Vrijwel niks doet de gemoederen zo hoog oplaaien als afwijkende standpunten over triage door assistentes of over praktijkvoering. In dit H&W-nummer publiceren we een commentaar over de onduidelijke veiligheid van triage door assistentes. Volgens Visser staat de veiligheid niet vast en deugt het vaak aangehaalde onderzoek niet. Hij staat daarin niet helemaal alleen want ook binnen de Inspectie voor de Volksgezondheid leeft er de nodige twijfel over de veiligheid van triage door doktersposten en call-centra. Het telefonisch afhandelen is overigens niet uitsluitend een Nederlands probleem. Hulpvragers zijn meer tevreden als een dokter hen te woord staat. Dat vonden onderzoekers in de VS.1 Ze onderzochten de tevredenheid van ouders van kinderen die een kinderarts – aldaar een eerstelijnshulpverlener – belden. De dienststructuur had de verantwoording voor een populatie van 6000 kinderen. Gedurende 10 maanden werden telefoontjes gerandomiseerd over praktijkverpleegkundigen en kinderartsen. De verpleegkundigen beantwoordden 616 telefoontjes en de kinderartsen 566. Ouders waren over vrijwel alles vaker zeer tevreden over de kinderarts dan over de verpleegkundige (kwaliteit van het advies, tijd, gevoel serieus genomen te worden). Minder tevreden ouders belden vaker terug voor een nieuw advies: na advies van de verpleegkundige belde 13% na 4 uur terug en 23% binnen 3 dagen; bij kinderartsen was dat 5% en 14,5%. Minder huisartsen en een mogelijk grotere hulpvraag dwingen de beroepsgroep tot het bedenken van creatieve oplossingen. Veiligheid van de zorg zou echter een van de speerpunten van kwaliteitsbeleid moeten zijn. Of de net verschenen NHG-triageprotocollen werkelijk bijdragen aan een veiliger afhandeling van hulpvragen is nog geenszins duidelijk. En als Visser gelijk heeft, valt het ook nauwelijks te onderzoeken. Als de bevindingen uit de VS ook in Nederland zouden kloppen, zou het kunnen zijn dat triage door praktijk-assistentes uiteindelijk alleen meer werk veroorzaakt. (JZ)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.