Kernboodschappen
- Erectiele disfunctie komt met het toenemen van de leeftijd frequenter voor en gaat geregeld gepaard met lijdensdruk. Een kwart van de mannen met behoefte aan hulp consulteert de huisarts.
- Bij controlebezoeken voor comorbiditeit wordt bij mannen ook naar erectiele disfunctie gevraagd.
- Een gerichte anamnese is het belangrijkste diagnostische instrument bij erectiele disfunctie.
- Het onderscheid tussen psychogene en somatogene erectiele disfunctie is belangrijk voor diagnostiek en behandeling.
- Voorlichting heeft een belangrijke plaats bij de behandeling van erectiele disfunctie.
Inbreng van de patiënt
De NHG-Standaarden geven richtlijnen voor het handelen van de huisarts; de rol van de huisarts staat dan ook centraal. Daarbij geldt echter altijd dat factoren van de kant van de patiënt het beleid mede bepalen. Om praktische redenen komt dit uitgangspunt niet telkens opnieuw in de richtlijn aan de orde, maar wordt het hier expliciet vermeld. De huisarts stelt waar mogelijk zijn beleid vast in samenspraak met de patiënt, met inachtneming van diens specifieke omstandigheden en met erkenning van diens eigen verantwoordelijkheid, waarbij adequate voorlichting een voorwaarde is.
Afweging door de huisarts
Het persoonlijk inzicht van de huisarts is uiteraard bij alle richtlijnen een belangrijk aspect. Afweging van de relevante factoren in de concrete situatie zal beredeneerd afwijken van het hierna beschreven beleid kunnen rechtvaardigen. Dat laat onverlet dat deze standaard bedoeld is om te fungeren als maat en houvast.
Delegeren van taken
NHG-Standaarden bevatten richtlijnen voor huisartsen. Dit betekent niet dat de huisarts alle genoemde taken persoonlijk moet verrichten. Sommige taken kunnen worden gedelegeerd aan de praktijkassistente, praktijkondersteuner of praktijkverpleegkundige, mits zij worden ondersteund door duidelijke werkafspraken waarin wordt vastgelegd in welke situaties de huisarts moet worden geraadpleegd en mits de huisarts toeziet op de kwaliteit. Omdat de feitelijke keuze van de te delegeren taken sterk afhankelijk is van de lokale situatie, bevatten de standaarden daarvoor geen concrete aanbevelingen.
Inleiding
De NHG-Standaard Erectiele disfunctie (ED) geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij mannen met klachten over de erectie. ED wordt gedefinieerd als het voortdurend of terugkerend onvermogen een erectie te krijgen of te behouden voldoende voor seksuele activiteit. De term impotentie is inmiddels verlaten.Noot 1 Ejaculatiestoornissen vallen buiten deze standaard. De huisarts zal steeds meer met ED geconfronteerd worden, enerzijds vanwege de vergrijzing en de toenemende incidentie van diabetes mellitus, hypertensie, hypercholesterolemie en obesitas op jonge leeftijd, en anderzijds de aandacht voor medicamenteuze erectiebevorderende behandelingen via de media. Praten over seksualiteit is moeilijk, zowel voor de patiënt als voor de huisarts. De hulpvraag en/of het bezoek aan de huisarts wordt door de patiënt vaak uitgesteld. ED wordt beschouwd als een multifactoriële stoornis waarbij psychologische, somatische, relationele en culturele aspecten een rol spelen in alle leeftijdscategorieën (> 18 jaar), etnische groepen en sociale klassen. ED kan een negatief effect hebben op de kwaliteit van leven, het zelfvertrouwen en het vermogen tot het behouden van intieme relaties. Bij jonge mannen staan psychogene oorzaken van ED op de voorgrond. De kans op ED wordt groter met het stijgen van de leeftijd, comorbiditeit zal dan eveneens een rol spelen. Een adequate seksuele anamnese (en op indicatie lichamelijk en aanvullend onderzoek) kan de huisarts helpen een zo goed mogelijk beeld van de onderliggende oorzaken te krijgen en een op de patiënt afgestemd behandelingsplan op te stellen. Er wordt pas behandeling ingesteld wanneer de ED als hinderlijk of lijden ervaren wordt dan wel relatieproblemen veroorzaakt. Voorlichting is altijd noodzakelijk, ook bij erectiebevorderende medicatie. Acceptatie van de behandelingsmethode door de patiënt (en diens partner) bepaalt mede de mate van tevredenheid over de behandeling. Waar in deze standaard geschreven wordt over de partner van de man met ED, wordt de seksuele partner bedoeld.
