De kern
-
Na veldvoetbal is hardlopen in Nederland de sport met de meeste blessures.
-
Er zijn veel onderzoeken gedaan naar de risicofactoren voor hardloopblessures, die een grote verscheidenheid aan risicofactoren opgeleverd hebben.
-
De enige risicofactor die in bijna alle onderzoeken naar voren komt is een eerdere hardloopblessure: hardlopers die in het voorgaande jaar een blessure hebben gehad, hebben een 1,7 tot 7,6 keer hogere kans op een nieuwe blessure.
-
Er zijn nog geen effectieve interventies gevonden om hardloopblessures te voorkomen.
-
Het belangrijkste advies voor hardlopers luidt: bouw het hardlopen rustig op en luister goed naar je lichaam, vooral na een blessure.
Eerst de cijfers
Volgens de meest recente cijfers uit 2014 lopen maar liefst 2,1 miljoen Nederlanders geregeld hard, wat neerkomt op ongeveer 12,5% van de Nederlandse bevolking.1 Van deze groep raken per jaar 710.000 lopers geblesseerd. Na veldvoetbal is hardlopen daarmee de sport met de meeste blessures. Voor een deel is dit te verklaren door het grote aantal hardlopers, maar ook het aantal blessures per 1000 trainingsuren is groot. In 2014 was dit 6,1 blessures per 1000 trainingsuren, wat bijna drie keer zo veel is als het gemiddelde van alle sporten in Nederland (2,1 blessures per 1000 trainingsuren). Beginnende hardlopers lopen zelfs nog een grotere kans op blessures (9,2 blessures per 1000 trainingsuren). Het grootste deel van de hardloopblessures betreft de knie en het onderbeen [figuur 1].13 De meest gestelde diagnoses zijn het mediaal-tibiaal stresssyndroom, achillestendinopathie en fasciitis plantaris.4 De klachten van hardloopblessures houden gemiddeld acht tot tien weken aan.56 Mede door deze relatief lange klachtenduur is de medische consumptie als gevolg van hardloopblessures hoog. In 2014 werd ruim 30% van de hardloopblessures in Nederland medisch behandeld.1 Hardlopers bezochten hiervoor voornamelijk de huisarts (16,4%) of fysiotherapeut (24,2%).7
Figuur 1 | Blessurelocaties bij verschillende groepen hardlopers
Risicofactoren
Uit bovenstaande cijfers blijkt wel hoe belangrijk het is om hardloopblessures te voorkomen. Volgens het blessure-preventiemodel dat Van Mechelen in 1993 heeft ontwikkeld, is het van belang om inzicht te krijgen in welke hardlopers een verhoogde kans hebben op een blessure.8 Daarom zijn de afgelopen jaren veel onderzoeken gedaan naar de risicofactoren voor hardloopblessures. De meeste van deze onderzoeken volgen een groep hardlopers gedurende langere tijd en kijken vervolgens of ze blessures kregen en of bepaalde kenmerken samenhangen met het krijgen van een blessure. Deze onderzoeken hebben een grote verscheidenheid aan risicofactoren opgeleverd. Hardlopers met overgewicht en hardlopers zonder sportervaring blijken bijvoorbeeld een grotere kans op een blessure te hebben.9 Ook de trainingswijze heeft invloed op het blessurerisico. Een voorbeeld hiervan is een verhoogd blessurerisico bij hardlopers die meer dan 64 kilometer per week hardlopen.10 Tot slot blijken ook de hardlooptechniek en -schoenen invloed te hebben op het blessurerisico. Zo geeft het dragen van versleten schoenen een grotere kans op een blessure, terwijl een hoge stapfrequentie, ofwel een korte pas, tijdens het hardlopen beschermend werkt tegen hardloopblessures.1112 Wat betreft hardloopschoenen is het overigens opvallend dat er nog nooit een relatie is aangetoond tussen een bepaald type hardloopschoen en hardloopblessures, terwijl schoenenfabrikanten en hardlopers zelf beweren dat die er wel is.1314 Ook de voetmetingen en loopanalyses die in hardloopwinkels worden gedaan, lijken geen invloed te hebben op het blessurerisico.15
Het is goed om geblesseerde hardlopers bewust te maken van het feit dat het lang duurt voor blessures over zijn, gemiddeld acht tot tien weken
De verschillende onderzoeken zijn het echter niet altijd eens over de risicofactoren. Zo hebben vier onderzoeken aangetoond dat een hogere leeftijd een grotere kans op blessures geeft, terwijl twee andere onderzoeken juist laten zien dat dit een beschermende factor tegen hardloopblessures is.16 Er zijn dus veel verschillende risicofactoren en het is lastig om te bepalen welke de belangrijkste zijn, zodat daarop interventies ontwikkeld kunnen worden.
