SSRI's zijn ‘big bussiness’. Niet alleen stijgt het aantal voorschriften explosief, ook komen er steeds nieuwe op de markt. Minder bijwerkingen en betere werking, zo wordt ons voorgehouden. Eind december 2001 verscheen in de JAMA een groot en goed opgezet onderzoek naar het effect van paroxetine, fluoxetine en sertaline in de (Amerikaanse) huisartspraktijk. De patiënten (gemiddelde leeftijd 46, range 18-96 jaar) werden 9 maanden gevolgd: 189 kregen paroxetine, 193 fluoxetine en 1991 sertraline. In principe konden patiënten ingesloten worden als de dokter dacht dat ze depressief waren en een antidepressivum behoefden. Volgens de DSM-IV bleek 74% een ernstige depressie te hebben, 18% een dysthymie en 8% een milde depressie. In alle drie de groepen verbeterden de patiënten. Na 9 maanden voldeed nog 29% aan de criteria van een ernstige depressie en ook daalde het aantal patiënten met angstaanvallen van 35% bij de start tot 14% na 9 maanden. Verschil tussen de SRRI's was er niet. Dat lijkt goed nieuws, maar veel patiënten stopten of gingen over op een ander middel: na een maand was 13% gestopt of had een ander middel en dat liep op naar 40% na 9 maanden. Bij alle drie de middelen was dat ook hetzelfde. Speciaal werd nog gekeken naar verschillen in bijwerkingen met betrekking tot seksualiteit en ook dat maakte niet veel uit. De onderzoekers vonden overigens bij alle middelen een kleine verbetering na drie maanden ten opzichte van de uitgangssituatie. Al met al: SSRI's helpen bij ernstige depressie, maar ook bij het gebruik van SSRI's stoppen veel patiënten, en er zijn geen noemenswaardige verschillen tussen deze drie middelen. En dat is anders dan de fabrikanten tot nu toe beweerden. Gaan we proberen in het kader van het GGZ-jaar de paroxetine weer uit de toptien van geneesmiddelen te krijgen? (JZ)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.