Samenvatting
Inbreng van de patiënt
Afweging door de huisarts
Delegeren van taken
-
Deze standaard vervangt de NHG-Standaard Constitutioneel eczeem en geeft ook richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van contacteczeem, acrovesiculeus eczeem, nummulair eczeem, hypostatisch eczeem en asteatotisch eczeem.
-
Teerpreparaten worden niet meer aangeraden voor de behandeling van constitutioneel eczeem in de huisartsenpraktijk.
-
Bij de differentiaaldiagnostiek van eczeem speelt leeftijd een belangrijke rol.
-
Indifferente middelen, al dan niet in combinatie met lokale corticosteroïden, vormen de basis van de behandeling van eczeem.
-
Bij matig eczeem voldoen meestal klasse-1- of klasse-2-corticosteroïden.
-
Bij ernstig eczeem heeft starten met een klasse-3-corticosteroïd de voorkeur.
-
Bij verbetering van het eczeem worden corticosteroïden afgebouwd, maar de indifferente middelen gecontinueerd.
-
Lokale calcineurineremmers, zoals tacrolimus en pimecrolimus, worden voor behandeling van eczeem in de huisartsenpraktijk afgeraden.
-
Wees bij ieder eczeem bij volwassenen alert op de invloed van of op beroepswerkzaamheden.
Inleiding
Achtergronden
Begrippen
-
irritatief contacteczeemcontacteczeemirritatief contacteczeem, veroorzaakt door huidcontact met irriterende stoffen, zoals schoonmaakmiddelen; ook luiereczeemluiereczeem is een voorbeeld van irritatief contacteczeem;
-
allergisch contacteczeemcontacteczeem, veroorzaakt door huidcontact met een allergeen waarvoor bij eerder contact sensibilisatie is opgetreden; een voorbeeld hiervan is nikkelallergie.5
Kader Verschillende typen eczeem
Epidemiologie
Pathofysiologie en natuurlijk beloop
Constitutioneel eczeem
Contacteczeem
Acrovesiculeus en nummulair eczeem
Hypostatisch en asteatotisch eczeem
Richtlijnen diagnostiek
Anamnese
-
begin en beloop van de huidklachten;
-
lokalisatie van de huidafwijkingen, nu en tijdens eerdere episoden;
-
hinder: jeuk, krabben, eventuele verstoring van de nachtrust van de patiënt en het gezin, hinder bij dagelijkse bezigheden;
-
eerdere episoden van (constitutioneel) eczeem, beloop en (effect van) behandeling daarvan;
-
beïnvloedende factoren, zoals baden, douchen, gebruik van zeep;
-
gebruik van (zelf)medicatie.
-
schaamte voor het eczeem, verminderd zelfvertrouwen, invloed op seksualiteit;
-
ideeën van de patiënt, ouders/verzorgenden over behandeling met corticosteroïden.21
Leeftijd tot 4 jaar
-
een droge huid;
-
astma of allergische rinitis bij de patiënt of een eerstegraadsfamilielid;
-
constitutioneel eczeem bij een eerstegraadsfamilielid;
-
aanwijzingen voor (zelden voorkomende) voedselallergievoedselallergie, zoals het optreden van acute klachten van de huid (galbulten, rash), het maagdarmstelsel (zwelling en jeuk van mondslijmvlies en lippen, buikpijn en diarree), de luchtwegen (hoesten en piepen) of bewustzijnsdaling na inname van bepaalde voedingsmiddelen.
Leeftijd van 4 tot 18 jaar
-
een droge huidhuiddroge huid;
-
astma of allergische rinitis bij de patiënt of een eerstegraadsfamilielid;
-
constitutioneel eczeem bij een eerstegraadsfamilielid;
-
aanwijzingen voor (zelden voorkomende) voedselallergie, zoals het optreden van acute klachten van de huid (galbulten, rash), het maagdarmstelsel (zwelling en jeuk van mondslijmvlies en lippen, buikpijn en diarree), de luchtwegen (hoesten en piepen) of bewustzijnsdaling na inname van bepaalde voedingsmiddelen.
-
huidafwijkingen elders (dermatomycose);
-
dagelijkse bezigheden, hobby’s, eventueel opleiding of werk;
-
huidcontact met metalen, zoals nikkel, chroom (in leer, cement), chemicaliën, parfumbestanddelen (zie [figuur 1] in de noot voor een overzicht per lichaamsdeel van producten die allergisch contacteczeem kunnen veroorzaken);22
-
(eerder) constitutioneel eczeem.
-
dagelijkse bezigheden, hobby’s, eventueel opleiding of werk (zoals werk met frequent watercontact);
-
huidcontact met metalen, zoals nikkel, chroom (in leer, cement), chemicaliën, parfumbestanddelen (zie [figuur 1] in de noot voor een overzicht per lichaamsdeel van producten die allergisch contacteczeem kunnen veroorzaken);22
-
huidafwijkingen elders (dermatomycose);
-
(eerder) constitutioneel eczeem.
Leeftijd van 18 jaar en ouder
-
werk (zoals werk met frequent watercontact), dagelijkse bezigheden, hobby’s, collega’s met vergelijkbare huidklachten;23
-
huidcontact met metalen, zoals nikkel, chroom (in leer, cement), chemicaliën, parfumbestanddelen (zie [figuur 1] in de noot voor een overzicht per lichaamsdeel van producten die allergisch contacteczeem kunnen veroorzaken);22
-
huidafwijkingen elders (dermatomycose);
-
(eerder) constitutioneel eczeem.
-
een droge huid;
-
astma of allergische rinitis bij de patiënt of een eerstegraadsfamilielid;
-
constitutioneel eczeem bij een eerstegraadsfamilielid.
