In tegenstelling tot hart- en vaatziekten zijn sekseverschillen op het terrein van longaandoeningen tot nu toe spaarzaam belicht. Dit proefschrift brengt daar verandering in. De promovenda richt zich bij COPD vooral op sekseverschillen in het ziektebeloop, en bij astma op verschillen in behandeling. Ze maakt daarbij gebruik van bestaande grote Europese gegevensbestanden. Er bleek bij mannen met COPD een veel sterker verband te bestaan tussen symptomen en longfunctie dan bij vrouwen. Symptomen bij mannen zijn dus een betere indicator voor de ziektestatus dan bij vrouwen. Ook was er bij mannen een directe relatie tussen veranderingen in rookgedrag en klachten. Wanneer mannen meer sigaretten gingen roken, namen hun luchtwegklachten toe, bij minder roken namen ze af, maar bij vrouwen was dat niet zo. Daarnaast bleken vrouwen vatbaarder voor tabaksrook: daarom gaat de longfunctie bij rokende vrouwen met COPD sneller achteruit dan bij mannen. Een opmerkelijke bevinding is dat vrouwen duidelijk minder vaak het symptoom ‘sputum’ rapporteerden; een symptoom dat onderzoekers vaak als een uitkomstmaat voor het effect van behandeling hanteren. De vraag is of vrouwen werkelijk minder sputum produceren, er minder last van hebben, er niet over accuraat rapporteren of dat zij gewend zijn sputum snel door te slikken. Tot slot werd bij vrouwen minder vaak de longfunctie onderzocht. Dit is onwenselijk omdat er juist bij vrouwen geen verband is tussen symptoomrapportage en longfunctie. Vrouwen met astma bleken vaker periodiek met orale corticosteroïden behandeld te worden dan mannen; ernstig astma kwam overigens bij vrouwen vier keer zo vaak voor. Ik noem enkele conclusies van dit proefschrift. In toekomstige klinische epidemiologische onderzoeken moet men stratificeren naar geslacht, zodat – gezien het sekseverschil in symptoomrapportage – belangrijke seksespecifieke bevindingen niet worden gemaskeerd. Spirometrie is essentieel om de ernst van de aandoening te beoordelen; beoordeling op basis van symptomen bij vrouwelijke patiënten is immers onbetrouwbaar. Bij rokende vrouwen neemt de longfunctie sterker af dan bij mannen. Omdat jongere meisjes steeds meer gaan roken, moet er specifiek gezocht worden naar een stop-met-roken-aanpak die meer bij die specifieke groep aansluit. En tot slot moet men nader onderzoek doen naar de reden waarom symptoomrapportage bij astma en COPD verschilt tussen mannen en vrouwen, en of de hogere prevalentie van ernstig astma bij vrouwen te maken heeft met onderbehandeling of met een ander astmafenotype. In haar slotparagraaf stelt de promovenda dat verschillen in obstructieve longaandoeningen bij mannen en vrouwen voorkomen op fysiologisch en biologisch niveau en met betrekking tot de manier waarop patiënten worden behandeld. Ook sociaal-culturele factoren kunnen van invloed zijn op de gezondheid van patiënten en indirect op morbiditeit en mortaliteit. Dit is precies waar het bij alle ziekten over gaat als we spreken over de invloed van sekse en gender op ziekte en gezondheid. Toine Lagro-Janssen
Reacties
Er zijn nog geen reacties.