Achtergronden
Epidemiologie
Incidentie en prevalentie
De incidentie van ED bij mannen in de Nederlandse huisartsenpraktijk is 1,7 episoden per 1000 mannen per jaar en de prevalentie 3,7 per 1000 mannen per jaar. Deze cijfers zijn aanzienlijk lager dan die gevonden in drie recente onderzoeken onder de mannelijke bevolking (> 18 jaar) in Nederland: hierin bleek een gemiddelde prevalentie van circa 14%.Noot 2 Dit wijst erop dat veel mannen met ED hiervoor niet naar de huisarts gaan. De prevalentie van ED neemt toe met de leeftijd, van 14% bij 41- tot 50-jarigen tot 42% bij 71- tot 80-jarigen. Er zijn weinig epidemiologische gegevens over het natuurlijke beloopNoot 3 en over het voorkomen van ED uitgesplitst naar etnische achtergrond of seksuele voorkeur.Noot 4
Kwaliteit van leven, ervaren van hinder en behoefte aan hulp
Terwijl de prevalentie van ED toeneemt met de leeftijd, neemt de ervaren hinder juist af na het zestigste levensjaar.Noot 5 ED is duidelijk geassocieerd met een verlaging van de kwaliteit van het seksleven en, in mindere mate, ook van de algehele kwaliteit van leven.Noot 6 Een derde van de mannen met ED en 16% van hun partners zijn ontevreden over hun seksleven. In vergelijking met mannen zonder ED is de algemene tevredenheid over relatie en seksualiteit minder. Van de mannen met ED die behoefte aan hulp hadden, ging 25% naar de huisarts en werd 12% door de huisarts behandeld. Mannen met ED vragen niet of meestal pas na lange tijd (dertien maanden) om hulp.5, 2 Wij adviseren om bij een hulpvraag de ED als aparte episode te registreren in het elektronisch dossier.
Pathofysiologie
De erectie is een psychofysiologisch verschijnsel en is, als onderdeel van de seksuele responscyclus, een uiting van seksuele opwinding.Noot 7 Noodzakelijk voor het verkrijgen van een normale erectie zijn:
- een situatie die als seksueel stimulerend wordt ervaren;
- een mentaal proces dat prikkels positief verwerkt; en
- intacte neurologische, vasculaire en hormonale functies.
Etiologie
ED heeft een multifactoriële etiologie.Noot 8 De belangrijkste factoren die bijdragen aan of geassocieerd zijn met ED zijn de volgende.
- Psychogene factoren: stress, depressie en relatieproblemen.
- Seksuologische factoren: faalangst1 en inadequate seksuele stimulatie.
- Somatogene factoren: diabetes mellitus, hart- en vaatziekten, lokale afwijkingen aan de penis,Noot 9 neurologische aandoeningen, mictieklachten,Noot 10 medicatieNoot 11 ,Noot 12 en testosterondeficiëntie.Noot 13
- Leefstijlfactoren: roken,Noot 14 obesitasNoot 15 en weinig lichaamsbeweging.Noot 16 Er is geen eenduidige associatie gevonden met het gebruik van alcohol en drugs.Noot 17
Richtlijnen diagnostiek
Wij adviseren de huisarts om niet alleen te reageren op de expliciete hulpvraag van patiënten omtrent een erectieklacht, maar ook ED te signaleren bij risicogroepen: patiënten met een chronische ziekte, chronisch medicatiegebruik11 of een depressieve stoornis. Goede momenten hiervoor zijn bijvoorbeeld de jaarlijkse controles van hypertensie en diabetes mellitus, de eerste uitgifte en eerste controle van medicatie, en controles zes tot acht weken na een acuut myocardinfarct (AMI) of cerebrovasculair accident (CVA); zie respectievelijk de NHG-Standaarden Cardiovasculair risicomanagement, Diabetes mellitus type 2, Acuut coronair syndroom en CVA. Seksualiteit is noch voor de huisarts noch voor de patiënt een onderwerp waarover men gemakkelijk praat. Gevoelens van schaamte kunnen een rol spelen, en ook de normen en waarden van huisarts en patiënt kunnen verschillen. Bij het praten over seksualiteit zijn taalgebruik en taalbegrip van belang. Het is de taak van de huisarts te verhelderen wat de patiënt precies bedoelt door zelf duidelijke bewoordingen te gebruiken. Het is daarbij niet noodzakelijk de terminologie van de ander over te nemen, maar wel zouden arts en patiënt hun taalgebruik zodanig moeten afstemmen dat zij zich er beiden gemakkelijk bij voelen. Het is belangrijk dat de huisarts zich realiseert dat niet iedere patiënt een monogame of heteroseksuele relatie heeft.
