Op handen en knieën kruip ik over de vloer. Ik heb een pilletje laten vallen en ik moet het hebben. De kat heeft het ook horen vallen en komt eropaf gesjeesd. Het pilletje rolt nog door en komt net voor een kier in de vloer tot stilstand. De kat en ik kijken elkaar dreigend aan. Hij weet niet van mijn handicap: ik mag het pilletje niet met mijn handen aanraken. Mijn zieke dochter die het pilletje helemaal niet via een lepeltje wilde innemen begint weer te gillen en de kat kiest eieren voor zijn geld. Snel wurm ik met een papiertje het pilletje op de lepel en giet het in de brullende mond van mijn kind. Zo, die zit.
Ik heb mijn kind zojuist arsenicum toegediend. Maar, verzekerde de huisarts mij, in een dermate verdunde vorm dat als je het pilletje per se zou willen onderzoeken je geen spoortje arsenicum vindt. Heel veilig dus.
Het advies kwam niet van mijn eigen huisarts, die was op vakantie, maar van een van zijn vervangers. De derde vervanger die ik die week te zien kreeg. De week waarin mijn dochter van nog geen jaar niet at en bijna alles uitkotste wat ze dronk. Dit was ernst. Ik had voor de zekerheid mijn man meegenomen om het beeld van de hysterische jonge moeder te ontkrachten. Grote man met een slap en kreunend meisje op schoot, werkt geheid.
De huisarts stelde ons voor aan een collega uit India en hij vertaalde ons verhaal voor haar. Ze had haar winterjas aangehouden en ze maakte aantekeningen in een boekwerk waarbij dat van Sinterklaas verbleekt. Hij bekeek onze dochter grondig en concludeerde dat ze niet naar het ziekenhuis hoefde als we binnen vier uur vocht in haar kregen. Hij was naast gewoon arts, ook homeopathisch arts en als we wilden kon hij ons wel wat voorschrijven om de klachten te verminderen.
Ik schrok. Hij weet niet aan wie hij het vraagt, mijn vader doet me wat, eerste gedachte. Geschud water, hij gaat me geschud water voorschrijven, tweede gedachte. En vervolgens moest ik aan Cees Renckens zelf denken. Ik kwam er ook achter dat ik eigenlijk niet wist wat mijn man van homeopathie vindt en het zou een te dramatisch gebaar zijn om ruggespraak op de gang te houden. Alsof het kind terminaal ziek was en we moesten beslissen over een experimentele behandeling. Dus zeiden we eerst een tijdje niets, keken elkaar toen aan en haalden onze schouders op. Baat het niet dan schaadt het niet, toch?
Vervolgens ging hij met de Indiase in conclaaf over de middelen en de hoeveelheid. Zij bladerde driftig in haar boek en kwam ten slotte met de wijsheid: twee zakjes met pillen die ik niet met mijn handen mocht aanraken. Dan werkt het niet meer, dat weet iedereen.
Eenmaal in de auto waren we opgelucht dat ze niet naar het ziekenhuis hoefde. Mijn man had een feilloos vertrouwen in de klinische blik van de Indiase, die wist van diarree en uitdroging, zo redeneerde hij. Zo had ik het nog niet bekeken, toch handig dat hij mee was.
Ik heb dus via papiertje, lepeltje en wegtrappen van de poes, de pillen in mijn dochter gekregen. Zonder handjes. Als je iets doet moet je het goed doen, ook van mijn vader geleerd. En natuurlijk knapte zij zienderogen op en wilde ze weer drinken. Want zo gaan die dingen. De huisarts wilde graag dat we hem belden als onze dochter opknapte, want dan hadden de pillen gewerkt. Ja, ja grapte ik nog, want de proof is in the pudding. Hij keek mij niet begrijpend aan. Ik heb de beste man niet meer gebeld, er zijn grenzen. Sophie Meyer
Sophie is opgegroeid in een familie met dokters en heeft jarenlang gewerkt in de medische hoek. Ze is getrouwd, heeft drie kinderen en probeert een brave en kritische consument te zijn als ze naar de dokter gaat. tekstbereid@xs4all.nl
Reacties
Er zijn nog geen reacties.