Samenvatting
Wat is bekend?
-
Slechts een op de drie patiënten met kanker heeft vroege symptomen en slechts een op de acht heeft pathognomonische symptomen bij het eerste huisartsenconsult.
-
Huisartsen herkennen het niet-pluisgevoel en passen hun vervolgbeleid daarop aan.
Wat is nieuw?
-
Bij een niet-pluisgevoel van huisartsen gerelateerd aan kanker heeft 35% van de betreffende patiënten drie maanden later kanker.
-
De voorspellende waarde van het niet-pluisgevoel voor de diagnose kanker neemt toe als de huisarts ouder en meer ervaren is, en als de patiënt ouder is.
Inleiding
Methode
Statistische analyses
Resultaten
Triggers voor het niet-pluisgevoel en vervolgacties
Voorspellende waarde van het niet-pluisgevoel
Multivariate logistische regressieanalyse
Beschouwing
Implicaties voor de praktijk
Conclusie
Dankbetuiging
Reacties (2)
Reactie namens de auteurs:
Reactie auteurs op reactie van Godfried Saes in H&W n.a.v. niet-pluis artikel.
Wij willen Godfried Saes hartelijk danken voor zijn opbouwende kritiek op ons artikel 'Determinanten van niet-pluisgevoel bij kanker' in december 2017. De instructie aan de huisartsen was een voor dit onderzoek ingerichte ICPC code te gebruiken en een vragenlijst in te vullen bij een niet-pluisgevoel gerelateerd aan kanker, onafhankelijk van de symptomen en klinische bevindingen. Symptomen mochten wel aanwezig zijn, maar daarnaast ook een zelf herkend niet-pluisgevoel. We vroegen daarnaast in een open vraag wat mogelijk het niet-pluisgevoel getriggerd kon hebben. Veel genoemde triggers als 'onverklaard gewichtsverlies' en 'de patiënt komt bijna nooit bij de huisarts' bleken de voorspellende waarde voor kanker van het niet-pluisgevoel eerder kleiner dan groter te maken. Er was zelfs geen enkele trigger, die in een multivariate analyse een additionele voorspellende waarde voor kanker had. In ons oorspronkelijk Engelstalige artikel met 4 tabellen en 2 figuren bespreken we het fenomeen dat Godfried Saes beschrijft in de discussie.1 Hoe goed is het mogelijk om een niet-pluisgevoel te onderscheiden van een onplezierig gevoel als de symptomen mogelijk op kanker duiden? Hoeveel draagt het niet-pluis gevoel dan bij aan de diagnose? Bij de noodzakelijke inkorting voor de publicatie in H&W krijgt dit belangrijke punt minder aandacht. Een sterk punt van onze studie was de longitudinale opzet. Pas 3 maanden later werd de diagnose gemeten bij dezelfde patiënten. Een ander sterk punt van de studie is dat het niet-pluisgevoel dat in focusgroepen van huisartsen vaak besproken is als een belangrijk klinisch instrument nu voor het eerst prospectief kwantitatief gemeten is. Het lijkt wat prematuur om aan dit ene onderzoek een beslisregel op te hangen hoewel een door derden ontworpen predictiemodel op grond van deze studie in omloop is. In een internationaal prospectief onderzoek uitgevoerd in 6 Europese landen met in het Nederlandse cohort dezelfde huisartspraktijken (de peilstations van NIVEL Zorgregistraties eerste lijn) met 8 maanden follow-up werd naast klinische symptomen niet-pluisgevoel in een multivariate analyse als onafhankelijke voorspeller voor kanker gevonden met een odds ratio van 2,1 (95%CI 1,2-3,9).2 In dit onderzoek had slechts 35% van de patiënten met abdominale kanker ook abdominale klachten. Dit onderzoek leerde ons dat de voorspellende waarde van symptomen soms lager is dan geanticipeerd. De belangrijkste aanbeveling van het in H&W gepubliceerde onderzoek dat niet-pluis gevoel van huisartsen een valide reden voor vervolgonderzoek en (spoed)verwijzing kan zijn en dat het de moeite waard is huisartsen in opleiding te trainen stil te staan bij en te vertrouwen op het gevoel, lijkt goed onderbouwd door beide studies. Dat is niet Bayesiaans, maar wel praktisch. Omdat de instructie aan huisartsen duidelijk inzoomde op niet-pluisgevoel is dat als belangrijk item in de titel gezet. De huisartsen kregen niet de instructie een vragenlijst in te vullen bij elk vermoeden op kanker, dus de titel 'Voorspellend vermogen van huisartsen bij vermoeden op kanker' zou de lading niet dekken. Uiteraard is de door ons gekozen titel niet de enig mogelijke.