Anamnese
Onderstaande anamneselijst bevat vragen uit de ‘seksuologische mini-anamnese’,Noot 18 die gebaseerd is op de fasen van de seksuele responscyclus. De betreffende vragen zijn toegespitst op ED en zijn bedoeld om de hulpvraag te verhelderen. De anamneselijst bevat daarnaast vier vragen die de mate van erectiefunctie vaststellen.Noot 19 Deze vragen zijn tevens van belang om het doel en verwachtingen van de patiënt duidelijk te krijgen en om de voortgang van een eventueel ingestelde behandeling te evalueren. De huisarts moet zich in dit verband realiseren dat niet voor elke patiënt een volledig harde erectie het uiteindelijke behandeldoel is, ook het hebben van coïtus kan voldoende zijn.
Klachtgerelateerde vragen
- Hoe lang bestaan de klachten, hoe is het beloop?
- Zijn de klachten altijd aanwezig (denk aan manuele/orale activiteit, tijdens vakantie, kijken naar erotisch materiaal, andere partner)?
-
Vier vragen die de mate van stijfheid van de erectie aangeven:
- is de penis wel vergroot, maar is er geen sprake van een echte erectie?
- is er sprake van een matige erectie, maar is penetratie niet mogelijk?
- is penetratie wel mogelijk, maar is de erectie nog niet volledig hard?
- is de erectie (weer) volledig hard en is er geen sprake (meer) van ED?
- Hebt u pijnklachten, vormverandering en/of een afwijkende stand van de penis tijdens een erectie?9
- Is er voldoende seksuele stimulatie (zowel visueel en auditief als tactiel)?
Vragen naar het onderscheid tussen psychogene en somatogene ED
- Hebt u wel een erectie bij masturbatie?
- Bemerkt u wel eens nachtelijke of ochtenderecties?
Differentieeldiagnostische vragen
- Hoe is de zin in seks, het seksueel verlangen?713
- Hebt u problemen met het klaarkomen of komt u te snel klaar?7
Communicatievragen
- Hoe ervaart u het erectieprobleem? Heeft u zelf een verklaring voor de ED?
- Wat vindt uw partner ervan? Praat u met uw partner over de ED?
- Hoe geven u en uw partner vorm aan uw seksuele relatie en wat gaat er wel goed?
- Wat hebben u en uw partner zelf al gedaan om de erectie te doen verbeteren?
- Welke hulp zou u op dit moment van mij willen hebben? Wat zou u willen bereiken?
Vragen naar specifieke oorzaken
- Voorgeschiedenis en comorbiditeit.
- Medicatie.
- Cardiovasculaire risicofactoren (leefstijlfactoren, familieanamnese).
Lichamelijk onderzoek
Lichamelijk onderzoek zal slechts zelden bijdragen aan het vinden van de oorzaak van de erectiestoornis. Het lichamelijk onderzoek zou ertoe kunnen dienen de patiënt gerust te stellen of een eventuele organische aandoening op te sporen indien de anamnese een HVZ of een endocrinologische afwijking doet vermoeden of als er sprake is van een pijnlijke erectie.Noot 20 Bij klachten van een pijnlijke erectie zal de arts de penis onderzoeken op plaques9 en (para)phimosis. Zijn er geen aanknopingspunten voor een verhoogd cardiovasculair risico, dan is alleen de diagnose ED geen reden om een cardiovasculair risicoprofiel op te stellen.Noot 21
Aanvullend onderzoek
- Laboratoriumonderzoek is niet noodzakelijk; routinematig onderzoek naar hart- en vaatziekten, diabetes mellitus, hypothyreoïdie en prolactinomen wordt niet aanbevolen. 21,Noot 22
- Zelfonderzoek is aangewezen indien er ondanks een adequate anamnese onduidelijkheid blijft bestaan over de overwegend psychogene dan wel somatogene oorzaak van de ED (zie tabel 1). De huisarts geeft dan aan de patiënt het volgende huiswerk mee: probeer een erectie te krijgen met behulp van visueel-auditieve (erotische films) en tactiele (masturbatie/glijmiddel/vibrator) stimulatie. Indien de erectie aanwezig is bij masturbatie en spontaan in de ochtend, wijst dit op een psychogene ED. U vraagt de patiënt een erectiedagboek bij te houden (zie NHG-Patiëntenbrief: Erectiedagboek). Dit dagboek kan ook een goed instrument zijn bij de follow-up.
