Het begrip
sekse verwijst naar het geheel van biologische, dat wil zeggen chromosomale en hormonale, eigenschappen van de mens. Deze bepalen of iemand vrouw dan wel man is. Een van de belangrijkste boodschappen van de seksespecifieke geneeskunde is dat elke lichaamscel een geslacht heeft.
7 Vrouwen hebben twee X-chromosomen, terwijl mannen een X- en een Y-chromosoom hebben. Vrouwelijke cellen hebben dus tweemaal zoveel kopieën van X-chromosomale genen als mannen. Het X- en het Y-chromosoom verschillen enorm in het aantal genen. Het X-chromosoom is groot en bevat meer dan 1000 genen. Deze genen coderen voor eiwitten die van belang zijn voor bijna al onze lichaamsfuncties. Het Y-chromosoom is klein en bevat minder dan 100 genen. Genen op het X-chromosoom dragen aanzienlijk bij aan het verschil in gevoeligheid voor ziekten tussen mannen en vrouwen. Dit wordt vooral duidelijk bij de geslachtsgebonden erfelijke ziekten: mannen zijn gevoelig voor mutaties in hun enkele kopie van X-gebonden genen, terwijl vrouwen ten gevolge van de zogenaamde X-inactivatie meestal, maar niet altijd, beschermd zijn tegen de ernstige klinische manifestaties van mutaties in X-gebonden genen.
Binnen de genetica wordt het steeds duidelijker dat epigenetische processen een belangrijke rol spelen bij de seksespecifieke gevoeligheid voor ziekten. Deze processen veroorzaken veranderingen in de expressie van genen zonder dat er wijzigingen zijn in de dna-volgorde. Ze zetten genen aan en uit, bijvoorbeeld in antwoord op veranderingen in de omgeving of in de biologie.
8 Er worden steeds meer aanwijzingen gevonden voor de gedachte dat verschillen in genexpressie als gevolg van epigenetische regulatie in belangrijke mate bijdragen aan de fenotypische verschillen tussen mannen en vrouwen, zoals bij auto-immuunziekten en psychiatrische aandoeningen. De impact van sekse op het genoom, dat is het DNA met de volledige informatie van een organisme, is dus veel groter dan men ooit dacht. Tot zover het begrip
sekse.
De term
gender staat voor de psychische eigenschappen en gedragskenmerken die in een bepaalde cultuur worden toegeschreven aan vrouwen en mannen. Deze definiëren de genderrollen. Omgeving, ervaringen en levensloop verschillen voor vrouwen en mannen, en worden door beide geslachten uiteenlopend gepercipieerd. Dat is wat we verstaan onder
gender. Gender speelt, zo blijkt uit het voorafgaande, een directe en wezenlijke rol in de verandering van biologische eigenschappen.
9 Sekse speelt op haar beurt een directe rol in de wijze waarop iemand zichzelf ervaart, de zelfperceptie, en dus iemands gender.
Laten we als voorbeeld het mannenlichaam nemen. Een lichamelijk aspect van de mannelijke identiteit – een groot en sterk lichaam – draagt bij aan de mannelijke genderrol van het uitstralen van kracht. Op basis van mijn jarenlange ervaring als huisarts met vrouwelijke en mannelijke patiënten en hun lichamen ben ik tot het inzicht gekomen dat hun ‘lichamelijkheid’ mede door het genderverschil wordt bepaald, dat gender iets is wat geïncarneerd wordt. Voortbouwend op een biologisch sekseverschil verwerven we, worden we, gedurende ons leven een mannelijk of vrouwelijk lichaam. Onze levensgeschiedenis, ons sociale leven en onze genderidentiteit worden als het ware op onze lijven geschreven.
Momenteel is er binnen de medische wetenschappen een belangrijke reden om de term seksespecifieke geneeskunde te vervangen door gendersensitieve geneeskunde. De recente wetenschappelijke en publieke aandacht voor verschillen tussen man en vrouw reduceert deze tot louter biologische sekseverschillen en vergroot die biologische verschillen uit tot een onveranderlijke allesomvattende verklaringsgrond voor man-vrouwverschillen in relatie tot ziekte en gezondheid.
Dit gebeurt ook bij de hersenen. Er bestaat geen eenvoudige één-op-éénrelatie tussen hersengebieden en mentale processen. De jonge menselijke hersenen bezitten een enorme plasticiteit en ontwikkelen zich in interactie met de omgeving. Eenmaal volwassen geworden, verschillen de hersenen van mannen dan ook van die van vrouwen, zowel wat structuur als wat chemie betreft. Deze verschillen zijn immers het gevolg van sociale ervaringen en van de wisselwerking tussen hersenen en omgeving. Deze discussie is van meer dan alleen theoretisch belang. De term
seksespecifieke geneeskunde doet anno 2013 te veel denken aan sekse als louter biologisch verschijnsel, met als gevolg dat vrouwengezondheid tegenover mannengezondheid komt te staan.
10Gendersensitieve geneeskunde rekent ook de gezondheid van mannen expliciet tot onderwerp van haar onderzoek, juist vanwege de interactie tussen sociale genderrollen en gezondheid.
Wie gender als onderzoeksdomein in de geneeskunde definieert, gaat als vanzelfsprekend uit van een biopsychosociaal ziekteconcept, dat naast de biologie de context en levensgeschiedenis van mensen en hun klachten centraal stelt. Binnen de huisartsengeneeskunde zijn de omgeving en levensloop van patiënten belangrijke diagnostische, prognostische en therapeutische waarden. Daarom sluit een gendersensitieve benadering goed aan bij het theoretisch uitgangspunt van de huisartsengeneeskunde.
Concluderend: gender is een veronachtzaamde factor in de ontwikkeling van het individu en in de ziekteleer. Wellicht is voor een beter begrip van ziekten met alle diversiteit in uitingsvorm, beloop en behandeling een paradigmawisseling nodig die gender als derde component toevoegt aan het ziekteconcept, naast gen en omgeving.