Samenvatting
Abstract
Van Royen FS, Geersing GJ, Van Doorn S, Van Smeden M, Rutten FH, Lambermon HM. COVID-19 consultations in Spring 2020: patient characteristics. Huisarts Wet 2021;64:DOI:10.1007/s12445-021-1239-3.
Aim The aim of this study was to describe the characteristics, complications, and residual symptoms of patients with clinically suspected COVID-19 seen by general practitioners during a corona-specific consultation in the period March–May 2020.
Method This descriptive study that made use of routine data involved consecutive patients (≥ 16 years) with clinically suspected COVID-19 who came for a corona-specific consultation in 1 of 16 general practices in the Den Bosch region during the first wave of COVID-19 (March–May 2020). Data on medical history, case history, physical examination, and follow-up (hospital admission, death, cardiovascular complications, residual symptoms) were collected for 3 months after the initial consultation.
Results In total, 522 patients (mean age 49.8 years, 43% male) were included. Twenty-six patients (5.0%, 95% confidence interval 3.3–7.2) were admitted to hospital. These patients were older, more often male, and more often had diabetes mellitus, overweight, and coronary heart disease or heart failure. Fourteen patients (2.7%, 95% CI 1.5–4.5) had cardiovascular complications, in 50% of the cases thromboembolism. Forty-seven patients (9.0%, 95% CI 6.7–11.8%) visited their GP because of persistent fatigue and/or shortness of breath within 2–3 months of the initial consultation.
Conclusions Patients with clinically suspected COVID-19 who had a corona-specific consultation with a GP during March–May 2020 had a relatively low risk of hospitalization or cardiovascular complications. About 9% of the patients subsequently visited their GP for persistent fatigue or shortness of breath.
Een beschrijving van de patiënten
Wat is bekend?
-
In de eerste golf van de COVID-19-pandemie stelden huisartsen isolatiespreekuren in voor patiënten met symptomen van COVID-19.
-
Omdat er in de huisartsenpraktijk geen routinematige PCR-tests beschikbaar waren, berustte de diagnose ‘COVID-19’ op klinische symptomen.
-
Gegevens over COVID-19-patiënten uit de huisartsenpraktijk zijn nog altijd schaars, terwijl de overgrote meerderheid van de patiënten de ziekte thuis heeft doorgemaakt.
Wat is nieuw?
-
Van de patiënten bij wie de huisarts op het isolatiespreekuur ‘klinische verdenking COVID-19’ registreerde, werd 5% in een ziekenhuis opgenomen, kreeg 2,7% een cardiovasculaire complicatie en hield 9% na 2-3 maanden nog restklachten.
-
Overgewicht, diabetes, hartfalen en coronaire hartziekte lijken de kans op ziekenhuisopname bij (vermoeden van) COVID-19 te verhogen; astma en COPD lijken niet van invloed.
In de wetenschappelijke literatuur over COVID-19 zijn tijdens de pandemie voornamelijk patiënten beschreven die waren opgenomen op ziekenhuisafdelingen of op de intensive care. Gegevens uit de huisartsenpraktijk zijn nog altijd schaars, terwijl de overgrote meerderheid van de patiënten de ziekte thuis doormaakt. Bij een deel van hen zal de huisarts betrokken zijn bij de risico-inschatting van het beloop en bij de keuze om de patiënt al dan niet in het ziekenhuis te laten opnemen. Anderen zullen hun huisarts na de acute infectie bezoeken vanwege persisterende klachten.
De ernstigste fase van de COVID-19-pandemie lijkt inmiddels achter ons te liggen, mede door de oplopende vaccinatiegraad, maar het is aannemelijk dat COVID-19-infecties seizoensgebonden blijven terugkeren. Hoelang een vaccinatie bescherming biedt, is niet zeker en naar verwachting zal het virus blijven muteren. Daarom blijft het nodig, zeker ook voor de huisarts, meer te weten te komen over dit relatief nieuwe ziektebeeld.