Evaluatie
Er is sprake van ED bij een voortdurend of terugkerend onvermogen een erectie te krijgen of te behouden die voldoende is voor seksuele activiteit. ED heeft meestal een multifactoriële genese.8 Kenmerken die wijzen in de richting van psychogene dan wel somatogene ED staan vermeld in tabel 1. Het antwoord op de vraag of het overwegend gaat om psychogene of somatogene ED is van belang voor het behandelingsplan.Noot 23 Differentieeldiagnostisch wordt ED onderscheiden van andere stoornissen in de seksuele responscyclus:7
- ejaculatio praecox: een vroegtijdige zaadlozing; de penis verslapt na de zaadlozing;
- stoornis in seksueel verlangen: afwezigheid van seksueel verlangen, seksuele fantasieën of gedachten.
Leeftijd | meestal < 40 jaar | meestal > 40 jaar |
Ochtenderecties | doorgaans aanwezig | doorgaans afwezig |
Bij masturbatie | meestal goede erectie | meestal geen erectie |
Begin | plotseling | geleidelijk (behalve na trauma/operatie) |
Beloop | wisselend | constant |
Omstandigheden | situatieafhankelijk | altijd |
Richtlijnen beleid
ED wordt behandeld indien de disfunctie hinder of lijdensdruk teweegbrengt, of relatieproblemen veroorzaakt. Als de patiënt (en diens partner) dit wenst, stellen huisarts en patiënt gezamenlijk een behandelplan op. De huisarts vraagt wat de patiënt van de behandeling verwacht, en bespreekt met de patiënt of deze zijn partner bij de vervolgconsulten wil betrekken. Dit laatste heeft de voorkeur. De behandeling bestaat in alle gevallen uit goede voorlichting over oorzakelijke factoren, mythes, vooroordelen en medicatiegebruik, en het advies meer te gaan bewegen.
- Bij een overwegend psychogene ED staan daarnaast begeleidende gesprekken op de voorgrond. De geïnteresseerde huisarts kan deze gesprekken desgewenst zelf voeren (zie bijlage),Noot 24 ,Noot 25 ,Noot 26 of de patiënt daarvoor doorverwijzen naar een seksuoloog (zie tabel 3).Noot 27 De Nederlandse Vereniging voor Seksuologie (NVVS) beschikt over een lijst met erkende seksuologen. Medicamenteuze therapie is bij psychogene ED slechts geïndiceerd als kortdurende ondersteuning.Noot 28 Bij relatieproblemen is medicatie niet geïndiceerd.
- Bij een overwegend somatogene ED staat, naast de voorlichting en het advies meer te bewegen, de medicamenteuze behandeling op de voorgrond. Als deze combinatie onvoldoende effect heeft, kan men starten met begeleidende gesprekken, te voeren door de geïnteresseerde huisarts zelf of door een seksuoloog.
Voorlichting en advies
Het is belangrijk om patiënten met ED voor te lichten over oorzakelijke factoren en vooroordelen te bespreken. Eén consult is onvoldoende om al deze informatie over te dragen; het onderwerp zal daarom bij vervolgconsulten steeds weer ter sprake komen. Een deel van de mannen met ED is met deze voorlichting al voldoende geholpen. Zij bestaat uit de volgende aspecten.
- Leeftijd. Vermindering van de mate en/of duur van de erectie is een onderdeel van het ‘normale’, fysiologische verouderingsproces, vergelijkbaar met het afnemen van andere fysieke prestaties. Dit sluit echter niet uit dat de patiënt ED kan ervaren als een lijden dat behandeling behoeft. Visuele prikkels alleen zijn niet meer toereikend, vooral directe tactiele stimulatie van de penis is noodzakelijk om een erectie te bewerkstelligen.
- Comorbiditeit en bijwerkingen van geneesmiddelen. Diabetes, HVZ en neurologische aandoeningen kunnen het erectievermogen beïnvloeden, evenals de geneesmiddelen die bij deze – en andere – aandoeningen gebruikt worden.11 Zelfs als de ED een cardiovasculaire oorzaak heeft, kunnen faalangst en onzekerheid ten gevolge van de cardiovasculaire problemen een rol spelen bij de ED.Noot 29 De huisarts kan een belangrijke rol vervullen in het wegnemen van onnodige bezorgdheid.
