Casus | Mevrouw Klaasen
Mevrouw Klaasen (73) heeft al geruime tijd een rood plekje op haar schouder [figuur 1]. Verschillende zalfjes hebben geen effect. Er komen korstjes op, die er spontaan afvallen. De huisarts ziet een rode, schilferige plek van ongeveer 1 bij 1,5 cm. De huisarts vindt eczeem minder waarschijnlijk en denkt aan de ziekte van Bowen of een basaalcelcarcinoom. Ze legt uit dat het verstandig is om eerst een biopt te nemen. De huisarts verricht een stansbiopt en leest een paar dagen later dat het gaat om een nodulair basaalcelcarcinoom. Ze aarzelt tussen zelf excideren of verwijzen naar de chirurg en kiest voor het eerste omdat dat de voorkeur van de patiënt heeft.
Figuur 1 | Een basaalcelcarcinoom op de schouder
Alvorens te excideren fotografeert de huisarts de afwijking en tekent de snijranden af met een marge van 3 mm. Ze markeert de bovenkant van het excisiepreparaat met een hechting. De PA-uitslag laat zien dat de afwijking geheel is verwijderd.
De incidentie van ‘verdachte huidafwijkingen’ stijgt al jaren. De incidentie van huidmaligniteiten is in de afgelopen 15 jaar zelfs verdubbeld. De kans om tijdens het leven een vorm van huidkanker te krijgen is tegenwoordig 1 op 6 en de kans op een melanoom is 1 op 50. Nederlanders zijn door publiciteit en voorlichting alerter geworden op vlekjes en plekjes: voor iedere nieuwe patiënt met huidkanker komen er 20-50 patiënten naar het spreekuur met een plekje dat uiteindelijk goedaardig blijkt.1
Tussen 2000 en 2010 is het aantal volwassen Nederlanders dat de huisarts bezocht vanwege een verdachte huidafwijking gestegen van 61 naar 94 per 1000 patiënten per jaar. In die periode verdubbelde het percentage dat daadwerkelijk huidkanker had van 5 naar 10%. De diagnose ‘maligniteit huid/subcutis’ (ICPC-code S77) werd in 2013 3,7 keer per 1000 patiëntjaren gesteld.2 Van de gemiddeld 12 huidafwijkingen per jaar die huisartsen verwijderden en lieten onderzoeken, bleek er minder dan 1 maligne of premaligne (dit is exclusief het melanoom: gemiddeld verwijderde 1 op de 7 huisartsen 1 melanoom per jaar). Van de 156 diagnostische excisies in verband met een vermoede (pre)maligne huidafwijking betrof 56% een volledige excisie, 26% een stansbiopsie en 13% een shavebiopsie.2
Van de huidafwijkingen waarbij de huisarts huidkanker vermoedt, blijkt globaal de helft kwaadaardig; van de als goedaardig ingeschatte huidafwijkingen zijn enkele procenten kwaadaardig. Het aantal chirurgische verrichtingen dat huisartsen doen verschilt sterk, maar zelf biopteren is voor de meeste huisartsen niet heel gebruikelijk.3
Keuze van de techniek
Een diagnostische biopsie kan met verschillende technieken worden uitgevoerd. Elke keuze vergt kennis van anatomie en pathofysiologie [tabel].4
-
Bij een stansbiopsie wordt een klein stukje van de huidafwijking huid weggenomen met een biopteur (‘appelboortje’).
-
Bij een shavebiopsie wordt de huidafwijking oppervlakkig verwijderd met een scherp voorwerp.
-
Bij een excisiebiopsie wordt de huidafwijking volledig verwijderd.
-
Bij een incisiebiopsie wordt de huidafwijking gedeeltelijk verwijderd. Dit type bespreken we verder niet in dit artikel.
Een shavebiopsie of een excisiebiopsie kan direct curatief zijn als het lukt de huidafwijking volledig te verwijderen. Bij de beide andere technieken is dat meestal niet mogelijk.
De biopsietechniek moet passen bij de differentiaaldiagnose die wordt ingevuld op het pathologisch-anatomisch (PA-) formulier. Een shavebiopsie kan bijvoorbeeld geen antwoord geven op de vraag of het gaat om actinische keratose of plaveiselcelcarcinoom, want een actinische keratose is altijd beperkt tot de epidermis en een plaveiselcelcarcinoom reikt tot in de dermis. Een shavebiopsie is dus ook geen goede keuze als men wil differentiëren tussen eczeem (epidermale presentatie) en erythema migrans (met uitbreiding in de diepere lagen). Overweeg daarom de huidafwijking vooraf te fotograferen, zodat de uitgangssituatie ook later kan worden beoordeeld. Vul na de biopsie het PA-formulier nauwkeurig in, want de patholoog heeft gedetailleerde klinische informatie nodig, een macroscopische beschrijving van de laesie en een beschrijving van de gebruikte biopsietechniek. Anticoagulantia hoeven niet te worden gestaakt.