Gé A. Donker
Eva Wiersma
Marianne Heins
Referenties:
1. Donker GA, Wiersma E, van der Hoek L, Heins M. Determinants of general practitioner's cancer-related gut feelings-a prospective cohort study. BMJ Open 2016;6:e012511. doi:10.1136/bmjopen-2016-012511
2. Holtedahl K, Vedsted P, Borgquist L, Donker GA, Buntinx F, Weller D, Braaten T, Hjertholm P, Månsson J, Strandberg EL, Campbell C, Ellegaard L, Parajuli R. Abdominal symptoms in general practice: Frequency, cancer suspicions raised, and actions taken by GPs in six European countries. Cohort study with prospective registration of cancer. Heliyon 2017;3:e00328. doi: 10.1016/j.heliyon.2017. e00328
- Login om te reageren
Titel niet pluis?
Als de titel had geluid: ” Voorspellend vermogen van huisartsen bij vermoeden op kanker”
zou deze de inhoud van het onderzoek beter hebben weergegeven.
Wanneer een huisarts aan kanker denkt kun je dat een niet pluisgevoel noemen maar het is de vraag of we daar wijzer van worden.
Patiënten komen met een klacht naar de huisarts en niet zelden maken ze zich zorgen om een ernstige aandoening zoals kanker.
De huisarts zal op basis van anamnese, onderzoek, kennis van de patiënt en diens omgeving,
kennis van contextinformatie en risicofactoren tot een inschatting komen op de kans op kanker.
Als de huisarts de kans op kanker voldoende groot acht, zal hij verder onderzoek verrichten of de patiënt direct doorverwijzen voor verdere diagnostiek.
Een niet pluisgevoel kan bij die inschatting een rol spelen, maar is zeker geen noodzakelijke voorwaarde.
We hebben het dan over een situatie waarbij de huisarts geen directe bewuste aanwijzingen heeft maar desondanks het gevoel heeft dat er iets niet in orde is.
Soms wordt de huisarts zich achteraf alsnog bewust van de trigger die dat gevoel uitgelokt heeft
(“patiënte zag er toch anders uit, gedroeg zich anders, sprak anders”).
Als huisartsen na het consult in een vragenlijst invullen wat hen tot het vermoeden op kanker triggerde, zegt dit volgens mij niet veel over een niet pluisgevoel.
Een huisarts zal immers niet schrijven:” ik voelde een tumor en dacht direct aan kanker, geen idee hoe ik er bij kwam”.
Overigens hebben de huisartsen die aan dit onderzoek deelnamen een niet geringe prestatie geleverd.
Door informatieverwerking hebben ze een voorafkans van hooguit enkele procenten opgetild naar een achterafkans van 35%.
Hoe groot het aandeel van een eventueel niet pluisgevoel hierbij is geweest kan dit onderzoek niet
beantwoorden (en dat is niet erg).
Zelfs het feit dat ervaren huisartsen beter scoorden wil nog niet zeggen dat dat aan een beter ontwikkeld niet pluisgevoel toegeschreven kan worden.
De conclusie van dit belangrijke onderzoek blijft natuurlijk staan: als huisartsen een vermoeden hebben dat een patiënt kanker heeft, dan hebben ze in 35% van de gevallen gelijk.
De verdienste van dit onderzoek is dat we nu een goed gefundeerde schatting hebben van een nieuwe prior kans voor verder Bayesiaans onderzoek.
Van nieuwe diagnostische hulpmiddelen of beslisregels kan onderzocht worden of ze leiden tot een hogere voorspellende waarde of posterior kans.
Godfried Saes
- Login om te reageren