- Psychosociale factoren. (Werk)stress en vermoeidheid kunnen een rol spelen, evenals de ‘vicieuze cirkel van faalangst’: het anticiperen op de falende erectie veroorzaakt een gevoel van angst en werkt verslapping van de penis op een ongewenst moment in de hand. Veelal vermindert hierdoor op den duur ook de zin in seks. Leg er de nadruk op dat de patiënt zijn aandacht anders moet richten, namelijk op het hier en nu, op de op dat moment ervaren opwindende prikkels en sensaties, in plaats van te denken aan wat er nog komen moet en wat daarbij allemaal mis kan gaan. Geef aan dat het zinvol is om dat patroon te doorbreken door gedurende enige tijd (enkele weken) te stoppen met seksuele gewoonten die tot teleurstelling leiden en zich te concentreren op de positieve beleving van intimiteit en seksualiteit. In de praktijk komt dit neer op een verbod op coïtus (of pogingen daartoe). Moedig de patiënt en zijn partner aan om zich bezig te houden met die dingen die wél goed gaan.
- Relationele factoren en ‘seksuele logistiek’. Bespreek hoe de partners gewend zijn vorm te geven aan hun seksuele relatie en wat zij al hebben geprobeerd ter verbetering van de klacht. De huisarts kan de partners stimuleren op zoek te gaan naar mogelijkheden om lang bestaande gewoonten te veranderen. Soms kan de huisarts een functie hebben door als het ware permissie te geven voor het exploreren van variaties op de vaste patronen. Voorbeelden zijn: gezamenlijke activiteiten (tijd en aandacht voor elkaar hebben, eventueel concrete afspraken daarover maken); het doel van de seksuele interactie (leg wat meer nadruk op de beleving van intimiteit als patiënt en partner erg op coïtus of orgasme gericht zijn); voorspel, tijdstip en houdingen; het gebruik van erotische films of lectuur, attributen of hulpmiddelen. De oorzaak van het seksuele probleem ligt niet altijd bij de patiënt met de ED; ook relatieproblemen of de reactie van de partner op de disfunctie kunnen een rol spelen.
- Mythen en vooroordelen. De patiënt, en diens partner, kunnen ideeën of vooronderstellingen hebben over ‘normaal’ seksueel functioneren die niet overeenkomen met de realiteit. Enkele voorbeelden zijn: seks moet spontaan zijn, seks zonder gemeenschap is geen echte seks, een echte man heeft altijd zin, masturberen doe je niet als je een vaste relatie hebt. De huisarts is alert op irreële gevoelens, opvattingen en verwachtingen omtrent seks en ED, en bespreekt ze indien ze tijdens het consult naar voren komen. Het ontkrachten van deze onwaarheden en het geven van goede voorlichting kan een belangrijk therapeutisch effect hebben. Sommige patiënten en hun partners zijn hiermee al voldoende in staat om hun seksueel functioneren te verbeteren.
In aansluiting op de gegeven mondelinge voorlichting kunt u de patiënt de volgende NHG-Patiëntenbrieven meegeven: Erectieproblemen algemeen, Adviezen bij erectieproblemen, Erectiedagboek en Streeloefeningen. Deze brieven zijn gebaseerd op de NHG-Standaard Erectiele disfunctie. (Zie voor een overzicht van alle NHG-Patiëntenbrieven de NHG-website: http://www.nhg.org, rubriek patiëntenvoorlichting.)
Niet-medicamenteuze behandeling
Leefstijladviezen
Stoppen met roken vertraagt verdere progressie van ED, maar leidt niet tot remissie. Afvallen bij overgewicht leidt niet tot remissie van ED. Toename van lichamelijke beweging leidt wél aantoonbaar tot remissie van ED.