Eén risicofactor komt echter in bijna alle onderzoeken voor: een eerdere hardloopblessure.1618 Hardlopers die gedurende het voorgaande jaar een blessure hebben gehad, hebben een 1,7 tot 7,6 keer grotere kans op een nieuwe blessure.16 Een mogelijke verklaring hiervoor is dat geblesseerde hardlopers alweer met hardlopen beginnen voor ze helemaal hersteld zijn, waardoor de blessure ‘terugkomt’.1920 Ook kunnen ze als gevolg van de blessure hun looppatroon aanpassen, waardoor ze een blessure op een andere plek krijgen. Tot slot is de ene hardloper mogelijk gevoeliger voor blessures dan de andere, wat dit verband ook zal beïnvloeden.
Blessurepreventieonderzoeken
Verschillende onderzoeken hebben bij recreatieve hardlopers gekeken naar de effectiviteit van blessurepreventiemaatregelen.21 Deze onderzochten vooral één risicofactor, aan de hand waarvan een blessurepreventieprogramma werd opgesteld, dat op effectiviteit werd getoetst. Een deel van deze onderzoeken richtte zich op de training, bijvoorbeeld op de opbouw daarvan of op het doen van een gestandaardiseerde warming-up en cooling-down.2223 Ook zijn er enkele preventieonderzoeken gedaan naar hardloopschoenen, bijvoorbeeld naar het effect van schoenen met meer demping.2426 Geen van deze preventiemaatregelen bleek echter het aantal blessures te verminderen. Het vermoeden bestaat dat dit mede komt omdat deze onderzoeken zich op één enkele risicofactor richten, terwijl de diversiteit aan risicofactoren voor hardloopblessures groot is.
Daarom is onlangs in Nederland een grootschalig onderzoek uitgevoerd bij 2378 recreatieve hardlopers die zich hadden ingeschreven voor Golazo Sports-evenementen, zoals de NN Marathon Rotterdam en NN City Pier City Den Haag.21 De helft van deze hardlopers kreeg toegang tot een online blessurepreventieprogramma, dat informatie bevatte over verschillende risicofactoren voor hardloopblessures. Deze risicofactoren waren onderverdeeld in vier categorieën, namelijk persoonlijke factoren (bijvoorbeeld leeftijd en eerdere blessures), training (onder andere hardloopfrequentie en rekken), biomechanica (bijvoorbeeld loopcadans en voetlanding) en materiaal (onder meer hardloopschoenen en inlegzolen). De deelnemers kregen uitleg over elke risicofactor en praktische tips om het risico op blessures door de betreffende risicofactor te verkleinen. Het was de bedoeling dat de deelnemers de voor hen relevante informatie uit het programma zouden halen.
Veel hardlopers zijn geneigd om na een blessure te snel en direct weer op hun oude niveau te gaan trainen
Dit multifactoriële online blessurepreventieprogramma bleek echter ook niet de juiste aanpak te zijn. Na drie maanden had in de interventiegroep 37,5% (95%-BI 34,8 tot 40,4) een blessure opgelopen en in de controlegroep 36,7% (95%-BI 34,0 tot 39,6). Er was dus geen verschil in het aantal blessures van hardlopers in de interventie- en controlegroep.21 Mogelijk was de informatie op de website te vrijblijvend van aard en hebben hardlopers hierin meer sturing nodig, zodat ze alleen informatie te zien krijgen die voor hen relevant is. Verder viel op dat het preventieprogramma een averechts effect leek te hebben bij hardlopers die nog niet eerder een blessure hadden gehad. Bij de hardlopers in de interventiegroep zonder eerdere blessures was er een trend zichtbaar richting meer blessures, wat niet het geval was bij de lopers in de controlegroep. Daarom lijkt de zogenaamde secundaire preventie belangrijker te zijn dan de preventie van de eerste blessure en moet blessurepreventie zich mogelijk richten op hardlopers die al eerder een blessure hebben gehad.