-
huidafwijkingen elders (dermatomycose);
-
werk, dagelijkse bezigheden, hobby’s, collega’s met vergelijkbare klachten;
-
huidcontact met metalen, zoals nikkel, chroom (in cement, leer), chemicaliën, parfumbestanddelen (zie [figuur 1] in de noot voor een overzicht per lichaamsdeel van producten die allergisch contacteczeem kunnen veroorzaken);22
-
(eerder) constitutioneel eczeem.
-
klachten van veneuze insufficiëntie, zoals oedeem aan de onderbenen, een vermoeid zwaar gevoel in de benen en varices;
-
gebruik van therapeutische elastische kousen;
-
andere klachten/aandoeningen van de huid (pijn, toenemende roodheid, koorts).
Lichamelijk onderzoek
-
lokalisatie (gelaat, behaarde hoofd, romp, extremiteiten, handen en voeten);
-
aard van de huidafwijkingen: roodheid, oedeem, papels, krabeffecten, blaasjes, korstjes, schilfering, lichenificatie;
-
aspect van de huidafwijking (nattend of droog);
-
tekenen van infectie: nattend aspect met pustels, purulent exsudaat, gele korstjes;
-
droge huid (ruw en droog aanvoelend).
Aanvullend onderzoek
-
bij vermoeden van voedselallergie: verricht of verwijs voor voedselprovocatieonderzoek (zie de NHG-Standaard Voedselovergevoeligheid);
-
bij vermoeden van allergisch contacteczeem: aanvullend onderzoek naar mogelijke allergenen (‘plakproeven’); dit vindt alleen plaats in de tweede lijn (zie Verwijzing).26
Evaluatie
-
eczeem op de buigzijden van de extremiteiten (elleboog- en knieholten, voorzijde enkels), nek, rond de ogen of, bij kinderen < 4 jaar, op wangen, voorhoofd en/of strekzijde van de extremiteiten;
-
klachten van een droge huid in het afgelopen jaar;
-
een voorgeschiedenis van huidafwijkingen op de buigzijden van de extremiteiten (elleboog- en knieholten, voorzijde enkels), nek, rond de ogen of op de wangen, voorhoofd en/of strekzijde van de ledematen;
-
astma of allergische rinitis, nu of in het verleden of bij een eerstegraadsfamilielid;
-
begin van de aandoening onder de leeftijd van 2 jaar.
-
seborroïsch eczeemeczeem: meestal scherp begrensde roodheid met vettige, gelige schilfering, vooral op plaatsen waar veel talgklieren aanwezig zijn; behaarde hoofdhuid, haargrens, nasolabiaalplooien, bij jonge kinderen voornamelijk de behaarde hoofdhuid (zie de FTR Seborroïsch eczeem);
-
luiereczeemluiereczeem: roodheid, schilfering, soms papels, vesikels, erosies in het luiergebied (zie de FTR Luierdermatitis);
-
dermatomycose: zich centrifugaal uitbreidende, scherp begrensde roodheid met schilfering en randactiviteit, met meestal centrale genezing in gelaat, hals, romp, extremiteiten; aan de voeten rode schilferende plek(ken) met blaasjes en pustels op voetzool en voetrand of maceratie en interdigitale kloofjes, vooral tussen vierde en vijfde teen (zie de NHG-Standaard Dermatomycose);
-
intertrigo door candida: felrode nattende scherpbegrensde plekken met randschilfering, jeuk en, zeer specifiek, satellietvorming, ‘eilandjes voor de kust’ (zie de NHG-Standaard Dermatomycose);
-
psoriasis: rode, scherp begrensde, verheven plekken met een zilvergrijze schilfering op de strekzijden van de knieën of ellebogen, het behaarde hoofd en de lumbosacrale regio (zie de NHG-Standaard Psoriasis);
-
tylotisch eczeemeczeem: onscherp begrensde roodheid met schilfering en forse keratose, al dan niet met ragaden aan de handpalmen en voetzolen;28
-
dermatitis perioralis: branderige roodheid, papels en pustels rond de mond, waarbij een smalle zoom rond het lippenrood vrij blijft (zie de FTR Dermatitis perioralis);
-
rosacea: symmetrische persisterende vlekkerige roodheid in het gelaat met teleangiëctasieën en recidiverende papels en papulopustels;
-
granuloma annulare: niet-jeukende lichtrode gladde dermale papels en noduli, die kunnen samenvloeien tot ringvormige papuleuze of noduleuze huidafwijking met centrale genezing, vooral op vingers, handruggen, armen en voetruggen;
-
cellulitis: onscherp begrensde glanzend rode, warm en gezwollen huid, soms bulleus (zie de NHG-Standaard Bacteriële huidinfecties);
-
scabiës: roodheid, jeuk, krabeffecten, ‘gangetjes’ tussen de vingers (zie de FTR Scabiës);
-
urticaria: snel opkomende, voorbijgaande scherp begrensde erythemateuze zwellingen, die in grootte variëren van enkele millimeters tot centimeters en die meestal hevig jeuken of een branderig gevoel geven (zie de FTR Urticaria);
-
lichen sclerosus: atrofie (‘sigarettenpapier’) en/of hyperkeratose, macroscopisch herkenbaar als scherp begrensde, porseleinwitte glanzende plekken (zie de NHG-Standaard Lichen sclerosus).