Ons onderzoek had tot doel de karakteristieken, complicaties en restklachten te beschrijven van patiënten met vermoedelijk COVID-19 die tijdens de ‘eerste golf’ (maart-mei 2020) de isolatiespreekuren bezochten van huisartsen in Brabant, een regio die destijds zwaar getroffen werd door de ziekte. We zochten in deze populatie gericht naar ziekenhuisopnames en complicaties (sterfte, IC-opnames, cardiovasculaire complicaties zoals longembolie) bij acute COVID-19, en daarnaast nadrukkelijk ook naar restklachten gedurende de 3 daaropvolgende maanden. Omdat PCR-tests tijdens deze eerste golf beperkt beschikbaar waren, beschrijven wij hier alle patiënten die de isolatiespreekuren bezochten, dus een onderzoekspopulatie met ‘klinische verdenking COVID-19’.
Methode
Onderzoeksopzet en patiëntselectie
Dit is een beschrijvend onderzoek op basis van zorggegevens die routinematig werden verzameld en opgeslagen door de huisarts. De onderzoekspopulatie bestond uit opeenvolgende patiënten (≥ 16 jaar) die tussen 13 maart en 12 mei 2020 de isolatiespreekuren bezochten van 16 huisartsenpraktijken in de regio Den Bosch vanwege een vermoeden van COVID-19. Dit vermoeden werd vastgesteld via telefonische triage door een praktijkassistent met ondersteuning van de huisarts. We includeerden alle patiënten die de isolatiespreekuren bezochten, ongeacht of het vermoeden werd bevestigd met een PCR- of antistoffentest. Dit omdat huisartsen in die periode nauwelijks konden voorzien in een PCR-test, ook niet via de GGD. We excludeerden ‘passanten’ die niet stonden ingeschreven bij de 16 deelnemende praktijken, omdat we voor deze groep geen follow-upinformatie konden verkrijgen.
Dataverzameling en uitkomsten
Uit het huisartsinformatiesysteem (HIS) verzamelden we gegevens over leeftijd, geslacht, BMI (indien ≥ 30), cardiovasculaire voorgeschiedenis (hypertensie, diabetes, atriumfibrilleren, hartfalen, coronaire hartziekten) en aanwezigheid van een chronische longziekte (astma als volwassene, COPD). We beschouwden risicofactoren en ziekten als aanwezig indien ze als actieve episode in het HIS werden vermeld. Daarnaast verzamelden we de gegevens over anamnese, lichamelijk onderzoek en gevoerd beleid zoals geregistreerd bij het eerste contact tijdens het isolatiespreekuur.
Eén onderzoeker (FvR) verzamelde uit alle HIS-episodeteksten en ingekomen brieven uit de tweede lijn ‘handmatig’ gegevens over ziekenhuisopnames (met of zonder IC-opname), overlijden, cardiovasculaire complicaties – hartfalen, atriumfibrilleren, acuut coronair syndroom, cerebrovasculair accident (CVA), transiënte ischemische aanval (TIA), diepveneuze trombose, longembolie of tromboflebitis – en restklachten. We definieerden restklachten als kortademigheid, vermoeidheid, spierpijn, gewrichtspijn, thoracale pijn of synoniemen hiervan, waarvoor de patiënt de huisarts 2 of meer maanden na het eerste contact opnieuw had bezocht. We hebben deze restklachten niet actief nagevraagd, maar geregistreerd zoals ze werden beschreven in de consultteksten tot 3 maanden na het eerste contact op een isolatiespreekuur.
Statistische analyse
We hebben een beschrijvende statistische analyse gemaakt van patiëntkenmerken, ziekenhuisopnames, cardiovasculaire complicaties en restklachten. Categorische variabelen zijn aangegeven als proportie, continue variabelen als gemiddelde met standaarddeviatie (SD) of als mediaan met interkwartielafstand (IQR). Alle analyses zijn uitgevoerd in SPSS 25.0.0.2.
