In deze farmacotherapeutische richtlijn zijn de gegevens in de paragrafen ‘Achtergronden’ en ‘Diagnostiek’ voornamelijk ontleend aan bestaande richtlijnen, overzichtsartikelen en leerboeken. Het farmacotherapeutisch beleid is zo veel mogelijk gebaseerd op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek (systematische reviews en RCT’s).
Inleiding
Epididymitis is een meestal acuut of subacuut ontstane ontsteking van de bijbal.Noot 11 De bijbal of epididymis ligt tegen de achterzijde van de testis en heeft als functie opslag en uitrijping van spermatozoën. In de literatuur spreekt men van acute epididymitis bij een onbehandelde ziekteduur tot zes weken. Er is geen literatuur gevonden over een zogenaamde chronische vorm; daarom zijn hierover geen richtlijnen te geven. Acute epididymitis gaat vaak gepaard met een urethritis en een orchitis, en veel minder vaak met een prostatitis. De belangrijkste symptomen zijn unilaterale scrotale pijn en zwelling. Begeleidende verschijnselen kunnen dysurie (meestal), koorts (70 tot 80%), erytheem van de scrotale huid (60%) en algemene malaise zijn. Altijd, maar vooral bij jongeren, moet bij acute scrotale pijn een torsio testis worden uitgesloten.
Achtergronden
Epidemiologie
Per jaar ziet men gemiddeld 1,7 nieuw geval van epididymitis/orchitis (ICPC-code Y74) per 1000 mannen. De incidentie neemt toe met het stijgen van de leeftijd: ouder dan 75 jaar 2,3 per 1000 mannen per jaar. Bij mannen jonger dan 24 jaar is de aandoening zeldzaam.Noot 2
Etiologie
Acute epididymitis wordt meestal voorafgegaan door een infectie via de urethra. Een dergelijke infectie kan door veel pathogenen worden veroorzaakt. Bij mannen jonger dan 35 jaar is er meestal sprake van een soa; bij 70-80% wordt Chlamydia trachomatis gevonden, minder vaak Neisseria gonorrhoeae, of beide. Bij mannen ouder dan 35 jaar vindt men bij kweek meestal veroorzakers van banale urineweginfecties, waaronder Escherichia coli, Proteus spp., Klebsiella pneumoniae of Pseudomonas aeruginosa.Noot 3 Zeldzamere verwekkers zijn Mycobacterium tuberculosis, Candida albicans of een virus (bijvoorbeeld het cytomegalievirus bij immuungecompromitteerden of het bofvirus). Bij anatomische afwijkingen van de urinewegen en na recent urologisch onderzoek (zoals katheterisatie) is het risico op het ontwikkelen van een epididymitis verhoogd. Niet-infectieuze oorzaken komen bij volwassen mannen weinig voor; gemeld worden: amiodarongebruik en vasculitis (ziekte van Behçet, polyarteriitis nodosa en purpura van Henoch-Schönlein). Bij jongens jonger dan 13 jaar komt vaker een ‘steriele’ epididymitis (bij >80%) voor, dat wil zeggen zonder aantoonbare verwekker. De etiologie hiervan is niet opgehelderd. De aandoening geneest meestal spontaan. Als complicatie van een epididymitis kan een abces, een testiculair infarct en atrofie van de testis optreden. In hoeverre dit tot subfertiliteit leidt, is onduidelijk.
Differentiaaldiagnose
De belangrijkste differentiaaldiagnose bij (jonge) mannen met (sub)acute scrotale pijn is torsie van de testikel. Torsio testis komt vooral voor rond de puberteit en veroorzaakt een acute hevige pijn. Andere oorzaken van scrotale pijn en zwelling kunnen zijn een trauma, een torsie van een appendix testis of een beklemde liesbreuk.
Diagnostiek
Anamnese
De huisarts vraagt naar:
- duur en beloop van de klachten; begin van de pijn peracuut of niet?;
- koorts (koude rillingen) en algemene verschijnselen;
- urethrale afscheiding;
- mogelijkheid van een soa (leeftijd, aard van de seksuele contacten, wisselende partners);
- voorgeschiedenis met bacteriurie of predisponerende urologische factoren, mictieanamnese (dysurie, prostatitis, lagere urinewegobstructie, katheterisatie).
Lichamelijk onderzoek
Bij het lichamelijk onderzoek vindt inspectie en palpatie van het scrotum plaats. Er kan een erytheem zijn van de scrotale huid. Epididymitis veroorzaakt pijn en zwelling aan de achterzijde van de testis. De epididymis voelt meestal wat harder aan. De pijn vermindert bij elevatie van het scrotum. Tevens inspecteert de huisarts de lymfeklieren in de liezen (palpatie). Bij een torsio testis ligt de testis aan de aangedane zijde hoog en horizontaal in het scrotum. De cremasterreflex is afwezig en de pijn vermindert niet bij elevatie van het scrotum. Bij een testistumor is er doorgaans een niet-pijnlijke vaste zwelling in de testis palpabel.
Aanvullend onderzoek
Aanvullend onderzoek is vooral van belang bij het vermoeden van een soa. Het aanvullend onderzoek bestaat dan uit een urinekweek en onderzoek naar Chlamydia en N. gonorrhoeae (PCR eerste urinestraal; zie NHG-Standaard Het soa-consult). Als men geen venerische infectie vermoedt, kan worden volstaan met een urinekweek.
