Met het ouder worden stijgt de kans op het ontwikkelen van chronische aandoeningen, zoals diabetes mellitus en hart- en vaatziekten. Dit gaat vaak gepaard met het gebruik van meerdere geneesmiddelen, ook wel polyfarmacie genoemd. Toename van het aantal geneesmiddelen verhoogt de kans op interacties en bijwerkingen. Daarnaast wordt het voor patiënten steeds lastiger om de verschillende geneesmiddelen op tijd in te nemen, waardoor de therapietrouw in het geding komt. De laatste cijfers over polyfarmacie bij ouderen dateren uit de jaren negentig en lieten zien dat bij 35% van hen sprake was van polyfarmacie. Op basis van gegevens van het LINH (www.nivel.nl/linh) over 2007 geven wij een recent overzicht over polyfarmacie bij ouderen (65 jaar en ouder). Hoe vaak komt polyfarmacie bij hen voor en welke verschillende soorten geneesmiddelen gebruiken zij?
Polyfarmacie en leeftijd
Polyfarmacie wordt gedefinieerd als het gebruik van 5 of meer verschillende geneesmiddelen in een jaar. Polyfarmacie komt bij 44,3% van de ouderen voor. Figuur 1 geeft het aantal voorgeschreven geneesmiddelen weer per leeftijdsgroep. Bij 39% van de ouderen van 65 tot en met 74 jaar worden 5 of meer verschillende medicijnen voorgeschreven. Dit loopt op tot 51% bij de leeftijdsgroep van 75 tot en met 84 jaar, maar blijft stabiel bij ouderen van 85 jaar en ouder. Bijna 20% van de 75-plussers krijgt 10 of meer geneesmiddelen voorgeschreven. Uit figuur 1 blijkt ook dat het percentage ouderen dat geen geneesmiddelen gebruikt oploopt met de leeftijd. Aan bijna eenderde van de 85-plussers wordt geen geneesmiddel voorgeschreven, terwijl dit bij de 65- tot en met 84-jarigen nog 20% is.
Voorgeschreven medicatie
Patiënten met polyfarmacie krijgen gemiddeld acht tot negen verschillende geneesmiddelen voorgeschreven. De meest voorkomende indicaties zijn diabetes mellitus, hypertensie, vetstofwisselingstoornis, angina pectoris, slaapstoornissen en maagpijn. In tabel 1 staat de top tien van de meest voorkomende geneesmiddelen in deze groep. Het overgrote deel van de medicatie betreft het hart- en vaatstelsel en het endocriene stelsel, zoals bloedverdunnende middelen (60%), bètablokkers (47%), ACE-remmers (31%), cholesterolverlagende middelen (44%) en bloedglucoseverlagende middelen (19%). Daarnaast worden maagzuurremmers, laxeermiddelen en kalmeringsmiddelen in deze groep veelvuldig voorgeschreven.
Geneesmiddelengroep | Polyfarmaciepatiënten |
---|---|
Antitrombotica | 54% |
Bètablokkers | 46% |
Cholesterolverlagers | 44% |
Maagzuurremmers | 42% |
ACE-remmers | 29% |
NSAID’s | 27% |
Corticosteroïden | 21% |
Laxantia | 20% |
Hypnotica en sedativa | 20% |
Orale bloedglucoseverlagende middelen | 19% |
Conclusie
Polyfarmacie is een veelvoorkomend fenomeen bij ouderen. Bijna 45% van de ouderen krijgt 5 of meer geneesmiddelen voorgeschreven. Dit roept natuurlijk de vraag op of alle geneesmiddelen daadwerkelijk noodzakelijk zijn. Door de verschillende geneesmiddelen wordt de kans op bijwerkingen groter en kan de therapietrouw in het gedrang komen. Het is dus belangrijk dat de voorschrijvende arts periodiek nagaat of er nog steeds een indicatie bestaat voor al die verschillende geneesmiddelen. Het probleem daarbij is dat de voorschrijvende arts niet altijd de huisarts is, maar vaak een specialist. Een mogelijke oplossing kan liggen in een periodieke beoordeling met een medicatie-review.
Colofon
De hier beschreven analyses zijn uitgevoerd met gegevens uit het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH). LINH maakt gebruik van gegevens uit de elektronische patiëntendossiers (EPD’s) van huisartsen die deelnemen aan het LINH. De LINH-huisartsen verzamelen op continue basis ‘productiegegevens’ over aandoeningen (ICPC-gecodeerde diagnose), aantallen contacten/verrichtingen, geneesmiddelvoorschriften en verwijzingen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.