Gezien het puur beschrijvende karakter van dit onderzoek en het beperkte aantal patiënten met eindpunten hebben we afgezien van een statistische toetsing. Waar passend rapporteren we 95%-betrouwbaarheidsintervallen (BI), niet om te toetsen maar om de onzekerheid van de schattingen weer te geven.
Ethiek
De medisch-ethische toetsingscommissie van het UMC Utrecht oordeelde dat ons onderzoek niet viel onder de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen. De websites van alle deelnemende huisartsenpraktijken bevatten de mededeling dat routinezorggegevens, ontdaan van persoonsgegevens, voor onderzoek konden worden gebruikt en dat de ingeschreven patiënten daar te allen tijde en zonder opgaaf van reden bezwaar tegen konden maken (‘opt-outsysteem’). De behandelend huisarts verzamelde tijdens het isolatiespreekuur de routinezorggegevens die we als aanvangsgegevens gebruikten. Voor het verzamelen van de overige gegevens ondertekende de onderzoeker (FvR) in iedere huisartsenpraktijk een geheimhoudingsverklaring (‘verlengde-armconstructie’). Alle data werden gecodeerd, verwerkt en geanalyseerd.
Resultaten
Kenmerken van patiënten met een vermoeden van COVID-19
In de onderzoeksperiode bezochten 522 volwassen patiënten de isolatiespreekuren met een ‘klinische verdenking COVID-19’. Hun gemiddelde leeftijd was 49,8 jaar, 43,3% was man, hoesten was de meest gerapporteerde indexklacht (49,2%) en patiënten hadden gemiddeld 7 dagen klachten voordat zij de huisarts bezochten [tabel 1].
Ziekenhuisopname en overlijden
Tijdens de 3 maanden follow-up werden 26 van de 522 geïncludeerde patiënten opgenomen in het ziekenhuis (5,0%; 95%-BI 3,3 tot 7,2); 6 van hen (1,1%; 95%-BI 0,4 tot 2,5) belandden op de IC. Uiteindelijk overleden 2 patiënten (0,4%) aan complicaties van COVID-19; 1 patiënt (0,2%) overleed aan een aritmie bij een waarschijnlijk niet aan COVID-19 gerelateerde pneumonie.
In vergelijking met niet-opgenomen patiënten hadden de opgenomen patiënten vaker een pre-existente cardiovasculaire risicofactor of ziekte (57,7 versus 27,8%). De grootste verschillen betroffen BMI ≥ 30 (26,9 versus 10,5%), diabetes (30,8 versus 7,9%), coronaire hartziekte (19,2 versus 5,6%) en hartfalen (11,5 versus 0,8%). De opgenomen patiënten hadden een gemiddelde CRP-waarde van 128,0 mg/L (IQR 27,5-172,0), versus 4,0 mg/L (IQR 4,0-25,0) bij niet-opgenomen patiënten.
Cardiovasculaire complicaties
Bij 14 van de 522 geïncludeerde patiënten (2,7%; 95%-BI 1,5 tot 4,5) traden cardiovasculaire complicaties op, merendeels tijdens een ziekenhuisopname [tabel 2]. Een trombo-embolie trad op bij 7 patiënten (1,3%; 95%-BI 0,5 tot 2,7), in 3 gevallen ging het om een longembolie, in 2 om een tromboflebitis en in 2 om een geïnfecteerde trombus (1 in de vena cava inferior, 1 in de arteria carotis). Eén patiënt kreeg 2 cardiovasculaire complicaties, namelijk hartfalen en na 2 maanden follow-up een CVA. Bij geen van de patiënten met bevestigde COVID-19 werd een acuut coronair syndroom dan wel peri- of endocarditis vastgesteld.