Leeftijd en type eczeem | Lokalisatie | Kenmerken klinisch beeld, natuurlijk beloop | Differentiaaldiagnose |
---|---|---|---|
Constitutioneel eczeem |
|
| |
4 tot 18 jaar | |||
Constitutioneel eczeem | knie- en elleboogholtes, voorzijde enkels, nek en/of rond ogen |
|
|
Acrovesiculeus eczeem | zijkanten vingers, tenen, handpalmen en voetzolen |
|
|
Nummulair eczeem | romp, extremiteiten |
|
|
Irritatief contacteczeem | afhankelijk van lokalisatie huidcontact met irriterende stof (meestal handen, voeten, gelaat) |
|
|
Allergisch contacteczeem | afhankelijk van lokalisatie huidcontact met allergeen (meestal handen, voeten of gelaat) of strooireactie |
|
|
= 18 jaar | |||
Irritatief contacteczeem | afhankelijk van lokalisatie huidcontact met irriterende stof (meestal handen, voeten of gelaat) |
|
|
Allergisch contacteczeem | afhankelijk van lokalisatie huidcontact met allergeen (meestal handen, voeten of gelaat) of strooireactie |
|
|
Constitutioneel eczeem | knie- en elleboogholtes, voorzijde enkels, nek en/of rond ogen |
|
|
Acrovesiculeus eczeem | zijkanten vingers, tenen, handpalmen en voetzolen |
|
|
Nummulair eczeem | romp, extremiteiten |
|
|
Hypostatisch eczeem | onderbenen |
|
|
Asteatotisch eczeem | (vooral) onderbenen |
|
|
Richtlijnen beleid
Algemeen beleid
Voorlichting en niet-medicamenteuze adviezen
-
leg uit dat eczeem niet vies of besmettelijk is;
-
adviseer bij een droge huid altijd indifferente middelenmiddelenindifferente middelen te gebruiken;
-
adviseer kort (richttijd 5 minuten), handwarm (37 °C) en weinig frequent te baden/douchen (bij kinderen < 1 jaar 2 tot 3 keer per week),29 weinig zeep te gebruiken en een droge huid daarna in te smeren met een indifferent middel. Overweeg ongeparfumeerde badolie te laten gebruiken;
-
in aansluiting op de gegeven mondelinge voorlichting kan de huisarts de patiënt verwijzen naar de informatie over eczeem op de NHG-Publiekswebsite www.thuisarts.nl of de betreffende tekst (voorheen NHG-Patiëntenbrief) meegeven (via het HIS). Deze patiënteninformatie is gebaseerd op de NHG-Standaard.
Medicamenteuze behandeling
Lokale behandeling met indifferente middelen
-
geef elke patiënt onafhankelijk van de ernst van het eczeem voorlichting over het doel en gebruik van indifferente middelen;
-
laat de patiënt verschillende indifferente middelen proberen (zie [tabel 2] voor een overzicht van preparaten); eerdere ervaringen van de patiënt bepalen mede de keuze;34
-
schrijf als de patiënt tevreden is over het indifferente middel (of een combinatie van indifferente middelen) meerdere tubes van 100 g voor;
-
adviseer de zalf en/of (vet)crème 1 tot 2 keer per dag (afhankelijk van de droogte van de huid) te smeren. De frequentie en hoeveelheid van aanbrengen is in principe niet beperkt;
-
adviseer bij gelijktijdig gebruik van lokale corticosteroïden de indifferente zalf en/of (vet)crème minimaal 1 uur na de corticosteroïden aan te brengen.35
Basis | Preparaat |
---|---|
Crème | cetomacrogolcrème lanettecrème |
Vetcrème | vaselinecetomacrogolcrème vaselinelanettecrème |
Zalf | koelzalf (= unguentum leniens) |
cetomacrogolzalf lanettezalf paraffine/vaseline in gelijke delen |
Lokale behandeling met corticosteroïden
Sterkte | Middel | Basis |
---|---|---|
Klasse 1 | hydrocortisonacetaat 1% | zalf/vaselinecrème/crème |
Klasse 2 | triamcinolonacetonide 0,1% | zalf/vaselinecrème/crème |
Klasse 3 | betamethasonvaleraat 0,1% | zalf/crème |
-
bepaal de behandeling op grond van de ernst van het eczeem, het effect van de behandeling en de frequentie waarin exacerbaties optreden (zie [tabel 4]); eerdere ervaringen van de patiënt bepalen mede de keuze;
-
begin bij mild eczeem (TIS-score < 3) met indifferente middelen. Start bij matig eczeem (TIS-score = 3 en < 6) met een klasse-1-corticosteroïd en behandel vervolgens bij onvoldoende effect met een klasse-2-corticosteroïd. Start bij ernstig eczeem (TIS-score = 6) met een klasse-3-corticosteroïd (niet in gelaat of lichaamsplooien);38
-
kies bij nattend eczeem een corticosteroïd op crèmebasis en kies bij droog eczeem een vette basis (zalf of vetcrème, zoals vaselinecrème);
-
start met 2 maal daags aanbrengen van corticosteroïden (zie [tabel 4]) en verlaag de frequentie na 1 tot 2 weken altijd naar 1 maal daags;39
-
uitleg (mondelinge en schriftelijke instructie) over het smeren is belangrijk voor een optimaal effect. [Tabel 5] is een hulpmiddel voor de hoeveelheid te gebruiken zalf/crème per lichaamsdeel, uitgedrukt in het aantal vingertopeenheden (VTE). Een streepje zalf met de lengte van een vingertop (het distale wijsvingerkootje van een volwassene) is een VTE en komt ongeveer overeen met 0,5 g zalf (zie [figuur 2] en [tabel 5]);40
-
behandel eczeem met corticosteroïden totdat de roodheid, oedeem/papels en krabeffecten verdwenen zijn;
-
houd bij langdurig gebruik rekening met de maximaal te gebruiken hoeveelheden per week (zie [tabel 6]);
-
benadruk dat bijwerkingen van klasse-1- of klasse-2-corticosteroïden zeldzaam zijn bij het geadviseerde beleid;
-
klasse-1- of klasse-2-corticosteroïden kunnen ook kortdurend (2 tot 3 weken) op de oogleden worden gebruikt, behalve bij oogaandoeningen zoals glaucoom;41
-
beperk dagelijks gebruik van klasse-3-corticosteroïden tot 2 à 3 weken; bij langdurig dagelijks gebruik is er kans op lokale bijwerkingen, zoals atrofie, teleangiëctasieën, hypopigmentatie en striae. Wanneer de corticosteroïden slechts enkele dagen per week voor langere tijd worden gebruikt (als pulse-therapiepulse-therapie), treden deze bijwerkingen zelden op;
-
overweeg bij kinderen met uitgebreid ernstig eczeem een klasse-3-preparaat te gebruiken met een korte halfwaardetijd, zoals fluticasonpropionaat;36
-
tijdens de zwangerschap is gebruik van klasse-1- en klasse-2-corticosteroïden veilig (zie ook de NHG-Standaard Zwangerschap en Kraamperiode).42
Ernst | Behandeling |
---|---|
mild eczeem (lichte roodheid, weinig tot geen oedeem of krabeffecten) TIS-score < 3 | Start indifferent middel 1 tot 2 maal daags en na douchen of baden.
