Samenvatting
Tijdens het Jubileumcongres werd het thema Continuïteit vanuit alle mogelijke invalshoeken belicht. De twee semi-plenaire workshops gingen in op de wetenschappelijke aspecten en op het persoonlijk continuïteitsprofiel. Daarnaast konden de congresdeelnemers zelf kiezen uit een keur van workshops over persoonlijke, team- en organisatorische continuïteit. Wij bezochten een aantal workshop en vatten deze voor u samen.
Semi-plenaire workshop: Continuïteit en wetenschap
Prof.dr. Wil van den Bosch, al dertig jaar huisarts in Lent, opent de workshop: ‘De mens is weinig geneigd te onderzoeken wat hij al weet. Dat gold ook lang voor continuïteit, maar nu steeds meer discontinuïteit dreigt, is dat veranderd.’ Hij vraagt zich af of we – als straks uit dat onderzoek blijkt dat continuïteit heel belangrijk is – ook dingen zullen veranderen. ‘Gaan we dan minder parttime werken en avondspreekuren inrichten?’ Henk Schers, zijn associé, gepromoveerd op continuïteit van zorg, stelt dat het bewijs van het belang van continuïteit flinterdun is, maar dat hij zal laten zien wat wél bekend is. Alleen rond persoonlijke continuïteit is serieus onderzoek gedaan, en dus niet naar aspecten als team- en informatiecontinuïteit. In de Toekomstvisie Huisartsenzorg 2012 wordt de ‘eigen huisarts’ slechts mondjesmaat genoemd en is er vooral aandacht voor teamcontinuïteit en informatieoverdracht. Maar voor de patiënt met multimorbiditeit is het van groot belang dat er één dokter is die het geheel kan overzien. Deze hoeft niet alles te weten, maar moet wel weten waar de nodige kennis kan worden verkregen. Aangezien 65-plussers gemiddeld al meer dan drie aandoeningen hebben, neemt de behoefte aan continuïteit met de leeftijd toe. Deze is verder afhankelijk van:
- de contactreden: hoe ernstiger de aandoening des te groter de behoefte;
- patiëntkenmerken: een verslechterende gezondheid, life-events;
- ‘trade-offs’: werkenden ruilen continuïteit gemakkelijker in voor een ‘geschikte tijd’; patiënten willen wel wachten, maar niet met kinderen of bij acuut ervaren problemen;
- relatie met de arts: sommigen wisselen bewust (bijvoorbeeld voor een moeilijk gesprek een huisarts met wie ze makkelijk kunnen praten).
Iona Heath, huisarts in Londen, gaat eveneens in op het begrip continuïteit (de volledige tekst van haar lezing wordt volgende maand in H&W opgenomen). Zij citeert George Steiner, die stelt dat sommige dingen niet wetenschappelijk in kaart kunnen worden gebracht: ‘Muziek is voor mensen van enorm belang, maar strikt genomen betekenisloos.’ ‘Dat geldt ook voor de liefde’, aldus Heath. Maar ‘relationships create meaning’, en zo ook is er ‘mending through meaning’. Zekerheid kan toe met tijdelijkheid, maar twijfel vraagt om continuïteit. Het kleiner maken van het belang van de huisarts, wat de laatste tijd – ook in Engeland – steeds meer wordt gedaan, vindt ze een kwalijke tendens. Want de huisarts levert niet alleen medische technologie, maar is ook degene die de patiënt helpt en gidst. ‘Waar kennis ontbreekt is vertrouwen hard nodig.’ Ook voor wie doodgaat is menselijke hulp nodig. George Orwell stelt dat élke dood in het ziekenhuis pijnlijke momenten oplevert door de er heersende drukte en het onpersoonlijke van een plaats waar elke dag mensen sterven. ‘De politiek maakt de gezondheidszorg tot een onpersoonlijk instrument en reduceert de patiënt tot afnemer en consument. Maar de huisarts ziet mensen van vlees en bloed die niet in abstracte systemen vertrouwen maar in hun dokter.’
Workshop: De dodo leeft!