Restklachten
In de 3 maanden na het eerste contact op een isolatiespreekuur bezochten 47 patiënten (9,0%; 95%-BI 6,7 tot 11,8) de huisarts met restklachten zoals vermoeidheid of kortademigheid. Hun gemiddelde leeftijd (54,8 jaar) was 5,5 jaar hoger dan die van patiënten zonder restklachten (49,3 jaar) en zij hadden vaker een positieve COVID-19-test. Van de 47 patiënten met restklachten waren er 27 (57,5%) getest en 13 (27,7%) positief; van de 475 patiënten zonder restklachten waren er 149 (31,4%) getest en 40 positief (8,4%) [tabel 3].
Beschouwing
Ziekenhuisopname en complicaties
Het percentage ziekenhuisopnamen (5%) was in onze populatie lager dan in andere onderzoeken, maar toch duidelijk hoger dan in het pre-COVID-tijdperk. In 2017 vond men in een groot Brits onderzoek naar lageluchtweginfecties in de huisartsenpraktijk dat de kans op ziekenhuisopname of overlijden < 1% was.1
Overgewicht, diabetes en cardiovasculaire ziekte (hartfalen en coronaire hartziekte) lijken de kans op ziekenhuisopname bij (vermoeden van) COVID-19 te verhogen; astma en COPD lijken dat niet te doen. Wel was het risico op ziekenhuisopname hoger voor ouderen en mannen dan voor jongeren en vrouwen. Dit alles is grotendeels in lijn met onderzoeken onder ernstig zieke COVID-19-patiënten.23 Onze resultaten moeten echter wel voorzichtig geïnterpreteerd worden, gezien het geringe aantal patiënten in onze populatie dat werd opgenomen in het ziekenhuis.
Inmiddels is bekend dat COVID-19 kan leiden tot vaatschade en vaatlekkage, en daardoor waarschijnlijk het risico op cardiovasculaire complicaties verhoogt.4567 In onze eerstelijnspopulatie kwamen veneuze trombo-embolische complicaties inderdaad relatief vaak voor (1,3%), maar minder vaak dan bij patiënten die in dezelfde periode opgenomen werden in het ziekenhuis (3-4%) of op de IC (40%).46 Naast trombo-embolie zijn ook cardiale betrokkenheid en restschade veelgenoemde complicaties van COVID-19.289 Dit is niet terug te zien in onze data. Wij vonden geen enkele patiënt met een acuut coronair syndroom, maar er kunnen natuurlijk cardiale afwijkingen zijn geweest die alleen met MRI waarneembaar zijn.
Restklachten
We zagen relatief weinig restklachten (9,0%) en er was geen duidelijke relatie met cardiovasculaire of andere comorbiditeit, wel met een positieve COVID-19-test. De literatuur rapporteert uiteenlopende aantallen COVID-19-patiënten met restklachten. In Nijmegen keek men in het Radboudumc naar restklachten in een gemengde populatie van 97 COVID-19-patiënten die een ziekenhuisopname achter de rug hadden en 27 huisartspatiënten met (vermoedelijk) COVID-19 die langer dan 6 weken klachten hadden. Na 3 maanden ondervond 69% nog vermoeidheid, 72% verminderde kwaliteit van leven en 64% functionele achteruitgang. De huisartspatiënten hadden een betere fysieke conditie en longfunctie dan de patiënten die opgenomen waren geweest, maar hadden wel meer restklachten, met name op het gebied van conditie, vermoeidheid en kwaliteit van leven.10
In een Noorse survey, waarin 23 symptomen werden uitgevraagd bij 451 patiënten met een positieve PCR-test maar zonder ziekenhuisopname, rapporteerde 33-47% na 1,5 tot 6 maanden restklachten, vooral kortademigheid, verlies van smaak en reuk, spierpijn en gewrichtspijn. Onduidelijk was echter hoeveel respondenten de klachten ernstig genoeg vonden om ermee naar de huisarts te stappen. Wel leek de ernst van de symptomen tijdens de actieve ziekte verband te houden met het optreden van restklachten.1112
Patiënten die in het ziekenhuis zijn opgenomen met COVID-19, lijken vaker restklachten te hebben. In 2 kleine onderzoeken leek dit aantal op te lopen tot 50-80%, maar de onderzoekers definieerden ‘restklachten’ wel veel ruimer dan wij hebben gedaan.1314 In een Brits onderzoek bij 384 COVID--19-patiënten had 69% last van persisterende vermoeidheid na ontslag uit het ziekenhuis, 53% van kortademigheid en 34% van persisterende hoest. De mediane follow-up was 54 dagen.