|
matig eczeem (matige roodheid, licht oedeem en krabeffecten) TIS-score = 3 en < 6 | Start klasse-1-corticosteroïd 2 maal daags en indifferent middel 1 tot 2 maal daags.
|
ernstig eczeem (forse roodheid, oedeem/papels en duidelijke krabeffecten) TIS-score = 6 | Start klasse-3-corticosteroïd (niet in gelaat of lichaamsplooien) 1 tot 2 maal daags en indifferent middel 1 tot 2 maal daags.
|
frequente recidieven |
|
Leeftijd | Aantal vingertopeenheden* per keer smeren | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
hoofd en hals | arm en hand | been en voet | romp (voorzijde) | rug en billen | gehele lichaam | |
3-12 mnd | 1 | 1 | 1,5 | 1 | 1,5 | 8,5 |
1-2 jaar | 1,5 | 1,5 | 2 | 2 | 3 | 13,5 |
3-5 jaar | 1,5 | 2 | 3 | 3 | 3,5 | 18 |
6-10 jaar | 2 | 2,5 | 4,5 | 3,5 | 5 | 24,5 |
> 10 jaar | 2,5 | 4 (alleen hand: 1) | 8 (alleen voet: 2) | 7 | 7 | 40,5† |
Leeftijdsgroep | Klasse 1 | Klasse 2 | Klasse 3 |
---|---|---|---|
30 g | 30 g | uitsluitend kortdurend bij ernstig eczeem | |
2-18 jaar | 60 g | 60 g | 50 g |
volwassenen | geen beperking | 100 g | 100 g |
Specifiek beleid
Constitutioneel eczeem
-
oorzaak: de precieze oorzaak is onbekend. Aanleg (constitutie) en omgevingsfactoren spelen een rol;
-
beloop: ongeveer 80% van de kinderen heeft op de leeftijd van 15 jaar geen klachten meer. Indien het eczeem in het eerste levensjaar begint, ernstig is op jonge leeftijd of bij aanwezigheid van astma, is het risico op aanhoudend eczeem verhoogd. Van alle kinderen met ernstig constitutioneel eczeem krijgt ongeveer 30% op latere leeftijd astma en 15% allergische rinitis. Klachtenvrije periodes worden vaak afgewisseld met exacerbaties;
-
bloedonderzoek en eliminatie allergenen: bloedonderzoek (IgE-bepaling) heeft geen consequenties voor de diagnose en behandeling. Eliminatie van huisstofmijt heeft geen duidelijke invloed op constitutioneel eczeem en wordt ontraden. Voedselallergie is meestal geen oorzaak van constitutioneel eczeem. Ontraad experimenteren met eliminatiediëteneliminatiediëten, ook tijdens de lactatieperiode;45
-
belang van indifferente middelen: gebruik van indifferente middelen verhoogt de vochtigheid van de huid en vermindert de jeuk en irritatie, ook als het eczeem rustig is;
-
risicofactoren voor exacerbaties: warmte, synthetische of wollen kleding en ook ontvettende stoffen zoals zeep en shampoo kunnen de huid prikkelen of uitdrogen en de klachten doen verergeren. Door intercurrente (infectie)ziekten kan het eczeem opvlammen. De seizoenen kunnen een wisselende invloed hebben: bij sommigen verergert het eczeem in de winter, bij anderen juist in de zomer. Stress kan een rol spelen;
-
krabben: jeuk geeft aanleiding tot krabben, waardoor het eczeem verergert. Huidbeschadiging door krabben kan worden tegengegaan door de nagels kort te houden en door het kind eventueel handschoentjes of wantjes te laten dragen. Overweeg bij uitgebreid matig of ernstig eczeem een verbandpak voor te schrijven;46
-
psychosociale gevolgen: huidcontact is belangrijk voor de ontwikkeling van een kind. Bij oudere kinderen en volwassenen wordt aandacht besteed aan de gevoelens die met het eczeem gepaard kunnen gaan, zoals schaamte, angst en verminderd zelfvertrouwen. Ga ook in op de gevolgen hiervan voor het sociaal functioneren;
-
werk: bij hinder van het eczeem op het werk is het verstandig om contact op te nemen met de bedrijfsarts (indien aanwezig) voor preventieve maatregelen. Ook bij geïnfecteerd eczeem en werkzaamheden in de zorg of voedingsmiddelenindustrie is contact met de bedrijfsarts aangewezen voor eventuele aanpassing van de werkzaamheden om verspreiding te voorkomen (zie de NHG-Standaard Bacteriële huidinfecties);
-
patiëntenvereniging: de patiëntenvereniging Vereniging voor Mensen met Constitutioneel Eczeem (VMCE) kan patiënten met (chronisch) eczeem ondersteunen in het omgaan met hun aandoening.47
Medicamenteuze behandeling
-
intensiveer bij lokaal beperkte impetiginisatie van eczeem de behandeling gedurende een week conform [tabel 4];
-
wanneer na een week onvoldoende verbetering is opgetreden, schrijf dan fusidinezuurcrèmefusidinezuurcrème driemaal daags gedurende een week voor (zie de NHG-Standaard Bacteriële huidinfecties), waarbij de behandeling met corticosteroïden en een indifferent middel conform [tabel 4] wordt gecontinueerd;
-
overweeg behandeling met orale antibiotica bij uitgebreide impetiginisatie of persisterende afwijkingen ondanks lokale behandeling (zie de NHG-Standaard Bacteriële huidinfecties), waarbij de behandeling met corticosteroïden en een indifferent middel conform [tabel 4] wordt gecontinueerd.
