Bij een echt prijzenfestival hoort een opgetogen commentator en iedereen op zijn paasbest, of beter nog extravagant gekleed, want aan gewone feestdagen doen we niet meer. Een proefschrift schrijven doe je niet om de tweejaarlijkse Telesphorusprijs voor het beste proefschrift te winnen. Een proefschrift schrijven is wel creatief, al zou je dat er soms niet van zeggen. Die individuele creativiteit heeft deze keer ook de doorslag gegeven. De jury – prof. dr. A.R. Wintzen, prof. dr. T.H. The en dr. J.O.M. Zaat – lazen 18 proefschriften van huisartsen die ten tijde van hun promotie als huisarts werkten. De onderwerpen bestrijken het hele leven – van vroeggeboorte tot palliatieve zorg – en veel aspecten van de huisartsenzorg – van implementeren van richtlijnen tot het opsporen van bijwerkingen van geneesmiddelen. We beoordeelden alle proefschriften in twee ronden op originaliteit van de probleemstelling, relevantie, methoden, toepasbaarheid van de resultaten en op de vormgeving en leesbaarheid van het boekje. In de eerste ronde waren er 50 punten te verdienen. Na die ronde bleven er zes proefschriften over waarvoor we rapportcijfers met een 8 of hoger gaven: twee onderzoeken over somatisatie (Schilte en Blankenstein), één over implementeren van diabeteszorg (De Grauw), over de menopauze (Maartens), dyspepsie (Hurenkamp) en palliatieve zorg (Van den Muijsenbergh). Bij de tweede lezing sprongen de proefschriften van Gerard Hurenkamp en Maria van den Muijsenbergh er uit. Twee heel verschillende proefschriften zijn het en daardoor lastig te vergelijken. Hurenkamp onderzocht in een slimme opzet een manier om patiënten van hun maagzuurremmers af te krijgen. Dat lukt met een stapsgewijze benadering vaak goed en dat is relevant. In mijn FTO-groep bleek dat een enkeling een dikke Mercedes (of voor de cultureel onderlegden een flinke Steinway vleugel) per jaar besteedde aan maagzuurmiddelen en de meesten toch wel een flinke middenklasser. Dat is veel geld, en het is meestal niet nodig. Maria van den Muijsenbergh onderzocht de kwaliteit van palliatieve zorg door gewone huisartsen in een mooie mengeling van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. ‘Het is een beauty’, zo kenmerkte een van de juryleden dit proefschrift. Helder en met veel gevoel voor de kern van het vak beschreven. Patiënten en hun naasten zijn tevreden, ook al wordt lang niet al het lijden opgelost, maar dat blijken ze ook niet van de dokter te verlangen. Huisartsen blijken ook zonder speciale opleiding goede zorg te leveren. Uiteindelijk gaf deze creativiteit en de herkenbaarheid van dit onderzoek de doorslag. De Telesphorusprijs 2001-2002 bestaande uit een beeldje en € 2500 ging dan ook naar haar. Volgend H&W-nummer doet ze verslag van haar onderzoek. (JZ)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.