Stansbiopsie
Bij een stansbiopsie [figuur 2] wordt met een biopteur een rond stukje huid weggenomen over de volledige dikte. Stansbiopteurs hebben een diameter van 3, 4, 6 of 8 mm. Een biopt ≥ 3 mm is histologisch al goed te beoordelen. Het voordeel van een kleine diameter is dat het huiddefect niet hoeft te worden gehecht, gebruik eventueel een hechtpleister. Biopten ≥ 4 mm moeten meestal met een hechting worden gesloten.
Figuur 2 | Stansbiopsie
Stansbiopsieën worden in de huisartsenpraktijk niet vaak gedaan, hoewel de techniek eenvoudig en diagnostisch waardevol is.5 Doordat het biopt de volledige dikte van de huid beslaat, is de patholoog goed in staat om infiltratie of ingroei in de diepte vast te stellen. Een stansbiopsie kan soms zelfs therapeutisch worden ingezet, bijvoorbeeld bij een kleine benigne laesie zoals een atheroom.
Shavebiopsie
Als een huidafwijking niet kwaadaardig is en ook nog exofytisch groeit, heeft een shavebiopsie de voorkeur omdat deze veelal direct curatief is.6 Bij een shavebiopsie wordt de huidafwijking oppervlakkig verwijderd tot in de epidermis. Dit heeft als voordeel dat er slechts een schaafwond overblijft die zonder litteken geneest. Er zijn echter ook nadelen: een shavebiopt is niet gemakkelijk toepasbaar bij zeer vlakke huidafwijkingen, er kan een verzonken litteken ontstaan en er is kans op een recidief. Een ander nadeel is dat bij een klinisch verdachte huidafwijking de doorgroei in de diepere huidlagen niet kan worden beoordeeld.
Bij de uitvoering kan men goed een (eventueel gehalveerd) los scheermesje gebruiken [figuur 3]. Het pathologisch laboratorium kan ook speciale shavebiopteurs beschikbaar stellen. Bij beide kan de kromming van het mesje worden aangepast aan het huidoppervlak en de grootte van de laesie.
Figuur 3 | Shavebiopsie
Excisiebiopsie
Verdachte gepigmenteerde afwijkingen, zoals klinisch atypische naevi, en reeds het geringste vermoeden van een melanoom zijn een indicatie voor een excisiebiopsie. Stans-, shave- en incisiebiopsieën komen hierbij niet in aanmerking.7
Een diagnostische excisie reikt tot in de subcutis en heeft een excisiemarge van 2 mm. Excideer in de richting van het regionale lymfeklierstation (dit is niet altijd in de richting van de huidlijnen) en in de lengterichting van de extremiteit. Markeer het proximale deel van het verwijderde weefsel door middel van een hechting.
Een excisiebiopsie heeft als voordeel dat de patholoog-anatoom de gehele afwijking kan beoordelen. Is de afwijking niet compleet verwijderd en zijn de snijranden niet vrij, dan is het biopt per definitie een incisiebiopt. Bij een melanoom is dit minder wenselijk, hoewel nooit is aangetoond dat de prognose na een incisiebiopsie slechter is dan na een excisiebiopsie waarbij de snijranden wél vrij zijn. Bij een sterk vermoeden van een melanoom is het advies direct te verwijzen.
Kader | Instrumentarium en materialen
Leg de benodigde materialen klaar.
-
Injectiespuit en naalden voor lokale anesthesie
-
Desinfectans (alcohol 70%, chloorhexidine 1% of povidonjodium)
-
Lokaal anestheticum (lidocaïne 1% met of zonder adrena-line 1:200.000)
-
Aluminiumchloride 20%-oplossing (als adstringens voor coagulatie)
-
Elektrochirurgische unit (voor coagulatie)
-
Handschoenen
-
Hechtmateriaal (bij stansbiopsie > 4 mm)
-
Verbandmateriaal
-
Verzendset voor weefselonderzoek
-
Stansbiopteur 3, 4, 6 of 8 mm (voor stansbiopsie) [figuur 5]
Figuur 5 | Stansbiopteurs met verschillende diameters
-
Scheermesje (voor shavebiopsie)
-
Scalpel met mesje nr. 15 (voor excisiebiopsie)
-
Chirurgisch pincet
-
Naaldvoerder
-
Rechte schaar
-
Fototoestel
Uitvoering
Stansbiopsie [figuur 2].
-
Verdoof met een lokaal anestheticum.
-
Neem het biopt uit het meest representatieve deel van de dermatose. Vermijd cosmetisch gevoelige plaatsen en plaatsen waar de huid heel dun is. Buik, rug, armen en dijen zijn goede plaatsen om een biopsie te nemen.
