In een serie neemt In de praktijk een kijkje in de wereld van toetsing in de huisartsopleiding. Vijf W-vragen - wat toetst men, waartoe, waarmee, wanneer en (met) wie? - passeren de revue. In de vorige bijdragen is stilgestaan bij de kernbegrippen zoals meten, waarderen en beslissen, waarbij het leerproces van haio’s Peter en Petra op de voet werd gevolgd. In deze aflevering staat het toetsen van huisartsopleiders centraal.
Alsnog geslaagd
Peter heeft zijn herkansing in de voortgangskwalificatie weten te verzilveren. Hij mag door, en krijgt zelfs complimenten! Zijn score op de kennistoets is dik voldoende en, nog belangrijker, hij past deze kennis ook toe in de praktijk. Dat blijkt uit de videotoets, een serie van in de opleidingspraktijk opgenomen consulten gescoord met het toetsinstrument MAAS-Globaal. Vooral het nabespreken van die toets met een getrainde observator, een huisarts-staflid, blijkt een bron van inspiratie. Niet het oordeel over communicatieve of vakinhoudelijke aspecten staat daarbij centraal, maar de vraag naar het waarom, de ‘zesde W’. Waarom stel je die werkhypothese, en waarom vind je die het meest waarschijnlijk? Waarom doe je het ene onderzoek wel en dat andere niet? En waarom verhelder je in dit geval wel de vraag en in dat consult (weer!) niet? De vragen zijn gericht op evidence en experience. Ook de kennistoets wordt erbij betrokken. De vragen inspireren Peter om de literatuur kritisch te lezen. Zo’n integrale toets is echt stimulerend. Peter spreekt met Petra af om samen met andere haio’s een e-learning groepje te beginnen en elkaar via de mail kritisch te bevragen op het klinisch redeneren. Het instituut heeft daarvoor een handig toetsinstrument.
Toetsing van opleiders
Peter realiseert zich nu dat hij te weinig heeft geïnvesteerd in de nabespreking met de huisartsopleider (hao). Deze had hem echter ook wel wat meer mogen prikkelen. Tijd dus voor een evaluatiegesprek met de hao. Dat komt goed uit, want het instituut wil dat de haio’s aan het einde van het opleidingsjaar de hao’s ‘toetsen’. Op de terugkomdag vertelt de huisartsbegeleider hoe die toetsing in zijn werk gaat en wat er gaat veranderen. Ook bij de hao’s staat in het nieuwe curriculum toetsing pregnanter op het programma. Het rapport ‘Kwaliteitsnormen voor de huisartsopleider’ (Utrecht: SVUH, 2004) beschrijft drie functies: het huisartsgeneeskundig handelen (voorbeeldfunctie), de onderwijskundige taken (didactische functie) en taken met betrekking tot de randvoorwaarden (gelegenheidsfunctie). Professioneel gedrag en de houding als hao, zoals het enthousiasme voor het vak en het opleiden, komen per functie aan de orde. De Projectgroep HAO (onderdeel van het Project Vernieuwing Huisartsopleiding)1 beschrijft de competenties van de hao, zoals geïntegreerde toepassing van kennis, vaardigheden, attitude, eigenschappen en inzichten tijdens het beroepsmatig functioneren (Competentieprofiel van de huisartsopleider, 2005). We weten dus aan welke competenties (= ‘wat’) de hao moet voldoen en aan welke kwaliteitsnormen dat getoetst dient te worden. Maar ‘waarmee’ kunnen deze competenties worden getoetst, door ‘wie’ en… ‘waartoe’ deze inspanningen?
Doel van de toetsing
Toetsing van hao’s heeft als uitgangspunt assessment for learning in plaats van assessment of learning2 en dient drie doelen:
- het informeert de hao over diens competenties en is primair gericht op ondersteuning van diens leerproces (sturing van de leeragenda van de hao);
- het stuurt de onderwijsagenda van het instituut, en dus de inhoud van het hao-curriculum en de scholing van de stafleden in dezen (teaching the teachers);
- het vormt de basis van de erkenning van een huisarts als hao en bij de beslissing over diens voortgang als opleider.
- de kwaliteit van de informatie, zoals de validiteit van de toets en de toepasbaarheid van de feedback;
- tijd voor reflectie;
- ondersteuning voor de implementatie van nieuw gedrag.
Literatuur
Reacties
Er zijn nog geen reacties.