De kern
-
Bij iedere patiënt met een recent ontstaan oedeem moet de urine worden onderzocht op eiwit om een nefrotisch syndroom uit te sluiten.
-
Nefrotisch syndroom kan worden veroorzaakt door een groot aantal primaire en secundaire nierziekten.
-
Alle patiënten met een nefrotisch syndroom moeten worden doorverwezen naar een nefroloog.
Casus | Een jongeman met onbegrepen labafwijkingen
Een man van 29 jaar, met adipositas, heeft sinds een maand progressieve vermoeidheid na inspanning en dikke, gevoelige enkels. De verdere anamnese bevat geen bijzonderheden. Bij lichamelijk onderzoek ziet de huisarts matig symmetrisch oedeem van de beide onderbenen, gewicht 107 kg, RR 150/90 mmHg, pols 100/min. Hart en longen: geen afwijkingen. Bloedonderzoek: laag totaal eiwit (52 g/L bij referentiewaarde 60-80) en laag albumine (31 g/L bij rererentiewaarde 35-50), verder geen bijzonderheden (normaal creatinine, glucose en leverenzymen). Urineonderzoek niet verricht.
Ondanks diuretische medicatie worden de klachten in de 2 volgende maanden erger, het gewicht stijgt tot 115 kg en de buikomvang neemt toe. Na 3 maanden verwijst de huisarts de patiënt naar de internist, onder andere vanwege de onverklaarde verdere daling van het totaal eiwit (44 g/L) en albumine (21 g/L).
Twee weken na de verwijzing belt de patiënt naar de praktijk. Hij is angstig, zeer onrustig en ademt snel hijgend. Het advies is meteen 112 te bellen. Bij aankomst van de ambulance is de patiënt nog aanspreekbaar, maar kort daarna krijgt hij een hartstilstand. Reanimatie lukt niet. De huisarts was op dat moment nog niet bekend met de door de internist gestelde diagnose, ‘nefrotisch syndroom’. Er is geen sectie verricht. Waarschijnlijk was hier sprake van een fataal verlopen longembolie.
Deze casus is ontleend aan een tuchtrechtelijke uitspraak uit 2015.1 Het nefrotisch syndroom is een ernstige aandoening die zo snel mogelijk moet worden behandeld om (verdere) schade te voorkomen. De kenmerken zijn ernstige proteïnurie, hypoalbuminemie en perifeer oedeem. Meestal is er tegelijkertijd ook hyperlipidemie als gevolg van een verstoring van het vetmetabolisme [kader]. De aandoening is zeldzaam en zowel de eerste presentatie als het beleid zijn bij volwassen patiënten anders dan bij kinderen.23
Kader | Criteria voor nefrotisch syndroom
De volgende 3 criteria zijn vereist voor de diagnose bij volwassenen:
-
proteïnurie > 3,5 g/24 uur
-
serumalbumine < 30 g/L
-
perifeer oedeem
Bijkomend criterium is ernstige hyperlipidemie (totaal cholesterol > 10 mmol/L).
Het nefrotisch syndroom presenteert zich bij volwassenen vaak niet alleen met perifeer oedeem, maar ook met vermoeidheid, kortademigheid of een van de vele complicaties. De diagnose wordt daarom vaak gemist of te laat gesteld (doctor’s delay), met als mogelijk gevolg blijvende schade aan de nieren of ernstige complicaties. De huisarts kan de diagnose op het spoor komen met een urinedipstick: bij een maximale kleuring op eiwit moet de huisarts denken aan een nefrotisch syndroom.