Contacteczeem
-
oorzaak en beloop: contacteczeem wordt veroorzaakt door contact met stoffen die de huid irriteren (bij irritatief contacteczeem) of stoffen die een allergische reactie veroorzaken op de contactplaats of elders op het lichaam (bij allergisch contacteczeem). Bij vermijding van de irriterende stof of het allergeen duurt het ongeveer vier tot zes weken totdat het eczeem verdwenen is. Bij hernieuwde blootstelling kan het eczeem recidiveren; constitutioneel eczeem vergroot het risico op irritatief eczeem;
-
vermijden expositie: de basis van de behandeling is het vermijden van irriterende stoffen en allergenen;
-
belang van indifferente middelen: bij irritatief eczeem vermindert gebruik van indifferente middelen de jeuk en irritatie. Het is vooral belangrijk deze te gebruiken na het wassen;
-
geen zeep: bij irritatief contacteczeem aan de handen is het belangrijk om deze te wassen met water zonder zeep of eventueel met een handalcohol. Bij nat werk is het zinvol om wegwerpvinylhandschoenen te dragen;51
-
werk: bij werkgerelateerd contacteczeem is het belangrijk om contact op te nemen met de bedrijfsarts voor preventieve maatregelen.52
-
Bij irritatief contacteczeem:
-
start met indifferente middelen, (minimaal) 2 maal daags en na (handen) wassen;
-
overweeg kortdurende behandeling met een klasse-1- of klasse-2-corticosteroïd [tabel 4].
-
-
Bij allergisch contacteczeem:
-
volg het beleid conform [tabel 4], schrijf bij lokalisatie op de behaarde hoofdhuid zo nodig een corticosteroïd als lotion voor;
-
bij een eenmalige reactie kan onderhoudsbehandeling met indifferente middelen achterwege gelaten worden.
-
Acrovesiculeus eczeem
-
oorzaak: naast een strooireactie bij een dermatomycose, zijn constitutioneel eczeem en allergisch contacteczeem of een combinatie van beide mogelijke onderliggende oorzaken. Vaak blijft de precieze oorzaak onduidelijk;
-
beloop: afhankelijk van de onderliggende oorzaak kan acrovesiculeus eczeem een chronisch beloop hebben.
-
bij afwezigheid van aanwijzingen voor een dermatomycose: volg het beleid conform [tabel 4];53
-
bij aanwijzingen zijn voor een dermatomycose: behandel conform de NHG-Standaard Dermatomycosen.
Nummulair eczeem
-
oorzaak: constitutioneel eczeem en allergisch contacteczeem of een combinatie van beide zijn mogelijke onderliggende oorzaken. Vaak blijft de precieze oorzaak echter onduidelijk;
-
beloop: afhankelijk van de onderliggende oorzaak kan nummulair eczeem een chronisch beloop hebben.
-
volg het beleid conform [tabel 4].
Hypostatisch eczeem
-
oorzaak: hypostatisch eczeem kan veroorzaakt worden door veneuze insufficiëntie, door uitdroging van de huid, door irritatie van een elastische kous en (zelden) door allergisch contacteczeem;
-
beloop: afhankelijk van de onderliggende oorzaak kan hypostatisch eczeem een chronisch beloop hebben.
-
indifferente (vet)crème gedurende de nacht; resten van indifferente middelen kunnen de levensduur van de kousen nadelig beïnvloeden;
-
bij veel jeuk en roodheid: kortdurende behandeling met een klasse-1- of klasse-2-corticosteroïd [tabel 4];54
-
zie voor de behandeling van chronische veneuze insufficiëntie de NHG-Standaard Varices.
Asteatotisch eczeem
-
oorzaak: asteatotisch eczeem wordt veroorzaakt door uitwendige factoren zoals een droge lucht (in de winter) en frequent wassen met water en zeep;
-
beloop: bij hernieuwde blootstelling aan de genoemde uitwendige factoren kan asteatotisch eczeem recidiveren.
-
Volg het beleid conform [tabel 4].
Controle en verwijzing
Controles
-
evalueer het effect van de behandeling bij alle vormen van eczeem na één tot twee weken;55
-
adviseer de patiënt terug te komen bij verergering of exacerbatie van het eczeem;
-
controleer patiënten ten minste jaarlijks bij chronisch gebruik van lokale middelen.
Verwijzing en samenwerking
-
bij onvoldoende reactie op de behandeling of wanneer het niet lukt om corticosteroïden af te bouwen; overweeg bij kinderen (bijvoorbeeld bij aanwezigheid van andere atopische aandoeningen) verwijzing naar een kinderarts;
-
bij (allergisch of irritatief) contacteczeem en acrovesiculeus eczeem als de behandeling na zes tot acht weken geen effect heeft; aanvullende diagnostiek (plakproevenplakproeven) is dan geïndiceerd.56
Totstandkoming
Literatuur
- 1.Bij verwijzingen naar NHG-producten: zie www.nhg.org.