-
Identificeer de huidlijnen.
-
Spreid de huid loodrecht op huidlijnen (dan blijft na de biopsie een ellipsvormige afwijking over die zich gemakkelijk laat hechten).
-
Biopteer door te draaien, met weinig druk, tot in het subcutane vet.
-
Wip het biopt met een naaldje omhoog of pak het voorzichtig met een pincet vast onder de huid in het subcutane vet (vermijd samenknijpen van het biopt door het pincet, de weefselstructuur is dan niet meer te beoordelen door de patholoog).
-
Knip het biopt af onder het niveau van de dermis.
-
Sluit de wond eventueel met een hechting, weefsellijm of hechtpleister.
Shavebiopsie [figuur 3]
-
Verdoof met een lokaal anestheticum.
-
Spuit de laesie niet te hoog op, want dan is de diepte van de excisie moeilijker te beoordelen en kan een verzonken litteken ontstaan.
-
Shave het stratum papillare (na excisie mag geen vetweefsel te zien zijn).
-
Houd het scheermesje meer of minder gebogen en maak een voorzichtig zagende beweging.
-
Optioneel: stip bloedende vaatjes aan met aluminiumchloride 20%-oplossing (als adstringens) of coaguleer ze (niet te diep, anders ontstaat een wond met een litteken).
-
Vermeld op het PA-formulier dat het om een shavebiopsie gaat.
-
Re-epithelisatie volgt binnen 2 weken.
Excisiebiopsie [figuur 4]
-
Streef naar volledige verwijdering van de huidafwijking.
-
Identificeer de huidlijnen.
-
Verdoof met een lokaal anestheticum. Teken met huidpotlood of viltstift een ellips (2/3 × 1/3-regel) en snijd aan de buitenrand van deze lijn, dat is dan altijd een marge van 2 mm.
-
Maak een ellipsvormige excisie in de richting van het regionale klierstation, eventueel tegen de huidlijnen in.
-
Excideer bij een gepigmenteerde afwijking op een arm of been in de lengterichting van de extremiteit.
-
Houd een marge aan van 2 mm en verricht de excisie tot in de subcutis.
-
Bij een therapeutische excisie wordt een marge van 3-4 mm geadviseerd, maar het direct verrichten van een therapeutische excisie met een ruime marge wordt afgeraden. De klinische diagnose ‘melanoom’ wordt in ongeveer 30% van de biopten niet bevestigd, dus veel afwijkingen die geen melanoom zijn zouden onnodig ruim worden verwijderd. De marge van de therapeutische excisie wordt bepaald door de breslowdikte (die microscopisch vanaf het oppervlak wordt gemeten) en deze is klinisch niet betrouwbaar te schatten.
-
Sluit de wond met een hechting, weefsellijm of hechtpleister.
Pa-aanvraag
Stuur bij de PA-aanvraag de volgende informatie mee.
-
Anamnestische gegevens: sinds wanneer opgemerkt, recente verandering, verschijnselen zoals jeuk of bloeden, afmetingen.
-
Klinische diagnose en differentiaaldiagnose.
-
Sterkte van vermoeden van (pre)maligne aandoening.
-
Aard van de ingreep (bij excisie de excisiemarge).
-
Foto of schematische tekening, met plaats van de laesie gemarkeerd.
-
Vraagstelling.
Aandachtspunten en complicaties
Na een biopsie kunnen, zoals na iedere chirurgische ingreep, complicaties optreden. De meest voorkomende complicaties zijn:
-
Bloeding tijdens of na de ingreep. Let extra op bij patiënten die anticoagulantia gebruiken of een stollingsstoornis hebben.
-
Wondinfectie: let op bij patiënten met diabetes mellitus of vaatproblematiek, en bij patiënten die immunosuppresiva of prednison gebruiken.
-
Wonddehiscentie kan optreden als de wond geïnfecteerd raakt, maar ook als de hechttechniek niet optimaal is. De wond geneest dan per secundam intentionem en dat geeft een minder fraai cosmetisch resultaat.
-
Anafylactische shock als reactie op een lokaal anestheticum is zeldzaam.