De hier aangehaalde cijfers zijn niet zonder meer vergelijkbaar. Door verschillen in methode (vragenlijst versus bezoek aan de huisarts en actief klachten melden) en gezondheidszorgsysteem (welke klachten leiden tot ziekenhuisopname), zijn de case-mixes verschillend. Onze gegevens bevatten alleen restklachten die patiënten zelf bij de huisarts meldden, deze werden niet actief uitgevraagd. Waarschijnlijk verklaart dat het relatief lage percentage in ons onderzoek.
Beperkingen van ons onderzoek
De belangrijkste beperking van ons onderzoek is dat de COVID-19-status bij veel patiënten niet was bevestigd door een PCR- of antistoffentest (waarbij antistoffentests vaak ook fout-negatieve uitslagen opleveren). Tijdens de eerste golf waren er immers nauwelijks COVID-19-tests beschikbaar voor de Nederlandse huisartsen. Ons onderzoek betrof dus vooral ‘klinische’ COVID-19-patiënten. Daar komt bij dat van sommige patiënten niet bekend was of hun complicaties en restklachten samenhingen met COVID-19 of met een andere (luchtweg)infectie.
Een tweede beperking is dat huisartsen niet alleen op isolatiespreekuren, maar ook op huisartsenposten te maken kregen met COVID-19-patiënten en dat we niet over de gegevens van die laatste beschikten. Ook was er tijdens de eerste golf veel minder kennis van en aandacht voor restklachten dan in latere stadia van de pandemie, dus werden ook deze minder geregistreerd.
Een laatste beperking, die vaker optreedt bij routinezorggegevens, is dat de gegevens niet voor alle variabelen compleet waren en voor sommige variabelen (zoals rookstatus) zelfs helemaal ontbraken. De BMI bijvoorbeeld was niet altijd geregistreerd en voor zover dat wel het geval was, was de BMI meestal ≥ 30, vermoedelijk omdat vooral ernstiger overgewicht de aandacht trok. Daarnaast was het onderscheid tussen astma en COPD bij het dossieronderzoek vaak niet goed te maken; daarom hebben we die samengevoegd in de analyse.
Conclusie
Van de patiënten die tijdens de ‘eerste golf’ van de pandemie (maart-mei 2020) een isolatiespreekuur bezochten en bij wie de huisarts COVID-19 vermoedde, maakte 5% een ziekenhuisopname door en kreeg 2,7% een cardiovasculaire complicatie. In de maanden erna kwam 9% met restklachten terug bij de huisarts. Patiënten die in het ziekenhuis moesten worden opgenomen, waren gemiddeld ouder, vaker man en hadden vaker overgewicht en een voorgeschiedenis van coronaire hartziekte, hartfalen of diabetes. Dit resultaat moet echter met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden, want het aantal ziekenhuisopnames in ons onderzoek was beperkt.
Dankbetuiging
De auteurs bedanken de huisartsen van zorggroep BeRoEmD (Berlicum, Rosmalen, Empel en Den Bosch) voor de medewerking en de gegevensverzameling tijdens de isolatiespreekuren.
