De zelfgekozen dood van Hugo Claus heeft in België de discussie over de grenzen van de euthanasiewetgeving opnieuw doen oplaaien, maar in Nederland blijft het betrekkelijk stil. Waarschijnlijk omdat Claus’ zelfgekozen dood binnen de Nederlandse wet mogelijk is. Dit boekje van Ton Vink kan de discussie in Nederland weer aanzwengelen, maar zal dat naar alle waarschijnlijkheid niet doen. Vink is filosoof en geniet landelijke bekendheid als counselor verbonden aan de Stichting de Einder. Deze stichting zet zich in om het zelfgekozen levenseinde mogelijk te maken. Vinks stelling luidt dat zelfbeschikking rond het einde van het leven onder druk staat: hoewel de Nederlandse euthanasiewet door velen als een bewijs van het belang van zelfbeschikking wordt gezien, betoogt Vink overtuigend dat de wet juist een krachtig staaltje paternalisme is. Mensen mogen verzoeken om levensbeëindiging maar ze mogen er niet zelf over beschikken, want dat doet in eerste instantie de wet, en in tweede instantie de arts. Er is, met andere woorden, geen recht op euthanasie en dat zou er volgens Vink wel moeten zijn als we zelfbeschikking serieus nemen. Vink toont zich, begrijpelijk, een voorstander van de pil van Drion, door de NVVE met een Olivier B. Bommel-term omgedoopt in ‘laatstewilpil’. Het interessantste deel uit Vinks boek is het filosofische hoofdstuk over zelfbeschikking, en vooral het stuk waarin hij de vraag stelt of wij onszelf eigenlijk wel goed genoeg kennen om over zulke belangrijke zaken als het levenseinde te kunnen beschikken. Inderdaad is ons vermogen tot zelfkennis teleurstellend, aldus Vink, maar het is nog slechter om dit soort beslissingen aan anderen over te laten, want die kennen ons zeker niet beter dan wij onszelf kennen. De voor de hand liggende conclusie om zelfbeschikking als een illusie te beschouwen trekt hij niet. Ik kon erg moeilijk door het boek heen komen. Niet dat Vink ongelijk heeft – hier en daar is het beslist overtuigend –, maar hij schrijft zijn gelijk zo drammerig op dat ik veel zin kreeg om het met hem oneens te zijn. De eindeloze citaten uit correspondenties tussen Vink en zijn advocaat en Vink en de officier van justitie, met als hoogtepunt een volledige geciteerde tenlastelegging van vijf volle pagina’s, maken het er niet beter op. Het boek is grotendeels een slaapverwekkende vendetta tegen officieren van justitie en politici. De huidige minister voor Jeugd en Gezin is de gebeten hond: als Vink het over de methode-Rouvoet heeft, bedoelt hij zelfdoding met een plastic zak, iets waartoe mensen volgens hem gedwongen zouden zijn door de standpunten van de ChristenUnie-voorman – zo kan ik het ook. Officieren van justitie zijn rotzakken en advocaten helden, maar na zestig of zeventig pagina’s weten we dat wel. Uitgeverij Damon heeft kennelijk geen vriendelijke doch besliste redacteuren in dienst.
Dick Willems
Reacties
Er zijn nog geen reacties.