Bij het landelijk coördinerend centrum voor infectieziekten kwamen in het vroege najaar van 2002 signalen binnen die wijzen op een toename van het vóórkomen van krentenbaard. Bij een dergelijke toename rijst altijd de vraag of er sprake is van een echte epidemie, of dat er toevallig meer gemeld wordt en of dat er resistentie is ontstaan voor de aanbevolen behandeling met fusidinezuur. De toename van vragen over impetigo bij zowel ouders als scholen aan GGD's was een aanwijzing voor een echte epidemische verheffing. Hoewel er bij impetigo slechts zelden gekweekt wordt – de verwekker is immers in 80% een Staphylococcus aureus, in 10% Streptococcus pyogenes en in 10% een menginfectie van deze bacteriën – was het mogelijk 60 isolaten uit de betreffende periode nader te onderzoeken. Het ging daarbij steeds om S. aureus, waarbij in 75% van de gevallen het subtype ‘cluster 105’ werd aangetroffen. Dit cluster werd aangetroffen in Friesland, Zeeland en Limburg, hetgeen wijst op een echte epidemie. Voorheen kwam dit cluster slechts sporadisch voor. Het cluster is gewoon gevoelig voor oxacilline. Een bijzonderheid van het subtype is dat het vooral bij jonge kinderen ernstige vervellingen kan veroorzaken. In het beleid voor de huisarts hoeft vooralsnog niets te veranderen: lokaal behandelen met fusidinezuur en als dat niet helpt of als er algemene ziekteverschijnselen zijn: orale therapie met flucloxacilline. (PL)
De berichten, commentaren en reacties in de rubriek Journaal richten zich op de wetenschappelijke en inhoudelijke kanten van de huisartsgeneeskunde. Bijdragen van lezers zijn welkom (redactie@nhg-nl.org). De bijdragen in deze aflevering zijn van Frans Meulenberg, Peter Lucassen, Henk van Weert en Joost Zaat.
Literatuur
- 0.Impetigo: de feiten op een rij. Infectieziekten Bulletin 2002;13:423-5.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.