Hulpmiddelen
Als er bijvoorbeeld contra-indicaties bestaan voor vasodilaterende medicatie, kan men hulpmiddelen inzetten bij de behandeling. Naast hulpmiddelen die de prikkeling intensiveren zijn er de elastische penisring en de vacuümpomp met elastisch constrictiebandje. Deze hulpmiddelen worden niet vergoed door de ziektekostenverzekering en zijn verkrijgbaar bij speciale leveranciers.Noot 30
Medicamenteuze behandeling
Als men besluit een medicamenteuze behandeling te starten, dan heeft orale medicatie met fosfodiësterase-5-remmers (PDE-5-remmers) de voorkeur. Deze middelen zijn effectief, hebben relatief weinig bijwerkingen en zijn makkelijk in het gebruik. De hoge kosten kunnen een nadeel zijn. Voor behandeling met een intra-urethrale stift of intracaverneuze injecties worden patiënten verwezen naar de uroloog (zie tabel 3).Noot 31
Orale medicatie: PDE-5-remmers
Sildenafil en vardenafil zijn relatief kortwerkende middelen, tadalafil is een langwerkend middel. PDE-5-remmers zijn alleen effectief bij voldoende seksueel verlangen en na seksuele stimulatie. Indien het geen probleem is om het tijdstip van seksueel contact van tevoren vast te stellen, zijn sildenafil of vardenafil geschikte middelen. Indien de patiënt wat meer vrijheid wenst, kan gekozen worden voor tadalafil. De effectiviteit en veiligheid van de drie middelen ontlopen elkaar nauwelijks (zie tabel 2).Noot 32 Een medicamenteuze behandeling moet gepaard gaan met goede informatie, begeleiding en goede follow-up, aangezien deze de effectiviteit en respons op het middel vergroten (zie NHG-Patiëntenbrief Adviezen bij erectieproblemen):Noot 33
- leg uit dat de middelen niet direct werken (inwerktijd gemiddeld dertig minuten);
- geef aan hoe lang de middelen werkzaam blijven;
- bespreek dat de middelen pas effectief zijn na seksuele stimulatie en bij seksuele opwinding;
- leg uit dat de werkzaamheid van PDE-5-remmers pas optimaal is als zij vier- tot zesmaal gebruikt zijn;
- leg uit dat de kortwerkende middelen bij voorkeur op een lege maag ingenomen moeten worden (op zijn vroegst drie uur na de maaltijd) omdat de absorptie vertraagd wordt door vetrijk voedsel;
- leg uit dat het risico op cardiovasculaire ziekten niet verhoogd wordt door het gebruik van PDE-5-remmers en door seksuele activiteit; 29,35
- leg uit dat bijwerkingen vooral in het begin optreden, maar dat zij na het gebruik van enkele pillen kunnen verminderen of verdwijnen.32
PDE-5-remmers kunnen op twee manieren gedoseerd worden.32
- Starten met een dosis van 50 mg sildenafil, 10 mg tadalafil of 10 mg vardenafil. Indien het effect gering is en er geen bijwerkingen zijn, kan de dosis worden verdubbeld. Is de patiënt tevreden over het effect en zijn er bijwerkingen, dan kan de dosis worden gehalveerd.
- Een andere strategie is te starten met de hoogste dosis om daarmee een direct vertrouwen in het middel te bewerkstelligen. De effectiviteit is groter bij maximale dosering en de middelen zijn ook in de hoogste dosis veilig gebleken. Bij voldoende effectiviteit kan worden overwogen de dosis te halveren.
Sildenafil | Vardenafil | Tadalafil | |
---|---|---|---|
Methode 1: dosis ophogen | |||
Methode 2: dosis afbouwen | |||
Werking | na 12-37 minuten | na 15-35 minuten | na 16-30 minuten |
Werkingsduur | 4-5 uur | 4-5 uur | tot 36 uur |
Bijwerkingen | |||
Contra-indicaties | |||
Interacties (dagdosering verlagen!) | alfablokkers, ritonavir of lopinavir (sildenafil maximaal 25 mg/48 uur, vardenafil maximaal 2,5 mg/72 uur), CYP3A4-remmers (cimetidine, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, proteaseremmers en voriconazol) en grapefruitsap |
Bij patiënten met HVZ kan veilig worden gestart met PDE-5-remmers, mits de contra-indicaties in acht genomen zijn (zie tabel 3). Patiënten met stabiele angina pectoris die zonder pijn op de borst activiteiten kunnen volbrengen van vergelijkbare intensiteit als seksuele activiteit (zoals wandelen en tuinieren), kunnen veilig met PDE-5-remmers starten.29 Benadruk dat deze patiënten, als zij na seksuele activiteit toch pijn op de borst krijgen die niet binnen vijf minuten afneemt, géén nitraten moeten innemen en altijd contact moeten opnemen met de huisarts. Als deze patiënten toch nitraten moeten gebruiken of al gebruikt hebben, kan dit alleen onder nauwlettende medische supervisie en hemodynamische controle in het ziekenhuis tot ten minste 24 uur na de laatste dosis sildenafil of vardenafil of ten minste 48 uur na de laatste dosis tadalafil. Daarna is het hypotensieve effect verdwenen (zie de NHG-Standaard Stabiele angina pectoris).Noot 36
Acute complicatie van medische behandeling: langdurige erectie
Een pijnlijke langdurige erectie komt zeer incidenteel voor als complicatie bij het gebruik van PDE-5-remmers en vaker bij gebruik van intracaverneuze injecties.31 Om fibrosevorming met misvorming van de penis en daarmee een zeer moeilijk te behandelen erectiestoornis te voorkomen moet een langdurige erectie gecoupeerd worden. Daarbij geldt het volgende beleid.
