Evalueer met kind en ouders in welke mate het bedplassen een probleem vormt. Vraag naar symptomen die passen bij een mogelijk somatische oorzaak, zoals een urineweginfectie, diabetes mellitus en andere urologische aandoeningen. Informeer naar de aard van de enuresis, het mictiepatroon overdag en ’s nachts (frequentie, hoeveelheid, urinestraal) en het voorkomen van broekpoepen. Vraag ook naar sociaal en psychisch functioneren van het kind, verloop van de zindelijkheidstraining, reeds geprobeerde interventies en mogelijke enuresis nocturna van ouders.
Verricht bij aanwijzingen voor mictiepathologie lichamelijk onderzoek van de genitalia externa en de buik en evalueer de algehele gezondheidstoestand. Controleer de urine bij een vermoeden van een urineweginfectie.
Of behandeling nodig is, hangt af van de impact van het bedplassen op kind en ouders. Indien de keuze daarop valt, is er een keur aan gedragsmatige therapieën, waaruit gekozen kan worden in overleg met de ouders, zo nodig onder begeleiding van de jeugdgezondheidszorg. Enkele voorbeelden zijn: nachtelijk opnemen, motivatiemethode, de plaswekker en de droogbedtraining (plaswekker gecombineerd met gedragsmatige therapie). De duur van de therapieën varieert van weken tot maanden.
Vertel de ouders duidelijk en consequent te zijn, positieve aandacht te geven, geen luiers te gebruiken en de verantwoordelijkheid voor het bedplassen bij het kind te leggen (zelf bed verschonen). Adviseer hun een mictiedagboek bij te houden met de vochtopname en urineproductie, inclusief mictiefrequentie. Bij onvoldoende effect kan de huisarts verwijzen naar een kinderarts of JGZ/GGZ voor een uitgebreide droogbedtraining.