In de praktijk
Ook al zijn er momenteel verschillende nationale en internationale onderzoeken naar hardloopblessures gedaan, dé manier om hardloopblessures te voorkomen is dus nog niet gevonden. Wel kan de huisarts of een andere zorgprofessional patiënten met een hardloopblessure een aantal adviezen geven. Allereerst is het goed om geblesseerde hardlopers bewust te maken van het feit dat het lang duurt voor blessures over zijn, gemiddeld acht tot tien weken.56 Dan weten hardlopers dat ze erop moeten rekenen dat ze meerdere weken niet kunnen hardlopen. Veel hardlopers zijn geneigd om na een blessure te snel en direct weer op hun oude niveau te gaan trainen, waardoor een eerdere blessure waarschijnlijk vaak tot een nieuwe blessure leidt.1920 Daarom is het belangrijk dat hardlopers pas weer gaan trainen als ze volledig hersteld zijn en dat ze hun training vervolgens rustig opbouwen.16 Om ze voor die opbouw enige handvatten te geven kan de zorgverlener bijvoorbeeld voorstellen om trainingsschema’s voor beginnende hardlopers te gebruiken, zodat ze beginnen met slechts enkele minuten hardlopen en zo rustig kunnen opbouwen. Een dergelijk beginnersschema is te vinden op Sportzorg.nl, dat gebruikmaakt van de pijn die hardlopers voelen tijdens de training en op grond daarvan adviseert om al dan niet verder op te bouwen. Dit schema is overigens ook geschikt voor mensen die willen beginnen met hardlopen, aangezien zij een verhoogde kans hebben op blessures.1 Tot slot is het belangrijk om hardlopers die eerder een blessure hebben gehad erop te wijzen dat de kans groot is dat ze opnieuw een blessure oplopen.1618 Deze hardlopers moeten extra goed naar hun lichaam luisteren, niet te veel trainen en rust nemen zodra ze pijntjes voelen.16
Literatuur
- 1.↲↲↲↲Stam C. . Amsterdam: VeiligheidNL, 2016. Hardloopblessures: blessurecijfers 2014
- 2.↲Van Middelkoop M, Kolkman J, Van Ochten J, Bierma-Zeinstra SMA, Koes B. . Scand J Med Sci Sports 2008;18:140-4. Prevalence and incidence of lower extremity injuries in male marathon runners
- 3.↲Kluitenberg B, Van Middelkoop M, Diercks R, Van der Worp H. . Sports Med 2015;45:1143-61. What are the differences in injury proportions between different populations of runners? A systematic review and meta-analysis
- 4.↲Lopes AD, Hespanhol Junior LC, Yeung SS, Costa LO. . Sports Med 2012;42:891-905. What are the main running-related musculoskeletal injuries? A systematic review
- 5.↲↲Fokkema T, Burggraaff R, Hartgens F, Kluitenberg B, Verhagen E, Backx FJG, et al. . J Sci Med Sport 2019;22:259-63. Prognosis and prognostic factors of running-related injuries in novice runners: a prospective cohort study
- 6.↲↲Nielsen RO, Rønnow L, Rasmussen S, Lind M. . PLoS One 2014;9:e99877. A prospective study on time to recovery in 254 injured novice runners
- 7.↲Van Middelkoop M, Kolkman J, Van Ochten J, Bierma-Zeinstra SM, Koes BW. . Clin J Sport Med 2007;17:25-30. Course and predicting factors of lower-extremity injuries after running a marathon
- 8.↲Van Mechelen W, Hlobil H, Kemper HC. . Sports Med 1992;14:82-99. Incidence, severity, aetiology and prevention of sports injuries. A review of concepts
- 9.↲Buist I, Bredeweg SW, Bessem B, Van Mechelen W, Lemmink KA, Diercks RL. . Br J Sports Med 2010;44:598-604. Incidence and risk factors of running-related injuries during preparation for a 4-mile recreational running event
- 10.↲Malisoux L, Nielsen RO, Urhausen A, Theisen D. . J Sci Med Sport 2015;18:523-8. A step towards understanding the mechanisms of running-related injuries
- 11.↲Taunton JE, Ryan MB, Clement DB, McKenzie DC, Lloyd-Smith DR, Zumbo BD. . Br J Sports Med 2003;37:239-44. A prospective study of running injuries: the Vancouver Sun Run ‘In Training’ clinics