- Erectie < 4 uur. Advies door de huisarts: koelen met een zakje met ijs (circa twintig minuten) of lichaamsbeweging (wandelen stimuleert de bloedsomloop).
- Erectie ≥ 4 uur (priapisme). Verwijzen naar de uroloog. Deze zal, als de erectie na zes uur nog onverminderd aanhoudt, overgaan tot aspiratie van bloed uit de corpora cavernosa en intracaverneuze toediening van een alfasympathicomimeticum. Als de verwijzing om logistieke redenen niet tot stand kan komen, kan de huisarts een langer dan zes uur bestaande erectie zelf proberen te couperen middels aspiratie met een dikke naald.Noot 37
Controles
Mate van stijfheid van de erectie
Bij iedere controle is het raadzaam de vier vragen over de mate van stijfheid van de erectie (zie anamnese) opnieuw te stellen. Gebruik deze in de follow-up om de effectiviteit van de behandeling te beoordelen.19 Hierbij kan ook het erectiedagboek gebruikt worden (zie de NHG-Patiëntenbrief Erectiedagboek).
Medicamenteuze behandeling
Een goede follow-up is van belang voor een succesvolle behandeling. De eerste controle vindt plaats als de patiënt vier tot zes pillen gebruikt heeft. Daarbij wordt geëvalueerd of de patiënt tevreden is en of het effect voldoende is.
- Bij onvoldoende effect kan de dosis worden verhoogd.
- Bij voldoende werkzaamheid of bij bijwerkingen kan worden besloten de volgende keer de dosis te halveren.
Vervolgcontroles: elke vier weken totdat de patiënt geen verdere hulp meer nodig heeft. Bij onvoldoende effectiviteit neemt de huisarts de volgende vragen met de patiënt door:
- is de medicatie juist ingenomen (zie voorlichting bij medicatie)?
- hoe ging het seksueel contact, was er voldoende seksuele stimulatie?
- hoe reageerde uw partner? Zijn er relatieproblemen met partner?
- kwamen er vaker ochtenderecties of spontane erecties?
- welke gedachten had u bij het seksueel contact?
Tevens gaat de huisarts na of er sprake is van:
- niet goed reageren op PDE-5-remmers;13
- interacties met voedsel of medicatie.
Overweeg de medicatie te stoppen bij voldoende erectie indien er ook psychogene factoren meespelen. Bij somatogene ED zal medicatie meestal chronisch nodig zijn, het is belangrijk dan te zoeken naar de laagst mogelijke dosis.
Consultatie/verwijzing
De indicaties voor verwijzing staan aangegeven in tabel 3. De huisarts legt uit waarom verwijzing noodzakelijk is, vertelt over de ernst of complexiteit van het probleem en geeft aan dat verandering mogelijk is als de patiënt (en de partner) het wil. De huisarts geeft ook aan wat mensen van de hulp kunnen verwachten. Verwijzing naar een seksuoloog van de NVVS heeft de voorkeur.27 Er is op dit moment onvoldoende wetenschappelijk bewijs om bekkenfysiotherapie als behandeling voor ED te adviseren.Noot 38 Als de ED gepaard gaat met mictieklachten en/of genitale pijn kan een proefbehandeling met bekkenfysiotherapie worden overwogen.
Verwijzen naar | Indicaties | Beleidsopties |
---|---|---|
Seksuoloog NVVS (arts/psycholoog) | diagnostiek
behandeling | |
Uroloog |
Bijlage: begeleidende gesprekken (facultatief voor de geïnteresseerde huisarts)
Indien er sprake is van een overwegend psychogene ED en/of de voorlichting (en/of medicatie) niet effectief genoeg blijken te zijn, kan de huisarts die daarmee affiniteit heeft een aantal begeleidende gesprekken aanbieden. Aan de hand van een gezamenlijk stapsgewijs opgesteld behandelplan wordt een haalbaar doel nagestreefd.24,25 De voorlichting blijft altijd een onderdeel van de begeleidende gesprekken. Het heeft de voorkeur de partner bij de gesprekken te betrekken. Hierbij is het belangrijk dat de patiënt beschikt over ziekte-inzicht en niet wordt gehinderd door gebrekkige communicatieve mogelijkheden door bijvoorbeeld taalbarrières of cultuurverschillen. Zo nodig kan worden verwezen naar een seksuoloog.27 Oefeningen – voor de man én diens partner – zijn noodzakelijk om nieuwe ervaringen op te doen en nieuw seksueel gedrag te laten beklijven. Maak hierbij gebruik van huiswerkafspraken:26
- het leren herkennen en vervolgens herformuleren van disfunctionele (niet-helpende) gedachten;
- het bijhouden van een erectiedagboek (zie de NHG-Patiëntenbrief Erectiedagboek);
- het doen van streel- en masturbatie-oefeningen (zie de NHG-Patiëntenbrief Streeloefeningen), eventueel in combinatie met hulpmiddelen.