Pathofysiologie
Bij een gezonde nier laat de filtratiespleet tussen de podocyten alleen elektrolyten en kleine moleculen door. Bij het nefrotisch syndroom beschadigt een primair ziekteproces de podocyten [figuur 1], waardoor de filtratiebarrière in de glomeruli doorlaatbaar wordt voor grote moleculen, zoals albumine en andere plasma-eiwitten.4 De lever kan dit eiwitverlies niet compenseren en de plasmaconcentratie van albumine daalt. Door primaire natriumretentie in de niertubuli als rechtstreeks gevolg van de nierziekte, en secundaire natriumretentie als gevolg van de door hypoalbuminemie gedaalde osmotische plasmadruk, ontstaat interstitieel oedeem.35
Figuur 1 | Filtratiebarrière in het nefron
-
endotheelcel
-
basaalmembraan
-
filtratiespleet tussen de podocyten
-
filtratievenster tussen de endotheelcellen
-
passage van de gefilterde moleculen
De tromboseneiging bij het nefrotisch syndroom is nog niet helemaal opgehelderd. Ze lijkt te ontstaan door een combinatie van factoren, waaronder verlies van stollingsregulerende eiwitten zoals fibrinogeen en protrombine, en een verschuiving in het hemostatische evenwicht naar een protrombotisch milieu.35
Incidentie, etiologie en pathologie
De incidentie van het nefrotisch syndroom bij volwassenen is 3 per 100.000 per jaar.23 Dit betekent dat de diagnose jaarlijks bij 500 volwassen Nederlanders wordt gesteld. De etiologie is complex en divers:
-
bij 70-85% is de oorzaak onbekend (‘idiopathische nefropathie’)
-
bij 15-30% is het syndroom secundair; de lijst van onderliggende ziekten is lang en omvat onder andere metabole ziekten (diabetes), carcinomen, infecties en allergieën [tabel 1].3− 6
Er zijn enkele zeldzame primaire nefropathieën, verworven of erfelijk, die tot een nefrotisch syndroom kunnen leiden. De cijfers over de relatieve verdeling van deze aandoeningen variëren sterk, de richtlijn voor Nederlandse nefrologen geeft een indruk.6 De meest voorkomende primaire nefropathie (20-55%) is focale segmentale glomerulosclerose (FSGS). Door een erfelijk bepaalde, niet-reversibele, progressieve beschadiging van de podocyten ontstaan sclerotische littekens in de glomeruli met chronische nierschade tot gevolg. De klinische manifestatie kan per etnische groep verschillen onder invloed van specifieke (combinaties van) genen. Een minder vaak voorkomende primaire nefropathie (20-35%) is membraneuze glomerulopathie (MGN), een auto-immuunreactie waardoor zich immuuncomplexen vormen die de podocyten beschadigen. De minst vaak voorkomende onderliggende nefropathie bij volwassenen (5-20%) is minimal-change glomerulopathie (MCG). Bij kinderen is MCG veel vaker de oorzaak van nefrotisch sydroom (80%), de initiële behandeling bestaat uit prednison.2
Diagnostiek
Klinisch beeld
Recent ontstaan oedeem, vooral in de onderste ledematen en periorbitaal, is vaak het eerste symptoom van een nefrotisch syndroom. Afhankelijk van de ernst van de ziekte kan het oedeem zich uitstrekken tot de proximale onderste ledematen, onderbuik of genitaliën. Ook ascites en pleurale effusie kunnen optreden. De vochtretentie veroorzaakt een sterke gewichtstoename.35 Het oedeem dat huisartsen zien is meestal statisch en cardiaal; in de differentiaaldiagnose staan dan hartfalen en ernstige glomerulonefritis. Tot het klinische beeld van het nefrotisch syndroom behoren ook progressieve klachten over vermoeidheid en kortademigheid na inspanning.
Soms heeft de patiënt ook klachten en symptomen van een onderliggende aandoening, die oorzaak is van nefropathie.
Hypoalbuminemie komt onder andere voor bij ernstige leverziekte, malabsorptie, gevorderde maligniteit en auto-immuunziekten. Periorbitaal oedeem komt ook voor bij allergische reacties.2 Dikke voeten kunnen het gevolg zijn van veneuze insufficiëntie of van myxoedeem bij hypothyreoïdie.7
Dipstick en laboratoriumonderzoek
Bij iedere patiënt met een recent ontstaan oedeem moet de urine met een dipstick worden onderzocht op eiwit [figuur 2]. Een uitslag met 3 plusjes (+++) wijst op aanzienlijk eiwitverlies (> 3 g per 24 uur). Bij een positieve dipstick volgt laboratoriumonderzoek naar de eiwit-creatinineratio in de urine en wordt ook de serumalbumineconcentratie bepaald. Een serumalbumine < 30 g/L (hypoalbuminemie) en een eiwit-creatinineratio > 300-350 mg/mmol geven met hoge zekerheid aan dat de pa-tiënt een nefrotisch syndroom heeft.3 Dit is een absolute indicatie voor snelle verwijzing naar de nefroloog voor uitgebreidere diagnostische tests om vast te stellen of er sprake is van een nefrotisch syndroom. Als dit inderdaad het geval is neemt de nefroloog de verdere diagnostiek en behandeling over. Alleen deze specialist kan mogelijk uitvinden welke nefropathie verantwoordelijk is voor de glomerulaire beschadiging en hoe groot de aangerichte schade is. Vaak zal hiervoor een nierbiopsie nodig zijn. Toch lukt het ondanks alle expertise en uitgebreid diagnostisch puzzelwerk vaak niet om de oorzaak op te sporen.