- 2.Apfelbacher CJ, Van Zuuren EJ, Federowich Z, Jupiter A, Mattene U, Weisschaar E. Oral H1 antihistamines as monotherapy for eczema. Cochrane Database Syst Rev 2013;CD007770.
- 3.Aubert-Wastiaux H, Moret L, Le RA, Fontenoy AM, Nguyen JM, Leux C, et al. Topical corticosteroid phobia in atopic dermatitis: a study of its nature, origins and frequency. Br J Dermatol 2011;165:808-14.
- 4.Bath-Hextall FJ, Birnie AJ, Ravenscroft JC, Williams HC. Interventions to reduce staphylococcus aureus in the management of atopic eczema: an updated Cochrane review. Br J Dermatol 2010;163:12-26.
- 5.Ben-Gashir MA, Hay RJ. Reliance on erythema scores may mask severe atopic dermatitis in black children compared with their white counterparts. Br J Dermatol 2002;147:920-5.
- 6.Bendsöe N, Bjornberg A, Asnes H. Itching from wool fibres in atopic dermatitis. Contact Dermatitis 1987;17:21-2.
- 7.Berth-Jones J, Damstra RJ, Golsch S, Livden JK, Van Hootechem O, Allegra F, et al. Twice weekly fluticasone propionate added to emollient maintenance treatment to reduce risk of relapse in atopic dermatitis: randomised, double blind, parallel group study. BMJ 2003;326:1367.
- 8.Brenninkmeijer EE, Schram ME, Leeflang MM, Bos JD, Spuls PI. Diagnostic criteria for atopic dermatitis: a systematic review. Br J Dermatol 2008;158:754-65.
- 9.Callen J, Chamlin S, Eichenfield LF, Ellis C, Girardi M, Goldfarb M, et al. A systematic review of the safety of topical therapies for atopic dermatitis. Br J Dermatol 2007;156:203-21.
- 10.Charman C, Williams H. The use of corticosteroids and corticosteroid phobia in atopic dermatitis. Clin Dermatol 2003;21:193-200.
- 11.Charman CR, Venn AJ, Williams H. Measuring atopic eczema severity visually: which variables are most important to patients? Arch Dermatol 2005;141:1146-51.
- 12.Chi CC, Lee CW, Wojnarowska F, Kirtschig G. Safety of topical corticosteroids in pregnancy. Cochrane Database Syst Rev 2009;CD007346.
- 13.Chi CC, Mayon-White RT, Wojnarowska FT. Safety of topical corticosteroids in pregnancy: a population-based cohort study. J Invest Dermatol 2011;131:884-91.
- 14.Coenraads PJ. Hand eczema. N Engl J Med 2012;367:1829-37.
- 15.Commissie Farmaceutische Hulp. Farmacotherapeutisch kompas 2012. Amstelveen: College voor Zorgverzekeringen, 2012. http://www.fk.cvk.nl.
- 16.Cookson WO, Moffatt MF. The genetics of atopic dermatitis. Curr Opin Allergy Clin Immunol 2002;2:383-7.
- 17.De Benedictis FM, Franceschini F, Hill D, Naspitz C, Simons FE, Wahn U, et al. The allergic sensitization in infants with atopic eczema from different countries. Allergy 2009;64:295-303.
- 18.Diepgen TL, Stäbler A, Hornstein OP. Textile intolerance in atopic eczema-a controlled clinical study. Z Hautkr 1990;65:907-10.
- 19.Dirven-Meijer PC, Glazenburg EJ, Mulder PG, Oranje AP. Constitutioneel eczeem bij kinderen; een prospectief onderzoek naar prevalentie en ernst. Ned Tijdschr Geneeskd 2009;153:B404.
- 20.EMA. Protopic: EPAR - summary for the public (2013). http://www.ema.europa.eu/ema/index.jsp?curl=pages/medicines/human/medicines/000374/human_med_001000.jsp&mid=WC0b01ac058001d124.
- 21.Flohr C, Johansson SG, Wahlgren CF, Williams H. How atopic is atopic dermatitis? J Allergy Clin Immunol 2004;114:150-8.
- 22.Friedmann PS, Holden CA. Atopic Dermatitis. In: Burns T, Breathnach S, Cox N, Griffiths C, editors. Rook’s Textbook of Dermatology. Blackwell Science, 2004:18.1-18.31.
- 23.Furue M, Terao H, Rikihisa W, Urabe K, Kinukawa N, Nose Y, et al. Clinical dose and adverse effects of topical steroids in daily management of atopic dermatitis. Br J Dermatol 2003;148:128-33.
- 24.Gerth van Wijk R, Van Cauwenberge PB, Johansson SG. Herziene terminologie voor allergie en verwante aandoeningen. Ned Tijdschr Geneeskd 2002;146:2289-93.
- 25.Green C, Colquitt JL, Kirby J, Davidson P. Topical corticosteroids for atopic eczema: clinical and cost effectiveness of once-daily vs. more frequent use. Br J Dermatol 2005;152:130-41.
- 26.Gustafsson D, Sjoberg O, Foucard T. Development of allergies and asthma in infants and young children with atopic dermatitis-a prospective follow-up to 7 years of age. Allergy 2000;55:240-5.
- 27.Gutgesell C, Heise S, Seubert S, Seubert A, Domhof S, Brunner E, et al. Double-blind placebo-controlled house dust mite control measures in adult patients with atopic dermatitis. Br J Dermatol 2001;145:70-4.
- 28.Haeck IM, Rouwen TJ, Timmer-de ML, De Bruin-Weller MS, Bruijnzeel-Koomen CA. Topical corticosteroids in atopic dermatitis and the risk of glaucoma and cataracts. J Am Acad Dermatol 2011;64:275-81.
- 29.Hald M, Agner T, Blands J, Ravn H, Johansen JD. Allergens associated with severe symptoms of hand eczema and a poor prognosis. Contact Dermatitis 2009;61:101-8.
