Het leerboek Endocrinologie geeft een diepgaand overzicht van dit vakgebied. Na een inleiding over de werkingsmechanismen van hormonen en groei en ontwikkeling volgen hoofdstukken over endocrinologie en screening, zwangerschap en veroudering. Daarna volgen de aandoeningen van de endocriene klieren, hypofyse, schildklier, bijschildklier, bijnier en pancreas, testis, ovarium vetweefsel, ook een endocrien orgaan. Het boek besluit met een aantal hoofdstukken over water- en zouthuishouding, vasculaire endocrinologie, hormoonbehandeling van mamma- en prostaatcarcinoom en endocriene veranderingen bij ziekte in het algemeen. De hoofdstukken sluiten goed op elkaar aan. Als huisarts ben ik het meest geïnteresseerd in onderwerpen waar ook NHG-Standaarden over bestaan: schildklier, diabetes type 2, osteoporose, cardiovasculair risicomanagement, hormonale anticonceptie en amenorroe. De auteurs leggen veel nadruk op pathofysiologie. Ook bespreken ze een groot aantal aandoeningen die zelden door de huisarts behandeld worden, zoals diabetes type 1 en carcinomen van endocriene organen. Er zijn weinig overeenkomsten met de referenties van de genoemde Standaarden, waarin overigens aanzienlijk literatuurverwijzingen staan. De hoofdstukken over aandoeningen van de schildklier, hormonale anticonceptie en screening op osteoporose baseren zich grotendeels op bestaande richtlijnen. In het hoofdstuk over vasculaire endocrinologie ontbreekt daarentegen een verwijzing naar de CBO-richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement. NHG-Standaarden worden nooit geciteerd. De bespreking van therapie is in het algemeen summier. Waar dat gebeurt, sluit dit aan op de NHG-Standaarden en is het boek ook verrassend actueel. De DPP-4-remmers worden genoemd op een manier die past bij de eerste lijn. De hoofdstukken die over onderwerpen gaan waarover geen NHG-Standaard is (bijnieren, groeihormoon) hebben als voornaamste boodschap dat voor de diagnose kennis nodig is die in de huisartsenpraktijk nauwelijks aanwezig is en zeker niet onderhouden kan worden. Provocatietesten of bloedafnamen op een bepaald tijdstip van de dag behoren niet tot ons diagnostisch repertoire. Verdenking op een aandoening van deze organen betekent verwijzen. In de inleiding staat al dat het boek geschreven is voor kinderartsen, internisten en gynaecologen. De huisarts die meer wil weten over endocrinologische onderwerpen, doet er verstandig aan de NHG-Standaarden goed te bestuderen. Wie dan nog meer wil weten, kan zich verdiepen in de referenties. Dit boek voegt weinig toe.
Henk Kole
Reacties
Er zijn nog geen reacties.