Figuur 2 | Dipsticktest
Nefritis of nefrose?
‘Nefritisch syndroom’ is de verzamelnaam voor een aantal vormen van glomerulonefritis waarbij niet alleen de basaalmembraan schade oploopt en doorlaatbaar wordt voor witte en rode bloedcellen, maar ook het endotheel beschadigd raakt. Bij het nefritisch syndroom kunnen, net als bij het nefrotisch syndroom, podocyten beschadigd raken zodat ook eiwitverlies optreedt.89
Meestal hebben beide syndromen een kenmerkende presentatie en is de juiste diagnose niet moeilijk te stellen [tabel 2]. Kenmerkende bevindingen bij het nefritisch syndroom zijn hematurie (colakleurige urine), hypertensie, gestoorde nierfunctie en een urinesediment met erytrocyten en celcilinders.910
Complicaties van het nefrotisch syndroom
Mogelijke complicaties zijn diepveneuze trombose, trombo-embolieën, infecties en hyperlipidemie.
De belangrijkste oorzaak van veneuze trombose in de nieren of benen is de disbalans van stollingsfactoren, onder andere door renaal verlies. Ook daling van het intravasculaire volume, het gebruik van diuretica en immobilisatie kunnen een rol spelen.
De kans op longembolieën, de meest gevreesde complicatie van het nefrotisch syndroom, neemt toe bij een sterk verlaagde albuminespiegel.1112 Een patiënt met een serumalbumine < 20 g/L (bij membraneuze glomerulopathie al < 25 g/L) zit in de gevarenzone en moet met spoed worden gezien door de nefroloog.
Het verhoogde infectierisico is vooral het gevolg van hypogammaglobulinemie en verminderde cellulaire immuniteit.3
Veranderingen in de biosynthese in de lever en een verminderde afbraak leiden tot hyperlipidemie. Vaak zijn het totaal cholesterol en het LDL-cholesterol sterk verhoogd, hetgeen bijdraagt aan atherosclerose.313
Behandeling
Alle patiënten met een nefrotisch syndroom moeten worden verwezen naar een nefroloog. De behandeling bestaat in essentie uit een zeer streng en consequent beperkte inname van zout (maximaal 5 g/dag) en soms een matige vochtbeperking, met regelmatige controle van de 24-uursurine om te zien of de patiënt zich hieraan houdt. De nefroloog bespreekt de resultaten van de controles en moedigt de patiënt aan de beperkingen vol te houden. Dit is hard nodig, want het volgen van een streng zoutbeperkt dieet is een enorme opgave voor de patiënt en diens omgeving.
Welke medicatie de patiënt krijgt, hangt af van wat er bekend is over de onderliggende nefropathie en over het beloop. Vaak zal het gaan om diuretica, ACE-remmers, corticosteroïden en andere immunosuppressiva, anticoagulantia en statines.
Hoewel de oedeemvorming het meest opvalt, worden de morbiditeit en de mortaliteit van het nefrotisch syndroom voornamelijk bepaald door ernstige complicaties. Het ziektebeloop kan per patiënt verschillen, afhankelijk van onderliggende aandoening en de respons op de behandeling. Bij 30-50% van de patiënten met FSGS treedt uiteindelijk nierfalen op, bij de andere nefropathiën is de prognose veel gunstiger.36
Beschouwing
Perifeer oedeem, het kenmerkende symptoom van een nefrotisch syndroom, komt ook bij andere ziekten voor. Het was niet zo vreemd dat de huisarts bij het recent ontstane oedeem in de beschreven casus niet meteen aan het nefrotisch syndroom dacht, want deze aandoening is zeldzaam. De diagnose ‘nefrotisch syndroom’ kan met een gerichte anamnese en een eenvoudig dipstickonderzoek ook in de huisartsenpraktijk gemakkelijk en snel worden gesteld. Maar je moet er wel aan denken.