- 30.Henry M, Hanks G, Whelan A. A randomized, double-blind therapeutic trial of 0.25% desoxymethasone and 0.1% hydrocortisone 17-butyrate in the treatment of varicose eczema. Curr Med Res Opin 1980;6:502-6.
- 31.Hoare C, Li Wan PA, Williams H. Systematic review of treatments for atopic eczema. Health Technol Assess 2000;4:1-191.
- 32.Holm L, Bengtsson A, Van Hage-Hamsten M, Ohman S, Scheynius A. Effectiveness of occlusive bedding in the treatment of atopic dermatitis-a placebo-controlled trial of 12 months’ duration. Allergy 2001;56:152-8.
- 33.Hviid A, Molgaard-Nielsen D. Corticosteroid use during pregnancy and risk of orofacial clefts. CMAJ 2011;183:796-804.
- 34.Illi S, Von Mutius E, Lau S, Nickel R, Gruber C, Niggemann B, et al. The natural course of atopic dermatitis from birth to age 7 years and the association with asthma. J Allergy Clin Immunol 2004;113:925-31.
- 35.Imai S, Takeuchi S, Mashiko T. Jahreszeitliche Änderungen im Verlauf des atopischen Ekzems. Hautarzt 1987;38:599-602.
- 36.KNMP. Gebruiksinstructie VTE (2013). http://www.knmp.nl/downloads/nieuws/Patientenflyersmeren.pdf.
- 37.KNMP. Informatorium Medicamentorum 2013. Den Haag: KNMP, 2013.
- 38.Koning S, Van der Sande R, Verhagen AP, Van Suijlekom-Smit LW, Morris AD, Butler CC, et al. Interventions for impetigo. Cochrane Database Syst Rev 2012;1:CD003261.
- 39.Kramer MS, Kakuma R. Maternal dietary antigen avoidance during pregnancy or lactation, or both, for preventing or treating atopic disease in the child. Cochrane Database Syst Rev 2012;9:CD000133.
- 40.Krämer U, Weidinger S, Darsow U, Mohrenschlager M, Ring J, Behrendt H. Seasonality in symptom severity influenced by temperature or grass pollen: results of a panel study in children with eczema. J Invest Dermatol 2005;124:514-23.
- 41.Lareb. Teratologie Informatie Service (2013). http://www.lareb.nl//Teratologie/Naslagwerk-GZB/GZB---Zwangerschap#TOC_Literatuur.
- 42.Linna O, Kokkonen J, Lahtela P, Tammela O. Ten-year prognosis for generalized infantile eczema. Acta Paediatr 1992;81:1013-6.
- 43.Mälkönen T, Alanko K, Jolanki R, Luukkonen R, Aalto-Korte K, Lauerma A, et al. Long-term follow-up study of occupational hand eczema. Br J Dermatol 2010;163:999-1006.
- 44.Mandelin J, Remitz A, Virtanen H, Reitamo S. One-year treatment with 0.1% tacrolimus ointment versus a corticosteroid regimen in adults with moderate to severe atopic dermatitis: A randomized, double-blind, comparative trial. Acta Derm Venereol 2010;90:170-4.
- 45.Meding B, Lantto R, Lindahl G, Wrangsjo K, Bengtsson B. Occupational skin disease in Sweden-a 12-year follow-up. Contact Dermatitis 2005;53:308-13.
- 46.Miller DW, Koch SB, Yentzer BA, Clark AR, O’Neill JR, Fountain J, et al. An over-the-counter moisturizer is as clinically effective as, and more cost-effective than, prescription barrier creams in the treatment of children with mild-to-moderate atopic dermatitis: a randomized, controlled trial. J Drugs Dermatol 2011;10:531-7.
- 47.NCJ. JGZ-richtlijn Huidafwijkingen. Taakomschrijving en richtlijn voor de preventie, signalering, diagnostiek, begeleiding, behandeling en verwijzing (2012). http://www.ncj.nl/bibliotheek/richtlijnen/details/19/jgz-richtlijn-huidafwijkingen-preventie-signalering-diagnostiek-begeleiding-behandeling-en-verwijzing.
- 48.NCvB. Signaleringsrapport Beroepsziekten (2007). http://www.beroepsziekten.nl/content/publicaties-2010.
- 49.NKFK. Kinderformularium (2012). http://www.kinderformularium.nl/search/atc2.php?level=ANTIPRURITICA, INCL.ANTIHISTAMINICA, ANAESTHETICA ETC.
- 50.NICE. Atopic eczema in children; management of atopic eczema in children from birth up to the age of 12 years (2007). http://www.nice.org.uk/nicemedia/pdf/CG057FullGuideline.pdf.
- 51.NIVEL. LINH-zorgregistratie huisartsen. Incidentie- en prevalentiecijfers in de huisartsenpraktijk (2013). http://www.nivel.nl/incidentie-en-prevalentiecijfers-in-de-huisartsenpraktijk.
- 52.Novak N, Bieber T, Leung DY. Immune mechanisms leading to atopic dermatitis. J Allergy Clin Immunol 2003;112:S128-S139.
- 53.Novak N, Kruse S, Potreck J, Maintz L, Jenneck C, Weidinger S, et al. Single nucleotide polymorphisms of the IL18 gene are associated with atopic eczema. J Allergy Clin Immunol 2005;115:828-33.
- 54.NVDV. Richtlijn Dermatocorticosteroïden (2000). http://www.huidarts.info/documents/?v=2&id=73.
- 55.NVDV. Richtlijn Constitutioneel Eczeem (2006, in herziening). http://www.huidarts.info/documents/default.aspx?lid=1&id=70.
- 56.NVDV. Rapport Verbandmiddelen bij constitutioneel eczeem (2012). http://www.huidarts.info/documents/default.aspx?lid=1&id=70.