De dodo’s (ofwel dorpsdokters), in dit geval Frank en Yvonne Guldemond, vertellen over hun aanpak in het Limburgse Ubachsberg. Ze hebben een recentelijk geaccrediteerde duopraktijk en vinden daarnaast tijd voor vele nevenactiviteiten. Dat lukt doordat de praktijk strak is georganiseerd, er heel veel taken zijn gedelegeerd (tot vreugde van de assistentes!) en er een structureel teamoverleg is. Ook wordt in de praktijk aan opleiding gedaan. ‘We kunnen onze eigen specialiteiten ontwikkelen. Frank snijdt bijvoorbeeld heel graag, en ik doe oogheelkunde’, aldus Yvonne Guldemond. Omdat het dorp zo klein is, wordt veel gedaan in samenwerking met omliggende gemeenten, zoals de inzet van een praktijkondersteuner en de waarneming. Op lokaal niveau zijn er tweewekelijkse bijeenkomsten met de wijkverpleging en maatschappelijk werk in het verzorgingshuis. Verder maakt de praktijk deel uit van een academisch registratienetwerk. En er zijn ‘klips’ (klinische patiëntenbesprekingen) waarover ook wordt gepubliceerd ‘opdat we van elkaars ervaringen kunnen profiteren’. Er gebeurt, kortom, heel veel in Ubachsberg. Met een SWOT-analyse hebben de Guldemonds onderzocht of er toekomst is voor de kleinschalige huisartsenvoorziening in een dorp of wijk. In een enquête onder de patiënten scoorde ‘de wijze van contact’ als hoogste. Ook de ‘aanwezigheid van een vrouwelijke huisarts’ (49 procent) en ‘steeds dezelfde huisarts’ (47 procent) vonden de patiënten belangrijk. De sterke kanten liggen dus op het vlak van de continuïteit en de zorg voor de patiënt. Zwakke kanten zijn de verdeling van de werklast, toegankelijkheid (tijdens vakanties en nascholing), waarneming en exploitatie (de praktijkvorm is duur!), dus alleen organisatorische en financiële aspecten. Bedreigingen zijn verder: eenzaamheid, privacy, onderhandelingspositie en het financiële draagvlak. En: ‘De scheiding privé/professioneel is bij ons volkomen uit balans, maar dat ligt sterk aan onszelf.’ Al met al zijn beiden heel tevreden. ‘Het is niets voor iemand die met z’n tasje naar z’n werk wil, van 9 tot 5 werkt, en dan klaar! Maar wie ondernemend is, heeft als dodo heel veel kansen. Je kunt goede, op de patiënt afgestemde zorg leveren, conform de eisen die de beroepsgroep stelt, en zelfs deeltijd werken.’ Vanuit de zaal komt de vraag hoe wordt aangekeken tegen de politiek, die dit geen goede organisatievorm vindt. ‘Daarom binden we de ketenzorg aan ons en dat gaat heel goed!’ Ook is er een kritische opmerking: ‘Eigenlijk zijn jullie padodo’s, ofwel partner/dorpsdokters. Voor niet-echtparen is deze praktijkvorm niet haalbaar.’ Dat onderschrijven beiden. Het parttime werken is eveneens belangrijk: ‘We doen er van alles naast, omdat we dat zo leuk vinden. Met 2.600 patiënten verdeeld over ons beiden, plus een praktijkondersteuner, houden we genoeg tijd en ruimte over.’ Externe samenwerking rond personeelszaken en ICT beviel in het verleden niet goed. ‘We gaan het wel opnieuw proberen, al vinden we het heel prettig om zo autonoom te zijn!’ Ook vraagt de zaal wat het voordeel is dat Yvonne ’s morgens altijd zelf de telefonische triage doet. ‘Ik kan zo heel snel schiften wat dringend is en wat kan worden afgehandeld door de praktijkondersteuner of assistente. Ook kan ik die patiënten doorsluizen naar de aios die hij nodig heeft in zijn opleidingstraject. En vaak volstaat een receptje of advies, en dat is dan ook meteen afgehandeld. Het geeft zo veel rust gedurende de rest van de dag.’ De Guldemonds besluiten met tien ‘gouden tips voor de dodo’:
- Gebruik moderne technieken (call-barrier tijdens spreekuur assistentes, e-consult, ASP).
- Laat waarnemen in de eigen praktijk (de patiënt hoeft dan geen zoektocht te doen).
- Word huisartsopleider (patiënten willen een jonge huisarts, je blijft zelf scherp en je kunt nog eens de deur uit).