Indicaties voor verschillende biopsietechnieken | |
---|---|
Stansbiopsie | maligniteit beperkt tot de epidermis (ziekte van Bowen (carcinoma in situ), (grote) lentigo maligna, ziekte van Paget |
eczemateuze afwijking | |
psoriasis | |
actinische keratose (uitsluiten van plaveiselcelcarcinoom) | |
basaalcelcarcinoom* | |
erythema nodosum | |
vlakke huidafwijking waarvoor microscopisch onderzoek nodig is | |
Shavebiopsie | klinisch benigne naevus naevocellularis: afschaven van het exofytische deel |
verruca seborrhoica | |
rhinophyma | |
granuloma teleangiectaticum (granuloma pyogenicum) | |
fibroma molle | |
keratoacanthoom | |
hemangioom | |
Excisiebiopsie | nodulair basaalcelcarcinoom zonder hoogrisicokenmerken |
klinisch atypische naevus (op verzoek van de patiënt) tot en met lentigo maligna en (lage) verdenking op melanoom |
Literatuur
- 1.↲De Vries E, Van de Poll LV, Louwman W, et al. Predictions of skin cancer incidence in the Netherlands up to 2015. Br J Dermatol 2005;152:481-8.
- 2.↲↲Koelink CJ, Kollen BJ, Groenhof F, et al. Skin lesions suspected of malignancy: An increasing burden on general practice. BMC Fam Pract 2014a;15:29.
- 3.↲Buis PA, Van Diest PJ. Kritische blik na het kleine snijden. Medisch Contact 2009;64:145-7.
- 4.↲Stevenson P, Rodins K. Improving diagnostic accuracy of skin biopsies. Aust J Gen Pract 2018;47:216-20.
- 5.↲Van Dijk B, In ’t Veld CJ. Atheroomcyste. In: Goudswaard AN, In ’t Veld CJ, Kramer WL, redactie. Handboek verrichtingen in de huisartsenpraktijk. Houten: Prelum, 2018.
- 6.↲Ten Koppel PG, Vuyk HD, Neumann HA. Een huidschaaftechniek voor diagnostiek en behandeling van benigne en maligne huidtumoren in het aangezicht. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:28.
- 7.↲Richtlijn Melanoom: modulaire update 2016. Utrecht: Nederlandse Melanoom Werkgroep, 2016.
Reacties (3)
Dank voor het artikel en het overzicht van de verschillende technieken en indicaties.
Toch is mij nog niet duidelijk waarom ik als huisarts nu meer zou moeten biopteren.
Wat ik uit het artikel haal is dat ik met een biopt een duidelijke diagnose heb en dus minder huid weghaal als een laesie niet kwaadaardig zou zijn.
Maar om nu bij een vermoeden van een maligne huidlaesie eerst een biopt te doen en dan de patient nogmaals terug te laten komen als het inderdaad kwaadaardig blijkt te zijn, vind ik zonde van de tijd van de patient en mij en de (dubbele) kosten die ik ervoor declareer. De meeste patienten vinden de "marge" echt geen probleem.
- Login om te reageren
Beste Joris,
Dank voor je reactie! Ik kan me je gevoel voorstellen dat het doen van een biopsie dubbel werk is. In de NHG-standaard "verdachte huidafwijkingen" hebben we er voor gekozen om de diagnostiek en behandeling als aparte stappen te beschouwen. Eerst weten wat de diagnose is dan de therapie bepalen. Als je direct een "therapeutische" excisie doet zal je vaak te veel, maar ook vaak te weinig weghalen. Als je een M. Bowen lege artis excideert is een excisiemarge van 3-5mm nodig. Dat betekent dat je al gauw een groot stuk huid moet excideren terwijl behandelen met 5-fluouracil ook een optie was geweest. Bij een basaalcelcarcinoom moet je eerst het type BCC weten voordat je de therapie kan bepalen. Een sprieterig BCC zal je niet snel met voldoende marge verwijderd hebben. Bovendien is dat een verwijsindicatie. Hoe moet een specialist de re-excisie uitvoeren als het grootste deel van het BCC al geexcideerd is? Maak je een foto en markeer je de bovenrand?
Je kosten argument is natuurlijk heel goed. De kosten van een excisie in de eerste lijn zijn echter al laag. Als we als huisartsen een rol willen spelen in de behandeling van huidmaligniteiten dan moeten we dat naar mijn idee "lege artis" doen. Het principe: eerst diagnostiek, dan behandelen, is volgens mij een goede. Als ik dat zo aan patienten uitleg vinden ze deze procedure ook echt geen probleem!
Pieter Buis
- Login om te reageren
Ik biopteer al sinds ik AIOS huisarts ben, weinig simpelers en sneller dan een stansie te doen. Ik doe het vrijwel altijd in het spreekuur zelf zonder hiervoor een nieuwe afspraak te maken. (Ik doe het vooral bij huid afwijkingen waarbij er verdenking van carcinoom is) Het geeft je veel meer duidelijkheid en veel meer dermatologische kennis dan dat je het niet doet.
Argumenten om het niet te doen, zie ik eigenlijk niet. Het voelt voor mij hetzelfde als dat je elke vrouw met contactbloedingen gelijk maar naar de gynaecoloog te sturen zonder zelf een uitstrijkje eerst te doen.
Arjen van Winkel, huisarts.
- Login om te reageren