In H&W van maart verscheen mijn artikel over de behandeling van overspanning, 1 en een commentaar van Terluin. 2 Dit commentaar geeft mij aanleiding tot de volgende repliek. Terluin heeft kritiek op mijn aanpak in de eerste behandelfase. Hierin pleit ik voor een belangrijke rol van rust en routinematige activiteiten en voor terughoudendheid bij de behandeling van de primaire stressproblemen. Terluin relativeert het belang van rust door dit te contrasteren met het ‘juist aan de slag gaan’. Rust invalideert; snelle herintegratie is essentieel en stressproblemen moeten van meet af aan worden aangepakt, is samengevat zijn visie. Ik heb me afgevraagd hoe het mogelijk is dat wij, ondanks onze ervaring met overspannen patiënten toch tamelijk van mening verschillen over de aanpak in eerste instantie. Een eerste verklaring is wellicht dat Terluin lichtere gevallen ziet dan ik. Terluin werkt als huisarts in de eerste lijn, terwijl ik van bedrijfsartsen cliënten doorverwezen krijg met chronische stressproblemen, die in het werk zijn vastgelopen en merendeels met ziekteverlof zijn. Door dit mogelijke verschil concludeer ik eerder dat probleemoplossende interventies aanvankelijk weinig nut hebben en de conditie van de cliënt eerst moet worden verbeterd. Sterker nog: binnen mijn groep zullen de adviezen van Terluin met betrekking tot snel werkherstel (binnen maximaal drie weken, zoals Donner aanbeveelt) doorgaans tot mislukking, dus tot verdere invalidering leiden. De tweede verklaring is een verschil in opvatting over overspanning. Terluin hanteert een ruimere definitie. Hij noemt in zijn commentaar als kenmerken: spanningsklachten, een breekpunt en een psychologische verklaring van dit breekpunt. Ik vind een breekpunt niet wezenlijk. Terluins breekpunt is maatschappelijk gedefinieerd: men voldoet niet meer aan maatschappelijke verplichtingen. Ik zie echter – op basis van klachten – ook overspannen cliënten, die koste wat het kost hun maatschappelijke rol nog trachten te handhaven. Resteert als overspannings-kenmerk bij Terluin vooral het scala van stressklachten. Zoals eerder uiteengezet vind ik dit te breed, te vaag en daardoor niet hanteerbaar als enig criterium. 3 Door te beperken, selecteer ik de ‘informatie-verwerkings-gestoorden’ en kom dan bijna vanzelfsprekend terecht bij mijn eerste fase behandeladviezen. Een derde mogelijkheid is dat Terluin een feitelijk niet-bestaande tegenstelling creëert. Hij zegt dat de overspannen patiënt niets liever wil dan met rust gelaten worden en dat hierin juist het grootste gevaar schuilt. Hij suggereert hiermee dat mijn adviezen teveel passiviteit uitstralen. Terluin verwart hier echter ‘met rust laten’ met ‘een rustadvies’. Met rust laten betekent de stressor elimineren en zich er verder niet mee bemoeien. Funest; daarover verschillen Terluin en ik niet van mening. Rust adviseren in mijn verhaal is echter heel wat anders. Zo'n advies moet passen in een breder behandelplan, waarin rust en activiteit elkaar afwisselen en dat gericht is op herintegratie. Tussen de regels door lees ik bij Terluin toch ook dat oplossingsgericht werken kan worden belemmerd door cognitieve problemen, maar dat dit de probleeminventarisatie niet hoeft te verhinderen. Dat laatste is juist, doch in mijn optiek is de doelstelling van deze inventarisatie niet dat de patiënt alles op een rijtje krijgt, maar de hulpverlener. Het is zijn taak om uit een meestal warrig verhaal een helder beeld te destilleren. Mijn patiënt hoeft daar dan nog even niets mee.
Literatuur
- 1.↲Schmidt A. Uitgangspunten bij de behandeling van overspanning. Huisarts Wet 2002;45:119-23.
- 2.↲Terluin B. Overspanning: rusten of juist aan de slag? Huisarts Wet 2002;45:112-3.
- 3.↲Schmidt A. Overspannen, burnout, depressief of chronisch vermoeid: een diagnostische grabbelton? Huisarts Wet 2001;44:283-7.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.