- Neem een praktijkondersteuner.
- Delegeer nóg meer.
- Houd patiëntenenquêtes (die worden erg gewaardeerd, zijn goed voor je ego en maken blinde vlekken zichtbaar).
- Sluit aan bij wonen en welzijn.
- Neem een associé van het andere geslacht.
- Bedenk dat samenwerking ook virtueel kan plaatsvinden.
- Begin met accreditering (dat is echt inspirerend, geeft een goede kijk van buitenaf en levert prima input op).
Semi-plenaire workshop: Het persoonlijk continuïteitsprofiel
‘Vanuit de huisartsenpost word je bij een onbekende patiënt geroepen. Daar aangekomen zeggen de kinderen: “We willen dat er nu onmiddellijk euthanasie komt. Moeder heeft nu wel genoeg geleden!” Wat te doen? De kinderen zijn het samen eens, maar u weet van niets en er is geen enkele gegevensoverdracht…’ Iedere huisarts kent wel een dergelijk verhaal. De band tussen huisarts en patiënt wordt immers steeds losser. Vroeger golden de bekende spreekwoorden:
- wie niet werkt zal niet eten;
- in het zweet des aanschijns zult gij uw brood verdienen;
- ledigheid is des duivels oorkussen.
- laat zich geraakt worden door een appèl;
- weet wat lijden is;
- weet wat genieten is.
Workshop: Zorgafstemming bij angststoornissen. Het model
Aan de hand van een casus waarbij een huisarts een hyperventilerende patiënt ‘afhoudt’, bespreken de deelnemers wat een goede aanpak zou zijn. Immers: ‘Hyperventileren kan mensen heel bang maken’ en: ‘Als je denkt dat je doodgaat, duren “een paar dagen afwachten” heel erg lang.’ Het gaat allereerst om het signaleren wat er precies aan de hand is. Daarbij is de Vierdimensionale Klachtenlijst (4-DKL van de hand van huisarts Berend Terluin) een uitstekend model. Het onderscheidt stress, angst, depressie en somatisatie, plus de overlappingen daarin. Bijkomend voordeel van de 4DKL, die de patiënt zelf invult, is dat de huisarts hiermee meteen ook handvatten krijgt om de problemen te bespreken. Vervolgens komt de aanpak, waarbij het de bedoeling is de volgende stap pas te zetten als de vorige niet voldoende werkt:
- ‘Psycho-educatie’: mondelinge en schriftelijke informatie (NHG-Patiëntenbrieven) en verwijzing naar zelfhulpliteratuur en websites, eventueel ontspanningsoefeningen.
- SSRI’s, mits er inderdaad ook depressie in het spel is. De patiënt moet er nadrukkelijk voor worden gewaarschuwd dat in de eerste weken de angst juist zal toenemen!
- Cognitieve gedragstherapie, individueel of in groepen, geeft bij angststoornissen vaak heel goede resultaten.
- (Dag)klinische behandeling in een gespecialiseerd angstcentrum.
- De beroepsgroep zelf heeft aangegeven dat de huisarts eerst zelf behandelt.
- De patiënt wil meestal niet naar de tweede lijn, hetgeen al begeleiding van de huisarts vergt.
- De patiënten geven aan liever door de huisarts te worden behandeld, mits deze goede zorg levert.
- Maar bovenal: ‘Het is leuk en interessant!’
Ans Stalenhoef, eindredacteur In de praktijk
Continuïteit
Zonder mijn huisarts kan ik het niet stellen: Ik zal geen spreekuur van hem overslaan En als patiënt kan ik er van op aan Dat steeds als ik hem uit zijn bed zal bellen Hij dadelijk behulpzaam toe zal snellen, Want hij pleegt altijd voor mij klaar te staan. En zelfs als ik ten slotte heen zal gaan Dient hij mij in de dood te vergezellen.
Indien het immers mij zal zijn gegeven Dat ik dan onverhoopt reïncarneer En in een ander lichaam wederkeer Verlang ik dat hij mij is trouw gebleven. Ik wil gewoon dezelfde lijfarts weer, Want zonder hem kan ik niet verder leven.
Driek van Wissen, Dichter des Vaderlands, Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het NHG, 2006
Reacties
Er zijn nog geen reacties.