Longarts Dirkje Postma (Groningen, pro) en allesweter op longgebied Peter Barnes (Londen, contra) kruisten in de European Respiratory Journal de degens over evidence based gebruik van inhalatiecorticosteroïden (ICS) bij COPD. In de tachtiger jaren werden ICS op ‘niet-orthodoxe wijze’ geïntroduceerd bij de behandeling van COPD. Patiënten blijken naast hun chronische luchtwegobstructie vaak ook last te hebben van reversibele klachten en bronchiale hyperreactiviteit, hoewel beide laatste fenomenen voorheen leken voorbehouden aan astmapatiënten. In de recente GLUCOLD-trial bleken ICS bij COPD-patiënten te werken. Men verwoordde het effect als ‘minder spectaculair dan bij astma, maar klinisch relevant’. De meeste onderzoeken in de laatste twee decennia naar het effect van ICS bij COPD waren echter negatief. Ze werden pas enigszins positief na toevoeging van langwerkende luchtwegverwijders aan de ICS. Het eventueel gunstige effect van ICS zou berusten op de werkzaamheid van ICS op één van de drie componenten van COPD te weten: emfyseem, chronisch productieve hoest en ‘small airways disease’ (wat dat laatste ook moge betekenen). De voor- en tegenstander van ICS-gebruik bij COPD vonden elkaar in de noodzaak van ‘personalized medicine’ en het herkennen van ‘COPD-subtypes’, woorden die doen denken aan de momenteel in de astmaliteratuur veelgebezigde term ‘klinisch fenotype. Moeten wij nu - om ons te verantwoorden voor het voorschrijven van ICS bij COPD - weer terug naar ‘astma met persisterende luchtwegobstructie’ uit de vorige NHG-Standaard? Of moeten wij nog een stapje verder terug naar CARA uit de zestiger jaren: de Chronische Aspecifieke Respiratoire Aandoeningen, ofwel astma, chronische bronchitis en emfyseem, waarbij idealiter eerst werd gedefinieerd en daarna pas behandeld? Twee dingen zijn nu zeker: langwerkende luchtwegverwijders (LABA) hebben effect bij COPD, en het eraan toevoegen van ICS bij COPD blijft een ‘proefbehandeling’. (Ben Ponsioen)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.