Tot grote ergernis van mijn huisgenoten ben ik een zap-fan. Dat betekent dat ik zowel de intriges van de detective, het scoreverloop van Ajax-Feyenoord als de highlights van een paar informatieve programma’s tegelijk probeer te volgen. Nadeel is natuurlijk wel dat in de detective regelmatig figuren opduiken van wie ik niet weet of achterdocht jegens hen geboden is. Evenmin kan ik meepraten over het luchtje van buitenspel dat kennelijk hing aan het doelpunt van Feyenoord. En het betekent ook dat ik van de informatieve programma’s slechts hapsnap iets meekrijg. Meestal is dat overigens genoeg omdat het toch allemaal meer-van-hetzelfde is.
Zo zag ik onlangs twee trotse auteurs hun jongste boek aanprijzen over medische missers. Ik viel er midden in, maar juist op tijd om de gespreksleider te horen vragen: ‘En wat zijn dat zoal voor fouten?’ Nonchalant zei een van de auteurs: ‘Meer dan de helft zijn fouten van huisartsen die te laat hebben doorverwezen.’ De aanwezigen aan tafel en het omringende publiek knikten instemmend. Misschien is het wel een heel goed boek, waarin werkelijk aangetoonde medische fouten ten nutte van verbeteringen worden beschreven. Misschien is mijn argwaan onterecht. Maar toch zat het gemak waarmee die ene helft van de fouten werd samengevat en ontvangen me niet lekker. Door medisch handelen dat aan mij verricht moet worden, verkeer ik de laatste tijd nogal eens onder patiënten in wachtkamers van ziekenhuizen. En altijd valt mij weer op hoe eenzijdig er over ‘de fouten’ wordt gesproken. De specialisten hebben alles uit de kast gehaald om er nog iets van te maken, maar ja, als de huisarts je zo laat doorverwijst, begin je al met een enorme achterstand! Ik heb tijdens verjaardagen mijn lesje al honderd keer geleerd en weet intussen dat ik mij erg impopulair maak door serieus op allerlei medische borrelpraat in te gaan. Vraag me niet waarom ik het nog altijd niet kan laten, want voordelen heeft het niet, of het moest zijn dat ik steeds minder voor verjaardagen gevraagd word… Ook in de wachtkamer staat de prediker in mij weer op en kan ik het niet nalaten hardop vraagtekens te zetten bij allerlei gememoreerd en door de toehoorders met gesis begeleid wangedrag van huisartsen. Hoe komt het toch dat het ‘de huisartsenwereld’ in al die jaren niet is gelukt om veel systematischer de typische huisartsenaanpak aan de man te brengen? ‘Ja, mevrouw, u heeft gelijk. Als de huisarts die patiënt met hoofdpijn eerder had ingestuurd, was het allemaal anders gelopen. Maar als de huisarts dat bij dergelijke symptomen altijd zou doen, dan verliep er nog wel meer héél anders! Als wij met z’n allen zouden besluiten dat er altijd zekerheid moet zijn, dan moet er bij alle gewone symptomen het hele onderzoeksarsenaal tegenaan gegooid worden. Dan mogen ze de policapaciteiten wel met 100 procent verhogen. Maar bovenal, eerst worden dan heel veel mensen met gewone hoofdpijn onnodig in het ziekenhuis onderzocht én soms behandeld! Vervolgens ziet de neuroloog zóveel hoofdpijnpatiënten die niets mankeren, dat hij zich vanzelf als een huisarts gaat gedragen: met die symptomen lijkt het mij niet nodig u nader te onderzoeken… En dús ‘mist’ vervolgens de neuroloog van tijd tot tijd een diagnose. Dat zijn geen fouten, that’s all in the game, zoals wij dat onderling hebben afgesproken.’ U moest me eens hóren…!
Maar ik denk dat ik zelf het antwoord wel weet op mijn eerdere vraag waarom het huisartsen niet lukt om hun beleid systematischer te verdedigen. Het gaat natuurlijk om de irrelevantie van de statistische wetenschap dat aan 800 patiënten met een bepaalde aandoening iets onnodigs wordt gedaan om ervoor te zorgen dat nummer 801 niet dood gaat. Want het vervelende is: als je een stukje zit te schrijven zie je de grote getallen, maar zodra je in de wachtkamer zit heb je met die 800 anderen niets meer te maken en ben jij die ene patiënt die zékerheid wil.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.