Oorzaken van het nefrotisch syndroom35 | |||
---|---|---|---|
Metabole ziekte | amyloïdose | Infectie | epstein-barrvirus |
diabetes mellitus | hepatitis B en C | ||
Immunologisch | cryoglobulinemie | herpes zoster | |
erythema multiforme | hiv | ||
polyarteriitis nodosa | infectieuze endocarditis | ||
syndroom van Sjögren | syfilis | ||
lupus erythematodes | malaria | ||
Maligniteiten | bronchus, colon, mamma | worminfecties | |
leukemie, lymfoom | Allergie | antitoxines | |
melanoom | insectenbeten | ||
multipel myeloom | slangenbeten | ||
Medicatie, drugs | heroïne | giftige planten | |
interferon-alfa | Genetische syndromen | familiaire focale segmentale glomerulosclerose | |
lithium | syndroom van Alport | ||
NSAID | Overige | maligne hypertensie | |
pre-eclampsie | |||
sarcoïdose |
Nefritis | Nefrose | |
---|---|---|
Begin | acuut | sluipend |
Oedeem | aanwezig | sterk aanwezig |
Bloeddruk | verhoogd | normaal |
Proteïnurie | aanwezig | zeer sterk aanwezig |
Hematurie | sterk aanwezig | mogelijk gering aanwezig |
Erytrocyten en celcilinders | aanwezig | niet aanwezig |
Nierfunctie (eGFR) | meestal sterk verminderd | vaak normaal, soms matig verminderd |
Urineproductie | verminderd | normaal |
Literatuur
- 1.↲Broersen S, Drewes Y. Overleg over onbegrepen labafwijkingen. Med Contact 2015, 23 september.
- 2.↲↲↲↲Schijvens AM, Dorresteijn EM, Van Hest M, Van Meel AM, Van Wijk JAE, Van Dijk-van Casteren B, et al. Denk aan nefrotisch syndroom bij kind met atopie en dikke ogen. Huisarts Wet 2017;60:370-2.
- 3.↲↲↲↲↲↲↲↲↲↲↲Hull RP, Goldsmith DJA. Nephrotic syndrome in adults. BMJ 2008;336:1185-9.
- 4.↲Menzel S, Moeller MJ. Role of the podocyte in proteinuria. Pediatr Nephrol 2011;26:1775-80.
- 5.↲↲↲↲Kodner C. Diagnosis and management of nephrotic syndrom in adults. Am Fam Physician 2016;93:479-85.
- 6.↲↲↲Nederlandse Federatie voor Nefrologie. Behandeling en diagnostiek van minimal change disease en focale segmentale glomerulosclerose: de vertaling van de KDIGO richtlijn naar de praktijk. Utrecht: Nederlandse Federatie voor Nefrologie, 2013.
- 7.↲Hobma S. Dikke voeten. Huisarts Wet 2011;54:109.
- 8.↲Xiong W, Meng XF, Zhang C. Inflammasome activation in podocytes: a new mechanism of glomerular diseases. Inflamm Res 2020;69:731-43.
- 9.↲↲Khanna R. Clinical presentation & management of glomerular diseases: hematuria, nephritic & nephrotic syndrome. Mo Med 2011;108:33-6.
- 10.↲Kroeg JM, Van Helmond KA, Smeets JG. Colakleurige urine bij een gezonde jongeman. Huisarts Wet 2020;63:69-71.
- 11.↲Kerlin BA, Ayoob R, Smoyer WE. Epidemiology and patho-physiology of nephrotic syndrome–associated thromboembolic disease. Clin J Am Soc Nephrol 2012;7:513-20.
- 12.↲Lobbes H, Mainbourg S, Lega JC. Prevention of venous thromboembolism in nephrotic syndrome: the quest towards precision medicine. Nephrol Dial Transplant 2020:gfaa337.
- 13.↲Agrawal S, Zaritsky JJ, Fornoni A, Smoyer WE. Dyslipidaemia in nephrotic syndrome: mechanisms and treatment. Nat Rev Nephrol 2018;14:57-70.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.