De verzamelstoornis wordt omschreven als een ‘persisterende moeilijkheid om dingen weg te gooien ondanks de waarde van het object, voortvloeiend uit de drang om alles te bewaren’. In de DSM-5 staan 6 criteria waaraan de verzamelstoornis moet voldoen. Het verschil met gewone verzamelaars is het onvermogen om selectief objecten uit te kiezen en het verwaarlozen van de leefomgeving.
Uit neurobiologisch onderzoek blijkt dat de prefrontale cortex – het onderdeel dat onder andere faciliteert bij het maken van keuzes – bij deze verzamelaars op een unieke manier is toegenomen. Dit beeld komt deels overeen met de bekendere obsessive-compulsive disorder (OCD), een ziektebeeld dat ondanks enkele overeenkomsten als een aparte entiteit wordt gezien. Bij driekwart van de verzamelaars komt een comorbide stemmings- of angststoornis voor.
Er is weinig wetenschappelijk onderzoek beschikbaar naar de behandelopties van een verzamelstoornis. De meeste onderzoeken zijn uitgevoerd in OCD-populaties, waarbij het effect van de behandeling op verzamelen apart werd gemeten. Daarin laat een SSRI vaak de meeste verbetering zien. Ook CGT wordt veelvuldig als behandeling aangeboden. Daarvan zijn aangepaste vormen beschikbaar waarin men zich richt op informatieverwerking, cognities over bezit en vermijdingsgedrag (tot weggooien).
Patiënten zullen zelf niet snel met dit probleem naar de huisartsenpraktijk komen, en vooralsnog bestaan er hierover geen adviezen van het NHG. Mocht u tijdens een huisbezoek onverhoopt tegen een dergelijke situatie aanlopen, dan is het de moeite om behandelopties te bespreken.
Lees meer over het onderzoek Pharmacotherapy for hoarding disorder. How did the picture change since its excision from OCD?
Literatuur
- Piacentino D, et al. Pharmacotherapy for hoarding disorder. How did the picture change since its excision from OCD? Curr Neuropharmacol 2019;17:808-15.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.