Evaluatie
Op grond van de anamnese en het lichamelijk onderzoek is niet met zekerheid te differentiëren tussen een infectieuze en niet-infectieuze epididymitis. In de praktijk dient men bij volwassenen echter uit te gaan van een infectieuze oorzaak. Bij kinderen (jonger dan 13 jaar) komt de niet-infectieuze vorm veel vaker voor en hangt het beleid af van de mate waarin het kind ziek is.
Beleid
Preventie en voorlichting
Bespreek bij het vermoeden van een venerische epididymitis het risico van seksueel overdraagbare aandoeningen. Motiveer de patiënt om veilig te vrijen, onbeschermd seksueel contact (oraal, vaginaal en anaal) met wisselende partners te vermijden en tijdig condoomgebruik toe te passen.
Niet-medicamenteuze adviezen
- Ondersteunen of hoog leggen van het scrotum (suspensoir).
- Kortdurende bedrust kan nodig zijn.
- Aanvullend kan lokale koeling met koude kompressen worden toegepast.
Medicamenteuze behandeling
Over de klinische werkzaamheid van diverse antimicrobiële regimes bij acute epididymitis is opvallend weinig goed onderzoek gevonden.Noot 4 Daarom is aansluiting gezocht bij de NHG-Standaarden Urineweginfecties en Het soa-consult.
Geef behalve een antibioticum zo nodig gelijktijdig pijnstilling in de vorm van paracetamol of een NSAID. De keuze van het antimicrobiële middel is afhankelijk van de verwachte verwekker en van het regionale resistentiepatroon. De vermoede verwekker hangt weer samen met de (seksuele en urologische) anamnese en met de leeftijd van de patiënt. Aanbevolen wordt de gebruikelijke kweken af te nemen en de behandeling op geleide van de uitslag zo nodig aan te passen.
- Behandel bij het vermoeden van een venerische epididymitis (meestal bij mannen jonger dan 35 jaar) conform het advies in de NHG-Standaard Het soa-consult (bij urethritis). Bij een (vermoedelijke) chlamydia-infectie is de eerste keus eenmalig 1 g azitromycine oraal; tweede keus is doxycycline 2 dd 100 mg (gedurende tien dagen). Geef bij een grote kans op of bij het vermoeden van een simultane gonokokkeninfectie naast één van de genoemde middelen 1 g cefotaxim i.m. Bij aanhoudende klachten de kuur eenmalig herhalen. Aanbevolen wordt een gonorroïsche epididymitis te behandelen met eenmalig 1 g cefotaxim i.m. Als tweede keus wordt eenmalig 1 g cefuroximaxetil of eenmalig 500 mg ciprofloxacine oraal geadviseerd. Een chinolon is geen eerste keus omdat gonokokken daar in toenemende mate resistent tegen zijn. Bij een vermoeden van één van bovengenoemde verwekkers wordt aangeraden de gebruikelijke kweek af te nemen (PCR eerste urinestraal) en indien mogelijk de partner(s) meteen mee te behandelen. Pas de therapie zo nodig aan op geleide van de PCR. Bij een vastgestelde chlamydia-infectie en/of infectie met N. gonorrhoeae is behandeling van de partner noodzakelijk.Noot 5
- Behandel bij het vermoeden van een niet-venerische epididymitis (bij mannen ouder dan 35-40 jaar worden bij een urinekweek meestal micro-organismen gevonden die urineweginfecties veroorzaken) in eerste instantie als bij een gecompliceerde urineweginfectie met weefselinvasie (conform de NHG-Standaard Urineweginfecties): eerste keus is amoxicilline/clavulaanzuur (3 dd 500/125 mg gedurende tien dagen). Tweede keus is cotrimoxazol (2 dd 960 mg) of ciprofloxacine (2 dd 500 mg) gedurende tien dagen. Pas op geleide van de uitslag van de urinekweek de behandeling aan. Bij aanhoudende klachten de kuur eenmalig herhalen.
VerwijzenNoot 6
Verwijs de patiënt naar de uroloog bij twijfel over de diagnose. Verwijzing is ook noodzakelijk bij het vermoeden van onderliggende pathologie zoals een lagere urinewegobstructie door een vergrote prostaat, een urethrastrictuur of een neurogene blaas. Heroverweeg de diagnose en de behandeling als er drie dagen na het begin van de behandeling geen verbetering is. Verwijs de patiënt bij onvoldoende effect van de antibiotica, bij frequente recidieven, bij een vermoeden van onderliggende pathologie en bij persisterende pijn of zwelling na de antibioticakuur. Kinderen en adolescenten met acute scrotale pijn moeten in verband met een mogelijke torsio testis direct worden verwezen. In dat geval moet ter voorkóming van testiculaire ischemie zo snel mogelijk manuele of chirurgische detorsie plaatsvinden. Verwijs ook direct bij het vermoeden van een testistumor.
Totstandkoming
Op de concepttekst van de Farmacotherapeutische richtlijn Acute epididymitis is commentaar geleverd door de volgende referenten: College voor zorgverzekeringen (CVZ), Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apothekers (WINAP), dr. L.M.O. de Kort (uroloog, UMC, Utrecht) en E.P.M. Roos (uroloog, Antoniusziekenhuis, Sneek). Vermelding als referent betekent overigens niet dat de referent de richtlijn inhoudelijk op elk detail onderschrijft. In september 2006 werd de concepttekst met enkele wijzigingen geautoriseerd door de NHG-Autorisatiecommissie.
© 2007 Nederlands Huisartsen Genootschap
Reacties
Er zijn nog geen reacties.