- 12.↲Schubert AG, Kempf J, Heiderscheit BC. . Sports Health 2014;6:210-7. Influence of stride frequency and length on running mechanics: a systematic review
- 13.↲Knapik JJ, Trone DW, Tchandja J, Jones BH. . J Orthop Sports Phys Ther 2014;44:805-12. Injury-reduction effectiveness of prescribing running shoes on the basis of foot arch height: summary of military investigations
- 14.↲Napier C, Willy RW. . Br J Sports Med 2018;52:1552-3. Logical fallacies in the running shoe debate: let the evidence guide prescription
- 15.↲Ryan MB, Valiant GA, McDonald K, Taunton JE. . Br J Sports Med 2011;45:715-21. The effect of three different levels of footwear stability on pain outcomes in women runners: a randomised control trial
- 16.↲↲↲↲↲↲Van Gent RN, Siem D, Van Middelkoop M, Van Os AG, Bierma-Zeinstra SM, Koes BW. . Br J Sports Med 2007;41:469-80. Incidence and determinants of lower extremity running injuries in long distance runners: a systematic review
- 17.↲Van der Worp MP, Ten Haaf DS, Van Cingel R, De Wijer A, Nijhuis-van der Sanden MW, Staal JB. . PLoS One 2015;10:e0114937. Injuries in runners; a systematic review on risk factors and sex differences
- 18.↲↲Saragiotto BT, Yamato TP, Hespanhol Junior LC, Rainbow MJ, Davis IS, Lopes AD. Sports Med 2014;44:1153-63. What are the main risk factors for running-related injuries?
- 19.↲↲Rasmussen CH, Nielsen RO, Juul MS, Rasmussen S. . Int J Sports Phys Ther 2013;8:111-20. Weekly running volume and risk of running-related injuries among marathon runners
- 20.↲↲Hespanhol LC, Costa LOP, Lopes AD. . J Physiother 2013;59:263-9. Previous injuries and some training characteristics predict running-related injuries in recreational runners: a prospective cohort study
- 21.↲↲↲Fokkema T, De Vos RJ, Van Ochten JM, Verhaar JAN, Davis IS, Bindels PJ, et al. Online multifactorial prevention programme has no effect on the number of running-related injuries: a randomised controlled trial. Br J Sports Med 2019 Apr 6. pii: bjsports-2018-00744. [Epub ahead of print].
- 22.↲Buist I, Bredeweg SW, Van Mechelen W, Lemmink KAPM, Pepping GJ, Diercks RL. . Am J Sport Med 2008;36:35-41. No effect of a graded training program on the number of running-related injuries in novice runners
- 23.↲Van Mechelen W, Hlobil H, Kemper HCG, Voorn WJ, Dejongh HR. . Am J Sport Med 1993;21:711-9. Prevention of running injuries by warm-up, cool-down, and stretching exercises
- 24.↲Malisoux L, Chambon N, Delattre N, Gueguen N, Urhausen A, Theisen D. . Brit J Sport Med 2016;50:481-7. Injury risk in runners using standard or motion control shoes: a randomised controlled trial with participant and assessor blinding
- 25.↲Malisoux L, Chambon N, Urhausen A, Theisen D. . Am J Sports Med 2016;44:2933-40. Influence of the heel-to-toe drop of standard cushioned running shoes on injury risk in leisure-time runners: a randomized controlled trial with 6-month follow-up
- 26.↲Theisen D, Malisoux L, Genin J, Delattre N, Seil R, Urhausen A. . Brit J Sport Med 2014;48:371-6. Influence of midsole hardness of standard cushioned shoes on running-related injury risk
Reacties (3)
Reactie geplaatst namens Steef Bredeweg, sportarts Groningen
Het artikel van Fokkema et al. beschrijft adequaat de wetenschappelijk stand van zaken als het gaat over hardlopen, blessures, risicofactoren en interventies die gedaan zijn om blessures te voorkomen. De belangrijkste uitkomsten van dit artikel worden waarheidsgetrouw weergegeven in het kader De kern. In de alinea In de praktijk constateert collega Laven mijn inziens terecht dat de praktische adviezen genuanceerd dienen te worden.