Kenmerk | Totaal | Geen ziekenhuisopname | Ziekenhuisopname |
---|---|---|---|
n | 522 | 496 (95,0%) | 26 (5,0%) |
Leeftijd, jaren (SD) | 49,8 (16,7) | 49,2 (16,6) | 60,8 (16,5) |
Man | 226 (43,3%) | 210 (42,3%) | 16 (61,5%) |
Cardiovasculaire risicofactor of ziekte | |||
BMI ≥ 30 | 59 (11,3%)* | 52 (10,5%)† | 7 (26,9%)‡ |
hypertensie | 115 (22,0%) | 108 (21,8%) | 7 (26,9%) |
atriumfibrilleren | 11 (2,1%) | 10 (2,0%) | 1 (3,8%) |
hartfalen | 7 (1,3%) | 4 (0,8%) | 3 (11,5%) |
coronaire hartziekten | 33 (6,3%) | 28 (5,6%) | 5 (19,2%) |
diabetes mellitus | 47 (9,0%) | 39 (7,9%) | 8 (30,8%) |
COPD of astma | 113 (21,6%) | 107 (21,6%) | 6 (23,1%) |
Getest op COVID-19 | 176 (33,7%) | 153 (30,9%) | 23 (88,5%) |
COVID-19 positief | |||
PCR-test | 29 (5,6%) | 13 (2,6%) | 16 (61,5%) |
antistoffentest | 22 (4,2%) | 21 (4,2%) | 1 (3,8%) |
niet bekend | 2 (0,4%) | 0 (0%) | 2 (7,7%) |
totaal positief getest | 53 (10,2%) | 34 (6,9%) | 19 (73,1%) |
COVID-19 negatief | |||
PCR-test | 91 (17,4%) | 89 (17,9%) | 2 (7,7%) |
antistoffentest | 24 (4,6%) | 23 (4,6%) | 1 (3,8%) |
niet bekend | 8 (1,5%) | 7 (1,4%) | 1 (3,8%) |
totaal negatief getest | 123 (23,6%) | 119 (24,0%) | 4 (15,4%) |
Klachten bij eerste presentatie op het isolatiespreekuur | |||
duur, dagen (IQR) | 7,0 (3,0-14,0); n = 501 | 7,0 (3,0-14,0); n = 475 | 10,0 (5,0-15,3); n = 26 |
hoesten | 257 (49,2%) | 242 (48,8%) | 15 (57,7%) |
kortademigheid | 186 (35,6%) | 177 (35,7%) | 9 (34,6%) |
koorts | 135 (25,9%) | 121 (24,4%) | 14 (53,8%) |
andere klacht | 115 (22,0%) | 114 (23,0%) | 1 (3,8%) |
Metingen bij eerste presentatie op het isolatiespreekuur | |||
ademhaling, per minuut (IQR) | 16,0 (15,0-20,0); n = 219 | 16,0 (15,0-20,0); n = 201 | 23,0 (20,0-26,5); n = 18 |
CRP, mg/L (IQR) | 5,0 (4,0-36,0); n = 155 | 4,0 (4,0-25,0); n = 143 | 128,0 (27,5-172,0); n = 12 |
zuurstofsaturatie (IQR) | 98,0 (97,0-99,0); n = 449 | 98,0 (97,0-99,0); n = 426 | 95,0 (91,0-98,0); n = 23 |
Gebeurtenissen | n | COVID-19-positief | Details |
---|---|---|---|
Ziekenhuisopname | 26 | 19 | 19 wegens COVID-192 wegens vermoeden van COVID-19; negatieve PCR-test5 om andere redenen (CVA, urosepsis, COPD-aanval) |
IC-opname | 6 | 5 | 5 wegens COVID-191 om andere reden (urosepsis; COVID-19-status onbekend) |
Cardiovasculaire complicaties | |||
hartfalen (nieuw of exacerbatie) | 4 | 1 | 1 patiënt na 2 maanden (met COVID-19 en ziekenhuisopname, geen IC-opname)1 patiënt vermoedelijk hartfalen (COVID-19-status onbekend, geen ziekenhuisopname)1 patiënt na 3 maanden (geen COVID-19, geen ziekenhuisopname)1 patiënt met hartfalen na 1 maand (geen COVID-19, met ziekenhuisopname, geen IC-opname); tevens ischemisch CVA na 2 maanden |
nieuw atriumfibrilleren (ecg-bevestigd) | 2 | 2 | 1 patiënt na 3 maanden (met COVID-19, geen ziekenhuisopname)1 patiënt tijdens opname (met COVID-19 en ziekenhuisopname, geen IC-opname) |
acuut coronair syndroom | 0 | 0 | |