- 57.NVDV. Richtlijn Contacteczeem (2013). http://www.huidarts.info/documents/default.aspx?lid=1&id=231.
- 58.Oosting AJ, De Bruin-Weller MS, Terreehorst I, Tempels-Pavlica Z, Aalberse RC, De Monchy JG, et al. Effect of mattress encasings on atopic dermatitis outcome measures in a double-blind, placebo-controlled study: the Dutch mite avoidance study. J Allergy Clin Immunol 2002;110:500-6.
- 59.Ricci G, Patrizi A, Specchia F, Menna L, Bottau P, D’Angelo V, et al. Effect of house dust mite avoidance measures in children with atopic dermatitis. Br J Dermatol 2000;143:379-84.
- 60.Roelofzen JH, Aben KK, Oldenhof UT, Coenraads PJ, Alkemade HA, Van de Kerkhof PC, et al. No increased risk of cancer after coal tar treatment in patients with psoriasis or eczema. J Invest Dermatol 2010;130:953-61.
- 61.Roelofzen JH, Van der Valk PG, Godschalk R, Dettbarn G, Seidel A, Golsteijn L, et al. DNA adducts in skin biopsies and 1-hydroxypyrene in urine of psoriasis patients and healthy volunteers following treatment with coal tar. Toxicol Lett 2012;213:39-44.
- 62.Schalock PC, Hsu JTS, Arndt KA. Lippincott’s Primary Care Dermatology. Philadelphia: Wolters Kluwer/Lippincott Williams & Wilkins, 2011.
- 63.Schmitt J, Apfelbacher CJ, Flohr C. Eczema. Clin Evid 2011;05:1716.
- 64.Schmitt J, Langan S, Deckert S, Svensson A, Von Kobyletzki L, Thomas K, et al. Assessment of clinical signs of atopic dermatitis: A systematic review and recommendation. J Allergy Clin Immunol 2013.
- 65.SIGN. Management of atopic eczema in primary care (2011). http://www.sign.ac.uk/pdf/sign125.pdf.
- 66.Sillevis Smitt JH, Van Everdingen JJE, Starink ThM, Van der Horst HE. Dermatovenereologie voor de eerste lijn. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2009.
- 67.Slutsky JB, Clark RA, Remedios AA, Klein PA. An evidence-based review of the efficacy of coal tar preparations in the treatment of psoriasis and atopic dermatitis. J Drugs Dermatol 2010;9:1258-64.
- 68.Stewart SM, Pasmans SGMA, De Bruin-Weller MS. Dermatocorticosteroïden bij constitutioneel eczeem. Huisarts Wet 2013;56:346-50.
- 69.Tariq SM, Matthews SM, Hakim EA, Stevens M, Arshad SH, Hide DW. The prevalence of and risk factors for atopy in early childhood: a whole population birth cohort study. J Allergy Clin Immunol 1998;101:587-93.
- 70.Thijs JL, Damoiseaux RA, Lucassen P, Pasmans SG, De Bruin-Weller M, Bruijnzeel-Koomen CA. Allergologisch onderzoek bij constitutioneel eczeem. Ned Tijdschr Geneeskd 2013;157:A5652.
- 71.Thomas KS, Armstrong S, Avery A, Po AL, O’Neill C, Young S, et al. Randomised controlled trial of short bursts of a potent topical corticosteroid versus prolonged use of a mild preparation for children with mild or moderate atopic eczema. BMJ 2002;324:768-71.
- 72.Thomas MW, Panter AT, Morrell DS. Corticosteroids’ effect on the height of atopic dermatitis patients: a controlled questionnaire study. Pediatr Dermatol 2009;26:524-8.
- 73.Van Buren HCS, De Gier JJ, Eimermann VE. Commentaren Medicatiebewaking 2011/2012. 24e dr. Houten: Health Base, 2011.
- 74.Van de Lisdonk EH, Van den Bosch WJHM, Lagro-Janssen ALM. Ziekten in de huisartspraktijk. 5 dr. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2008.
- 75.Van den Oord RA, Sheikh A. Filaggrin gene defects and risk of developing allergic sensitisation and allergic disorders: systematic review and meta-analysis. BMJ 2009;339:b2433.
- 76.Van der Meer JB, Glazenburg EJ, Mulder PG, Eggink HF, Coenraads PJ. The management of moderate to severe atopic dermatitis in adults with topical fluticasone propionate. The Netherlands Adult Atopic DermatitisStudy Group. Br J Dermatol 1999;140:1114-21.
- 77.Van Velsen SG, Knol MJ, Van Eijk RL, De Vroede MA, De Wit TC, Lam MG, et al. Bone mineral density in children with moderate to severe atopic dermatitis. J Am Acad Dermatol 2010;63:824-31.
- 78.Van Velsen SG, Haeck IM, Knol MJ, Lam MG, Bruijnzeel-Koomen CA. Two-year assessment of effect of topical corticosteroids on bone mineral density in adults with moderate to severe atopic dermatitis. J Am Acad Dermatol 2012;66:691-3.
- 79.Weiss SC, Nguyen J, Chon S, Kimball AB. A randomized controlled clinical trial assessing the effect of betamethasone valerate 0.12% foam on the short-term treatment of stasis dermatitis. J Drugs Dermatol 2005;4:339-45.
- 80.Willemsen MG, Van Valburg RW, Dirven-Meijer PC, Oranje AP, Van der Wouden JC, Moed H. Determining the severity of atopic dermatitis in children presenting in general practice: an easy and fast method. Dermatol Res Pract 2009;2009:357046.
- 81.Williams JR, Burr ML, Williams HC. Factors influencing atopic dermatitis-a questionnaire survey of schoolchildren’s perceptions. Br J Dermatol 2004;150:1154-61.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.