Hardloopblessures zijn zeer heterogeen en divers, en daarbij past zeker niet het ‘one size fits all’ principe. Als een hardloper een blessure heeft dient een goede diagnose gesteld te worden die bij de hardloper past. Ook dient het behandelplan afgestemd te worden op de blessure en de hardloper. Hierbij horen een goede uitleg over de blessure, het natuurlijk beloop van de blessure en het verwachtingsmanagement, want vaak staat het volgende hardloopevenement al in de agenda.
Wat vaak ontbreekt bij het stellen van de diagnose en het maken van een behandelplan is de specifieke kennis over blessures, het beloop en welke interventies gedaan kunnen worden bij deze hardloopblessures. Vaak wordt teruggegrepen op zinloze adviezen en behandelingen zoals rust nemen, warming up, cooling down, rekken en strekken, andere ondergrond, hakverhoging, ander schoeisel en steunzolen en ga zo maar door.
Wetenschappelijk onderzoek bij specifieke blessures zoals het mediaal tibiaal stress syndroom, achillespees en patellapees tendinopathie, heeft laten zien dat er zeker hardgelopen mag worden mits er tijdens, na de tijd en de volgende ochtend minimale pijn of stijfheid is onder VAS 3-4. De hardloper kan hier prima zelf mee aan de slag om zo optimaal de blessure te laten herstellen. Bij geen reactie of een reactie onder VAS 3-4 kan voorzichtig opgebouwd worden. Is er teveel reactie dan dient het hardlopen gereduceerd te worden of vervangen door minder belastende sporten.
Hardlopen blijft een prachtige sport, is gezond voor psyche, lijf en leden. Een advies op maat, wat een huisarts met kennis van zaken prima kan doen, is dus zeker gewenst en iedereen weet: rust roest!
Steef Bredeweg
Sportarts Groningen
- Login om te reageren
Stilstand is achteruitgang, hollen of stilstaan?
In het artikel H & W, 2019 nr. 7 over de preventie van hardloopblessures (Fokkema en Middelkoop), wordt beweerd dat hardlopers pas weer mogen trainen als ze volledig hersteld zijn. Deze bewering wordt onderbouwd met een review uit 2007, met veel literatuur uit de jaren tachtig en negentig.
Een hardloopblessure duurt gemiddeld 8 tot 10 weken en het advies is om dan in het geheel niet hard te lopen. Ik vraag mij af of dit advies niet genuanceerd kan worden en er meer een advies op maat moet worden gegeven. Hardloopblessures zijn immers divers, zowel qua oorzaak, pathofysiologie als ook in ernst. Daarnaast is elke hardloper op een ander niveau met zijn sport bezig. Het is natuurlijk duidelijk dat bij bepaalde blessures rust of tijdelijk alternatieve sporten de voorkeur hebben.
Uit mijn eigen ervaring weet ik dat het zeer goed mogelijk is om “door een blessure heen te lopen”, mits je de duur, frequentie en intensiteit met gezond verstand terugneemt. Dit is ook een advies dat ik van sportartsen en fysiotherapeuten uit de regio vaker hoor.
De waarheid is dus mogelijk iets genuanceerder dan helemaal niet hardlopen en ik pleit dan ook voor een advies op maat, iets waar wij huisartsen juist erg goed in zijn.
Ralph Laven, huisarts in Beek (L)
- Login om te reageren
Reactie van Marienke van Middelkoop
Op basis van eerder onderzoek, waaronder inderdaad ook de review uit 2007, maar ook meer recent onderzoek zoals onze eigen studie uit 2019, concluderen wij dat een eerdere blessure de grootste risicofactor is voor het krijgen van een nieuwe blessure. Zoals wij stellen is een mogelijke verklaring hiervoor dat geblesseerde lopers alweer met hardlopen beginnen voordat ze volledig hersteld zijn. Dit is een mogelijke verklaring. Onderzoek doen bij hardlopen is echter zeer ingewikkeld: er is een zeer grote diversiteit aan blessures, maar ook aan type lopers. Wij zijn het echter helemaal eens met Dhr. Laven dat een advies op maat bij geblesseerde hardlopers natuurlijk noodzakelijk is.
- Login om te reageren