Van de biotechnologie wordt veel verwacht. Nadat het menselijk genoom geheel in kaart was gebracht zouden mogelijkheden ontstaan voor vroegtijdige diagnostiek van erfelijke aandoeningen en behandeling van chronische ziekten en kanker. Het tekort aan donororganen voor transplantatie zou mogelijk ‘simpel’ kunnen worden opgelost. Dat deze hooggespannen verwachtingen niet helemaal kunnen worden waargemaakt zal niemand verbazen. Toch blijft de biotechnologie een veelbelovende en tot de verbeelding sprekende wetenschappelijke ontwikkeling. De Stichting Toekomstscenario's Gezondheidszorg voerde een verkenning uit naar het mogelijke effect van biotechnologische ontwikkelingen op de organisatie van de gezondheidszorg in de komende vijftien jaar. Het boek beschrijft de mogelijkheden van biotechnologie op vier terreinen: voeding, diagnostiek, therapeutische toepassingen en de vervangingsgeneeskunde. Voor huisartsen zijn de ontwikkelingen op het gebied van de diagnostiek het interessantst. Het gaat daarbij zowel om het verrichten van onderzoek naar aanleiding van klachten als het screenen. Met name de ontwikkelingen op het gebied van het screenen van asymptomatische (en mogelijk ongeruste) burgers kunnen aanleiding geven tot een sterk toegenomen vraag aan gezondheidsdiensten. Er wordt zelfs gesproken van een paradigmaverschuiving, waarbij de huidige entree in het zorgstelsel (klachten of symptomen) wordt vervangen door ‘risicogeneeskunde’. Probleem daarbij is dat bijna geen enkele burger goed kan omgaan met risico's, maar nog belangrijker lijkt dat genotype iets geheel anders is dan fenotype. Ziekte komt tot stand in een ingewikkeld samenspel van (vaak meerdere) genen en omgevingsfactoren. (‘DNA is simple, but illness is complicated.’) Het grootste gevaar voor ons zorgstelsel wordt daarbij gevormd door toegenomen diagnostische mogelijkheden zonder dat de precieze betekenis van de uitkomsten bekend is en zonder dat steeds een effectieve behandeling beschikbaar zal zijn. Op therapeutisch vlak zijn met name veranderingen te verwachten in het individualiseren van behandeling (de farmacogenomics) en mogelijk enkele spectaculaire doorbaken bij monogenetische ziekten. Voor gentherapie ligt de horizon echter nog op behoorlijke afstand. Grote effecten op de organisatie van de zorg worden niet verwacht. Hoewel deze toekomstverkenning geen expliciete aandacht besteedt aan de huisarts, kunnen toch wel enige opmerkingen over zijn rol worden gemaakt. Gezien de waarschijnlijke individualisering van de zorg zal de huisarts van de toekomst meer dienen te functioneren als een ‘personal coach’. Dat zal een forse investering in kennis en ICT vragen. Daarnaast zal een toenemend kostenbewuste overheid of verzekeringsmaatschappij mogelijk eisen gaan stellen wat betreft efficiëntie van diagnostiek en behandeling. Concentratie van kennis en kunde in grotere centra wordt waarschijnlijk geacht, zodat er geen sprake meer zal zijn van bestaande verwijsrelaties. Het goede van deze verkenning is dat er expliciet aandacht wordt gevraagd voor een belangrijke technologische ontwikkeling. Die aandacht lijkt ook noodzakelijk om de zorg voor de toekomst toegankelijk en betaalbaar te houden. Voor de organisatorisch wat minder geïnteresseerde lezer is met name het gedeelte over de ontwikkelingen in de biotechnologie de moeite waard.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.