De streeloefeningen beginnen bij niet-genitale streeloefeningen met coïtusverbod die, naar gelang de vorderingen, steeds verder uitgebreid kunnen worden naar genitale streeloefeningen en later naar masturbatie-oefeningen en coïtus. Het doel is beide partners weer te laten genieten van lichamelijke prikkels zonder de druk van het presteren. Besteed in de behandeling aandacht aan vermijdingsgedrag, dat zich uit in het niet uitvoeren van de opdrachten. Het is van belang om te proberen de oorzaak van dit gedrag te achterhalen: zijn er toch onderliggende relatie- of communicatieproblemen, of speelt (faal)angst een grote rol? Meestal zijn enkele begeleidende gesprekken met een interval van enkele weken al voldoende.
Totstandkoming
In januari 2007 startte een werkgroep van huisartsen met de ontwikkeling van de NHG-Standaard Erectiele disfunctie. De werkgroep bestond uit de volgende leden: P. Leusink, huisarts, seksuoloog NVVS. L.J. de Boer, huisarts. V.R. Rambharose, huisarts. A.M. Sprengers, huisarts. C.W. Vliet Vlieland, huisarts. S.W. Mogendorff, huisarts. N.M.M. van Rijn-van Kortenhof, huisarts en wetenschappelijk medewerker NHG. De heer De Boer heeft in de laatste vijf jaar vergoedingen ontvangen van Pfizer Nederland BV, Lilly Nederland BV en Bayer GSK voor consultatie, nascholingen en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, maar heeft voor het starten van de werkgroep zijn relaties met deze firma’s verbroken. De heer Leusink heeft in de laatste vijf jaar vergoedingen ontvangen van dezelfde drie firma’s voor consultatie en nascholingen, maar heeft voor het starten van de werkgroep eveneens deze relaties verbroken. Door de overige werkgroepleden werd geen belangenverstrengeling gemeld. In november 2007 is de ontwerpstandaard besproken in een focusgroepbijeenkomst op de huisartsenopleiding van de Vrije Universiteit te Amsterdam, waarbij negen huisartsen aanwezig waren. In december 2007 werd de ontwerpstandaard voor commentaar verstuurd naar vijftig aselect gekozen huisartsen uit het NHG-ledenbestand. Twaalf commentaarformulieren werden retour ontvangen. Tevens werd commentaar ontvangen van een aantal referenten, te weten: prof.dr. A.A.B Lycklama à Nijeholt, uroloog; prof.dr. E.J.H. Meuleman, uroloog en seksuoloog NVVS; dr. M.F. van Driel, uroloog en seksuoloog NVVS; prof.dr. J.J.D.M. van Lankveld, klinisch psycholoog en seksuoloog NVVS; A.A.G.M. Giesbers, uroloog; L.M.T. Blaas-de Regt, arts-seksuoloog; dr.ir. B.E.P.B Ballieux, klinisch chemicus LUMC; B.J.F. van den Bemt en M. le Comte, apothekers namens het Geneesmiddel Informatie Centrum van het Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apothekers, A.C. van Loenen, ziekenhuisapotheker/klinisch farmacoloog en hoofdredacteur van het Farmaceutisch Kompas namens het College voor zorgverzekeringen; R. Starmans en J. Hekman, huisartsen namens de NHG-Adviesraad Standaarden; dr. H.C.P.M. van Weert, huisarts, hoofdredacteur Huisarts en Wetenschap. Naamsvermelding als referent betekent overigens niet dat iedere referent de standaard inhoudelijk op elk detail onderschrijft. In april 2008 werd de standaard becommentarieerd en geautoriseerd door de NHG-Autorisatiecommissie. De begeleiding van de werkgroep en de redactie van de tekst van de standaard was in handen van N.M.M. van Rijn-van Kortenhof, huisarts en wetenschappelijk medewerker van de afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap van het NHG. Dr. Tj. Wiersma, senior wetenschappelijk medewerker van de afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap, en de afdeling Implementatie van het NHG waren mede betrokken bij de realisatie van deze standaard. De gevolgde zoekstrategie voor de onderbouwende literatuur is te vinden bij de webversie van deze standaard (zie www.nhg.org).
© 2008 Nederlands Huisartsen Genootschap
Noten
Reacties
Er zijn nog geen reacties.