzen. Signalen zijn vaak van naasten afkomstig. Klachten over het geheugen is het bekendste signaal. Wat is nog meer een signaal voor deze aandoening?
a. Loopstoornissen
b. Mictiestoornissen
c. Schildklierstoornissen
d. Stemmingsstoornissen
8. De huisarts vermoedt bij de 77-jarige mevrouw Verhey dementie wegens vastgestelde geheugenstoornissen en stoornissen in andere cognitieve functies, zoals fouten maken in spraak en schrijven. Welke informatie is nog nodig om de diagnose dementie bij mevrouw Verhey te kunnen stellen?
a. Informatie over haar dagelijks functioneren
b. Uitslag van de MRI-scan
c. Beoordeling van de specialist
De kennistoets is gemaakt door Henk Folkers, huisarts en toetsdeskundige. Over vragen en antwoorden wordt niet gecorrespondeerd.
Gebruikte bronnen
Jongstra S, Van Gool WA, Moll van Charante EP, Van Dalen J-W, Eurelings LSM, Richard E, Ligthart SA. Vroege symptomen van dementie herkennen. Huisarts Wet 2019;62.
Moll van Charante E, Perry M, Vernooij-Dassen MJFJ, Boswijk DFR, Stoffels J, Achthoven L, Luning-Koster. NHG-Standaard Dementie (derde herziening). Huisarts Wet 2012;55(7) 306-17.
http://www.alzheimer-nederland.nl
Antwoorden
1b / 2c / 3a / 4c / 5c / 6b / 7a / 8a
Reacties
Er zijn nog geen reacties.