Heert Dokter was van grote betekenis voor de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde, -opleiding en -nascholing, in zijn pleidooi voor aandacht aan de persoon van de dokter en de interactie met de patiënt.
Hij begon zijn loopbaan als huisarts in Amsterdam in 1957. Het was een van de boeiendste perioden in de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde, waarin een geheel eigen analyse werd ontwikkeld over ziekte en ziekzijn, de rol van professionele hulp en de taak en functie van de huisarts daarbij. Een analyse die tot de dag van vandaag overeind staat.
Heert Dokter realiseerde zich hoe wankel de positie van de huisarts was, en hoe slecht de door specialisten verzorgde geneeskundeopleiding huisartsen voorbereidde op hun taak om zorg te bieden voor de gezondheid van mensen in de volle breedte. Een patiënt is meer dan een verzameling ziekteverschijnselen, en een huisarts heeft meer te bieden dan alleen biomedische kennis en expertise. Hij voegde zich met een kleine schare koplopers bij de leden van het eerste uur van het in 1957 opgerichte NHG. Hij stortte zich op de vraag hoe meer recht kon worden gedaan aan de gezondheidsbehoeften van mensen zonder zich al teveel te laten remmen door de maatschappelijke consequenties als haalbaarheid of acceptatie ervan. Daarmee stond hij aan de wieg van de ontwikkeling die de huisartsgeneeskunde vanaf dat moment zou doormaken.
Als student kwam hij in contact met het werk van de Hongaarse psychoanalyticus Balint en diens focus op de mens, de persoon met de ziekte en op de interactie tussen arts en patiënt. De aandacht voor psychische en sociale aspecten van ziekte en ziekzijn, het belang van de arts-patiënt-relatie (in het bijzonder in de continuïteit van zorg die de huisarts biedt): het vormde voor Heert de kern van de huisartsgeneeskunde.
Van 1968-1972 was Heert voorzitter van het NHG. Onder zijn voorzitterschap ging het NHG zich sterker richten op de persoon van de huisarts en zijn/haar rol bij psychische en sociale problemen.
In 1973 volgde zijn benoeming tot hoogleraar huisartsgeneeskunde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Ook hier bleef de focus van zijn werk gericht op de persoon van de huisarts en van de patiënt. Hij gaf vorm aan supervisie en begeleide intervisie van groepen huisartsen in opleiding, verzorgd door gedragswetenschappers en later ook door daartoe opgeleide huisartsen. Hij bleef actief in de Balintbeweging. Hij ging met emeritaat in 1991, maar bleef nog lang met grote interesse de ontwikkelingen in de huisartsgeneeskunde volgen.
Met lede ogen moet Heert hebben aangezien hoe in de loop van de jaren 70 de sociale psychiatrie uit beeld verdween. Hoe medische sociologie en psychologie zich bekeerden van het ‘duiden van de complexiteit’ tot het ‘meten is weten’, en checklists en vragenlijsten het persoonlijke discours leken te gaan vervangen.
Het is de grote verdienste van Heert Dokter geweest dat hij – tegen de tijdgeest in – heeft weten vast te houden aan zijn focus op de complexiteit van de persoon van de zieke in diens context, en daarin de betekenis van de persoon van de huisarts.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.