CVA/TIA | 2 | 0 | 1 patiënt met ischemisch CVA na 2 maanden (geen COVID-19, met ziekenhuisopname, geen IC-opname); tevens hartfalen na 1 maand1 patiënt met ischemisch CVA na 2 weken (COVID-19-status onbekend, ziekenhuisopname wegens CVA, geen IC-opname) |
trombo-embolie | 7 | 4 | 2 patiënten met longembolie tijdens IC-opname (met COVID-19 en IC-opname)1 patiënt met longembolie bij COPD-exacerbatie en longkanker (COVID-19-status onbekend, geen ziekenhuisopname, geen IC-opname)1 patiënt met geïnfecteerde trombus van de v. cava inferior tijdens IC-opname (met COVID-19 en IC-opname)1 patiënt met tromboflebitis na 1 maand (COVID-19-status onbekend, geen ziekenhuisopname)1 patiënt met tromboflebitis tijdens ziekenhuisopname (met COVID-19 en ziekenhuisopname, geen IC-opname)1 patiënt met geïnfecteerde trombus in de vaatwand bij aneurysma van de a. carotis interna na carotisendarteriëctomie na 2 maanden (geen COVID-19, geen ziekenhuisopname, geen IC-opname) |
Overlijden | 3 | 2 | 2 patiënten aan COVID-19 tijdens ziekenhuisopname (geen IC-opname)1 patiënt aan aritmie tijdens herstel van pneumonie door andere oorzaak (geen COVID-19, geen ziekenhuisopname) |
Kenmerk | Geen restklachten | Restklachten |
---|---|---|
n | 475 (91,0%) | 47 (9,0%) |
Leeftijd, jaren (SD) | 49,3 (16,8) | 54,8 (15,6) |
Man | 205 (43,2%) | 21 (44,7%) |
Cardiovasculaire risicofactor of ziekte | ||
BMI ≥ 30 | 55 (11,6%)* | 4 (8,5%)† |
hypertensie | 106 (22,3%) | 9 (19,1%) |
atriumfibrilleren | 10 (2,1%) | 1 (2,1%) |
hartfalen | 6 (1,3%) | 1 (2,1%) |
coronaire hartziekten | 27 (5,7%) | 6 (12,8%) |
diabetes mellitus | 43 (9,1%) | 4 (8,5%) |
COPD of astma | 103 (21,7%) | 10 (21,3%) |
Getest op COVID-19 | 149 (31,4%) | 27 (57,5%) |
COVID-19 positief | ||
PCR-test | 24 (5,1%) | 5 (10,2) |
antistoffentest | 15 (3,2%) | 7 (14,9%) |
niet bekend | 1 (0,2%) | 1 (2,1%) |
totaal positief getest | 40 (8,4%) | 13 (27,7%) |
COVID-19 negatief | ||
PCR-test | 85 (17,9%) | 6 (12,8%) |
antistoffentest | 18 (3,8%) | 6 (12,8%) |
niet bekend | 6 (1,3%) | 2 (4,3%) |
totaal negatief getest | 109 (23,0%) | 14 (29,8%) |
Klachten | ||
duur, dagen (IQR) | 7,0 (3,0-14,0); n = 455 | 7,0 (3,0-21,0); n = 46 |
hoesten | 228 (48,0%) | 29 (61,7%) |
kortademigheid | 168 (35,4%) | 18 (38,3%) |
koorts | 119 (25,1%) | 16 (34,0%) |
andere klacht | 110 (23,2%) | 5 (10,6%) |
Metingen | ||
ademhaling, per minuut (IQR) | 16,0 (15,0-20,0); n = 197 | 18,0 (15,0-22,0); n = 23 |
CRP, mg/L (IQR) | 6,5 (4,0-39,3); n = 136 | 4,0 (4,0-25,0); n = 19 |
zuurstofsaturatie (IQR) | 97,4 (97,0-99,0); n = 406 | 98,0 (96,0-99,0); n = 43 |
Ziekenhuisopname | 24 (5,1%) | 2 (4,3%) |
Literatuur
- 1.↲Little P, Stuart B, Smith S, Thompson MJ, Knox K, Van Den Bruel A, et al. Antibiotic prescription strategies and adverse outcome for uncomplicated lower respiratory tract infections: Prospective cough complication cohort (3C) study. BMJ 2017;357:j2148.
