Dit systematische literatuuroverzicht brengt ogenschijnlijk goed nieuws voor de één miljoen hooikoortspatiënten in Nederland. Desalniettemin passen huisartsen sublinguale immunotherapie nog maar mondjesmaat toe. Kunnen we onze terughoudendheid nu laten varen?
De NHG-Standaard Allergische en niet-allergische rhinitis (2006) gaf aan te willen wachten op onderzoek met grotere patiëntengroepen. Die zijn sindsdien verschenen maar toch kan deze herziene Cochrane-review mij niet overtuigen.
Voor huisstofallergie is het aantal onderzochte patiënten nog steeds veel te klein. En voor sublinguale immunotherapie bij gras-en boompollenallergie resteren nog veel vragen die de zeggingskracht van de review verzwakken.
De gemiddelde hooikoortspatiënt uit deze review werd behandeld in een academisch centrum en is uitgebreid onderzocht op aan- of afwezigheid van allergieën. Dat is een andere patiënt dan degene bij wie ik sublinguale immunotherapie zou overwegen, namelijk de patiënt met een pollenpositieve Phadiatop (radioallergosorbenttest) die onvoldoende reageert op antihistaminica en lokale corticosteroïden. Verder is de optimale dosis van het pollenextract nog onbekend en ook het immunomodulatoire mechanisme van sublinguale immunotherapie is nog niet volledig opgehelderd. De fabrikant van graspollenextract adviseert drie jaar lang te slikken (met een pauze na elk seizoen), maar kan niet aangeven gedurende hoeveel jaar nadien de symptoomreductie doorwerkt. Geen enkel onderzoek haalde een observatieperiode van drie jaar.
Het gemeten effect op medicatiegebruik was statistisch significant, maar was het ook relevant? Patiënten bleken tijdens sublinguale immunotherapie toch nog twee van de drie ‘rescue’ anti-allergische medicijnen nodig te hebben per tijdseenheid.
De kuur vereist inspanning van de patiënt, huisarts en zorgverzekeraar: Patiënten moeten dagelijks een tablet graspollenextract laten smelten, gedurende gemiddeld acht maanden per jaar, drie jaar achtereen, met een gerede kans op bijwerkingen in de mond- en keelholte. De huisarts moet 30 minuten observeren na de eerste inname om te kunnen ingrijpen bij dreigende anafylactische shock. Tevoren moet hij ernstig astma en immuundeficiënties uitsluiten. Ook is de behandeling kostbaar: zo’n 700 euro per jaar; de zorgverzekeraar vergoedt (vooralsnog) enkele allergeenextracten.
Geen wonder dus dat de Nederlandse huisarts terughoudend is met voorschrijven. Volgens de Stichting Farmaceutische Kengetallen heeft de apotheek in 2010 ruim 100.000 keer een allergeenextract afgeleverd. Ongeveer 30% was voor subcutane toediening, meestal voorgeschreven door de ziekenhuisspecialist. De overige afleveringen (voor oraal, oromucosaal en sublinguaal gebruik) werden vooral voorgeschreven door de huisarts. Ik concludeer dat ik die ene patiënt, bij wie ik er met de mij vertrouwde medicatie niet uitkom, gewoon blijf verwijzen. En voor huisartsen die immunotherapie wél willen starten, is de orale of sublinguale toedieningsvorm een veilige weg. Doe het dan zorgvuldig en dus mondjesmaat.