DE KERN
-
De zorg voor mensen met psychische problemen is een onlosmakelijk onderdeel van de huisartsenzorg.
-
De wachttijden in de ggz en het DSM-denken bedreigen de poortwachtersrol van de huisarts.
-
Het merendeel van de huisartsen is ‘onbewust bekwaam’ op het gebied van psychische problematiek.
-
Regionale afspraken en samenwerking met ggz-partijen zal de zorg verbeteren.
In dit nummer beschrijven Magnée en collega’s wat hun onderzoek naar ontwikkelingen in de zorg voor mensen met psychische problemen in de huisartsenpraktijk heeft opgeleverd.1 Het onderzoek vond plaats over de periode 2010-2015 en kan daarom nog maar een beperkte inkijk geven in de effecten van de invoering van het nieuwe geestelijke gezondheidszorgstelsel in 2014. De invoering van dit stelsel heeft een verschuiving veroorzaakt van patiënten van de tweedelijnszorg (nu gespecialiseerde ggz) naar de eerstelijnspsychologen (nu generalistische basis-ggz) en huisartsenzorg. De al eerder ingevoerde functie praktijkondersteuner huisartsenzorg-ggz (poh-ggz) kreeg daarmee een sterke impuls. Het succes van de poh-ggz is evident. Op dit moment maakt de poh-ggz bij 97% van de huisartsenpraktijken deel uit van het team.2 Andere aspecten van de transitie laten de unieke waarde van de huisarts echter onvoldoende tot zijn recht komen.
Bedreiging van de poortwachtersrol
Verschillende factoren belemmeren de poortwachtersrol van de huisarts. Ten eerste is daar het gestaag groeiend aantal patiënten met psychische problemen. Omdat doorstroming naar de ggz als gevolg van hun wachtlijsten achterblijft, is er nu vaak sprake van weken wachttijd voor een consult met de poh-ggz. Dit is volledig in tegenspraak met de uitgangspunten van de huisartsenzorg: huisartsen bieden snelle en laagdrempelige zorg.
De tweede bedreiging van de poortwachtersrol heeft te maken met het gegeven dat vergoeding van zorg in de ggz alleen mogelijk is bij (het vermoeden van) een DSM-geclassificeerde stoornis. Het DSM-denken sluit niet aan op de klachtgerichte en generalistische werkwijze van de huis-arts. Het labelen van psychische problemen op basis van de DSM zegt niet bij voorbaat iets over de lijdensdruk, beïnvloedende contextuele factoren en de zorgbehoefte van de patiënt. Aspecten waar de huisarts juist vaak wel weet van heeft en die hij of zij gewoonlijk betrekt bij de inschatting van de (ernst van de) problematiek. Ook patiënten zónder DSM-classificatie (bijvoorbeeld langdurige psychische klachten bij een persoon met weinig copingvaardigheden en een klein sociaal netwerk) kunnen in bepaalde omstandigheden beter af zijn met meer specialistische zorg in de ggz.
Het merendeel van de huisartsen is ‘onbewust bekwaam’ op het gebied van psychosociale problematiek
Nieuwe vormen van samenwerken
Magnée stelt dat het inzetten van een dubbel consult en het volgen van scholing de triage door de huisarts zou kunnen helpen verbeteren. In het onderzoek geven huisartsen aan dat ze te weinig kennis van de ggz hebben. Naar mijn mening is het merendeel van de huisartsen op het gebied van de psychosociale problematiek echter wel degelijk bekwaam genoeg, maar dan wel ‘onbewust bekwaam’. Huisartsen onderschatten hun kennis die door ervaring, opleiding en talent aanwezig is. Bovendien is hierbij net zoals bij somatische problematiek het pluis-niet-pluisgevoel van onschatbare waarde.3 Extra scholing is niet nodig. We kunnen de zorg op een efficiëntere manier verbeteren door de op vertrouwen gestoelde samenwerking tussen huisarts en de ggz te intensiveren. Snelle (terug)verwijsmogelijkheid als dat nodig is, goede bereikbaarheid, relevante en tijdige gegevensuitwisseling en een warme overdracht bij terugverwijzing van ernstig zieke patiënten zijn vanzelfsprekendheden in de somatische zorg, maar ontbreken nog vaak in de ggz. Laagdrempelig collegiaal overleg of een psychiatrisch consult geeft de huisarts tevens de gelegenheid om te leren van casussen in de dagelijkse praktijk. Het zou mooi zijn als juist op deze samenwerking wordt ingezet. Regionale afspraken kunnen hierbij behulpzaam zijn.
Conclusie
Laagdrempelige generalistische zorg voor mensen met psychische problemen is een onlosmakelijk onderdeel van de huisartsenzorg. Aspecten van het huidige ggz-stelsel bedreigen de poortwachtersrol van de huisarts. Huisartsen moeten meer overtuigd zijn van hun bijdrage in de zorg voor patiënten met psychische problematiek. Regionale afspraken en samenwerking met de ggz-partners voor overleg, gegevensuitwisseling en (terug)verwijzing moeten eraan bijdragen dat deze patiënten de zorg krijgen die aansluit bij hun hulpvraag en situatie.
Literatuur
- 1.↲Magnée T, De Beurs DP, Schellevis FG, Verhaak PFM. Ontwikkelingen in de ggz 2010-2015. Steeds belangrijkere rol huisartsenzorg bij psychische problemen. Huisarts Wet 2018;61.
- 2.↲. Utrecht: LHV, 2017. LHV ledenpeiling 2017
- 3.↲Stolper E, Van de Wiel M, Van Royen P, Brand P, Dinant GJ. Huisarts Wet 2015;4:192-5. Hoe pluis is het niet-pluisgevoel?
Reacties
Er zijn nog geen reacties.