- 2.↲↲Kang Y, Chen T, Mui D, Ferrari V, Jagasia D, Scherrer-Crosbie M, et al. Cardiovascular manifestations and treatment considerations in COVID-19. Heart 2020;106:1132-41.
- 3.↲Wu C, Chen X, Cai Y, Xia J, Zhou X, Xu S, et al. Risk factors associated with acute respiratory distress syndrome and death in patients with coronavirus disease 2019 pneumonia in Wuhan, China. JAMA Intern Med 2020;180:934-43.
- 4.↲↲Klok FA, Kruip MJ, Van der Meer NJ, Arbous MS, Gommers DA, Kant KM, et al. Incidence of thrombotic complications in critically ill ICU patients with COVID-19. Thromb Res 2020;191:145-7.
- 5.↲Klok FA, Kruip MJ, Van der Meer NJM, Arbous MS, Gommers DA, Kant KM, et al. Confirmation of the high cumulative incidence of thrombotic complications in critically ill ICU patients with COVID-19: An updated analysis. Thromb Res 2020;191:148-50.
- 6.↲↲Middeldorp S, Coppens M, Van Haaps TF, Foppen M, Vlaar AP, Müller MC, et al. Incidence of venous thromboembolism in hospitalized patients with COVID-19. J Thromb Haemost 2020;18:1995-2002.
- 7.↲Gupta A, Madhavan MV, Sehgal K, Nair N, Mahajan S, Sehrawat TS, et al. Extrapulmonary manifestations of COVID-19. Nat Med 2020;26:1017-32.
- 8.↲Puntmann VO, Carerj ML, Wieters I, Fahim M, Arendt C, Hoffmann J, et al. Outcomes of cardiovascular magnetic resonance imaging in patients recently recovered from coronavirus disease 2019 (COVID-19). JAMA Cardiol 2020;5:1265-73.
- 9.↲Lala A, Johnson KW, Januzzi JL, Russak AJ, Paranjpe I, Richter F, et al. Prevalence and impact of myocardial injury in patients hospitalized with COVID-19 infection. J Am Coll Cardiol 2020;76:533–46.
- 10.↲Van den Borst B, Peters JB, Brink M, Schoon Y, Bleeker-Rovers CP, Schers H, et al. Comprehensive health assessment three months after recovery from acute COVID-19. Clin Infect Dis 2020;DOI:10.1093/cid/ciaa1750.
- 11.↲Stavem K, Ghanima W, Olsen MK, Gilboe HM, Einvik G. Persistent symptoms 1.5-6 months after COVID-19 in non-hospitalised subjects: A population-based cohort study. Thorax 2020;76:405-7.
- 12.↲Mandal S, Barnett J, Brill SE, Brown JS, Denneny EK, Hare SS, et al. ‘Long-COVID’: A cross-sectional study of persisting symptoms, biomarker and imaging abnormalities following hospitalisation for COVID-19. Thorax 2020;76:396-8.
- 13.↲Carfi A, Bernabei R, Landi F. Persistent symptoms in patients after acute COVID-19. JAMA 2020;324:603-5.
- 14.↲Garrigues E, Janvier P, Kherabi Y, Le Bot A, Hamon A, Gouze H, et al. Post-discharge persistent symptoms and health-related quality of life after hospitalization for COVID-19. J Infect 2020;81:e4-6.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.