Met een fraaie anekdote begon Riekie de Vet, hoogleraar Klinimetrie aan de VU, haar oratie op 28 juni. Haar zusje riep lang geleden na het verbranden van haar mond tegen haar vader dat hij ‘geen gevoel van een ander had’. Pijn en gevoel, dat is bij iedereen anders. Meten van moeilijk meetbare zaken, dat is de kern van de klinimetrie. Hoe stel je de diagnose depressie? Hoe meet je verbetering van pijn bij nekklachten? Hoe betrouwbaar kunnen bewegingsbeperkingen van de schouder worden vastgelegd? Als we niet goed meten, kunnen we geen uitspraken doen over de waarde van behandelingen. Klinimetrie is volgens De Vet dan ook een kerndiscipline in het onderzoek. Bij onderzoek zou er veel meer aandacht moeten zijn voor het kiezen van meetinstrumenten en het minimaliseren van meetfouten. Onderzoekers gebruiken meetinstrumenten – vaak vragenlijsten -om groepen van elkaar te onderscheiden (depressief versus niet-depressief) maar ook om het beloop van een aandoening of het effect van een behandeling vast te leggen. Die doelen stellen verschillende eisen aan vragenlijsten en dat wordt volgens De Vet wel eens vergeten. Clinici hebben de neiging om meetfouten niet zo erg te vinden en als ze dat al doen, verwijten ze vooral onderzoekers de verkeerde meetinstrumenten te hebben gebruikt. De Vet laat zien dat er in wetenschappelijk onderzoek veel manieren zijn om de meetfouten te minimaliseren. In de dagelijkse werkelijkheid is dat echter veel moeilijker, er is immers maar één patiënt en vaak maar één waarneming. De dokter beslist op die ene waarneming of er een ziekte is. Klinimetrie en het beperken van meetfouten is dus niet alleen belangrijk voor onderzoekers, maar ook voor gewone dokters. (JZ)
Literatuur
- 0.De Vet HCW. Klinimetrie: de maat van de geneeskunde. Amsterdam: VU, 2002.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.